dat ze gelijk had. Ze had haar hoedje opgehouden. De volgende dag ging ze naar haar werk met een fel rode, grillig gevormde pet, dit keer zonder gaas. Al gauw kwam ze 's avonds aankloppen. Ze had een spierwitte, potvormige hoed gekocht in een soort uitdragerij en vroeg onze mening. Ze mannekijnde voor ons in de kamer en deed erg opgewonden. Ik dacht lang na voor ik een oordeel gaf, want ik vreesde een ontploffing. Het hoedje was erg goedkoop geweest en dat was wel te zien. Die avond trok ze een rok aan, die eruit zag alsof hij van ruwgeworden sinaasappelschillen was gemaakt, hij had 7/6 gekost en werd de volgende dag weer verworpen voor iets grauws met witte balletjes, maar omdat de mode toen juist aan het veranderen was kwam ze een week later thuis met een vaalblauwe H-lijn, met een enorme strik vlak onder de kin. Ze vertelde dat ze om haar gelachen hadden, gegrinnikt achter haar rug, en ze begreep wel waarom ‘They can see me wriggle inside it,’ vertelde ze gillend van het lachen en ze kronkelde binnen de blauwe zak om het ons te laten zien. Haar haar zat toen in een knoet, maar ze wilde het veranderen en wij moesten een foto bestuderen uit een damesblad, waarop een meisje van zestien een soort tulband van haar op het hoofd droeg. Ze dacht dat het precies bij de vorm van haar hoofd paste en ze kronkelde nog eens in de jurk. Voor het naar bed gaan liep ik haar tegen het lijf op de gang, waar ze met zware militaire passen op en neer liep. Ze droeg een rood en witte babydoll ballon pyama. Ik verontschuldigde mij, maar ze plantte zich vlak voor me op sterke blote benen. ‘Warm, hè,’ zei ik en ze knikte.
Ze kreeg eens een uitgezakte crème jas cadeau, die tot even onder haar knieën hing. Hij was nog helemaal goed en ze hoopte lachend dat ze er vulgair mee uitzag. Het aankloppen begon een pest te worden, maar ze vergat het al vaak. Ze praatte ook steeds meer over economie, waarbij later nog muziek, literatuur, toneel, wiskunde, scheikunde en biologie kwam. Ze was onvoorstelbaar lelijk, hard en gespierd, met een lange droge nek en een onrustig gezicht en ze praatte met een harde stem waar niet aan te ontkomen viel. Ze kende een groot aantal mensen, vooral in de universitaire kringen. Ik had de indruk dat ze eenvoudig in volle vaart tegen een of andere professor opbotste, het slachtoffer meteen zijn naam en adres afperste en nog diezelfde avond bij hem op visite ging. Zoals Australiërs dat wel meer doen, begon ze haar zinnen, wanneer ze geestdriftig werd, met een soort donker gegrom, dat langzaam aanzwol totdat ze met wijdopen mond een zin uitstootte. Daar de jonge professor voor wie ze werkte hevig vloekte, waren de bloodies en jesus christs niet van de lucht als ze thuis was, en door al het gevloek en gekrijs brak langzaam de schrille waarheid van het ongelukkige huwlijksleven van haar baas. De professor was gekoppeld aan een vrouw die zijn intellectuele niveau niet had kunnen halen en dit gaf veel huiselijke strubbelingen. En hij steunde Pat bij haar werk, voorspelde haar dat ze met glans door haar examens zou komen en dan zouden de banen voor het plukken zijn.
Na enkele weken van voorbereiding kwam ze het ons op een avond vertellen. We zaten net bier te drinken. Ze deed erg opgewonden, nam een paar grote slokken, wachtte even, opende haar mond zo wijd mogelijk en liet een dreunende boer. ‘Pardon me,’ zei ze. De professor was tot over zijn oren op haar verliefd en zij moest alle zeilen bolzetten om hem van haar lijf te houden. Ze vroeg ons om raad. Je moet hem vooral niet aanmoedigen,’ zei ik. ‘Daar kunnen zulke mensen niet tegen.’ Ze dankte ons voor de tip en boerde nog eens, daarna verdween ze in zichzelf mompelend naar haar kamer, waar we haar later op de avond met gierende uithalen hoorden snikken. Ik vroeg me af of we er iets aan moesten doen, het was een rotgehoor, maar we lieten het maar zo. Ze vertelde ons een paar dagen later dat iemand had gezegd: ‘Everyone knows you're bom for Kenneth.’ ‘God Jesus Christ!’ schreeuwde ze en ze lachte uitbundig. ‘Wat was dat voor een vent die dat zei?’ vroeg ik. Het was een of andere professor in de economie geweest.
Behalve de professor maakten veel gewone mannen haar het hof, maar ze vocht er dapper tegen. Een uitgeslapen jurist had haar willen knijpen en een kennis van ons, die als vrouwenjager bekend stond en juist een diepgaande affaire achter de rug had met een meisje van het bezoekende New York City Ballet, en waarmee ze toevallig in een auto was komen te zitten, had zijn hand terstond op haar dij gelegd. ‘I'll say he's fast! And he started playing handies straight away!’ Daar ze aan de andere kant ook niet voor preuts wilde doorgaan, kondigde ze altijcl luidruchtig aan wanneer ze haar maanden had.
Haar verhouding tot de professor werd plotseling ruw verstoord. Ze ontdekte dat hij een vriendinnetje had waarmee hij regelmatig in de stad ging eten. Ze zei onmiddellijk haar baan op. Ze loeide door het huis, was uitbundig in de keuken, huilde aan de telefoon tijdens een langdurig gesprek met Kenneth, waarbij ze alle technieken van fluisteren, pauzes, zuchten aanwendde en ze alle accenten door elkaar sprak. Ze had de Grand Tour naar Europa gemaakt, enkele jaren geleden, en in Engeland ontdekt dat Australisch eigenlijk pleb is, waarna ze zich op Standard English had geconcentreerd, terwijl ze later tevens onder de chame van het Amerikaans