gebeuren aan hem af, waardoor hij ten hoogste een schrijvende handlanger is. Voorzover schrijven onaneren is, wast Mulisch zichzelf in onnozelheid en geeft zijn handen de schuld. Zijn ideeën vormen zich buiten zijn bewustzijn, zijn boeken dicteren zichzelf, en van een bandopname-apparaat heeft men geen zelfkritiek te verwachten. Het wegzakken van deze zelfkritiek is een van de meest frequente gebeurtenissen in Mulisch’ boeken. Toch heeft de schrijver plezier in het snorrend draaien van de machine, en vaak verhoogt hij de snelheid zo, dat het woord onverstaanbaar wordt. Voorbeelden te over.
‘Hij zei, ja, ja, ieder ogenblik verwacht ik dat u mij doodslaat, dat u oplost in de lucht, in een taxi verandert, in een fornuis, een gorilla, of dat de kamer plotseling een potvis wordt, of er langzaam in verandert, en ik in een doosje Lucky Strike, dat zijn sigaretten, of in het meer van Genéve, waarom niet? Of wat zou u zeggen, zei hij en zijn gezicht trok vol plooien, van een waroemsteU Of een zwidalpal Of misschien zelfs een javonenstrig?
- Of kletshoekje, of een woordentombola zonder nieten? Of een bedelmonnik met kramp in de gebedsmolendraaihand?
Laten we aannemen, dat de spreker dronken is, en lekker onkontroleerbaar aan het bazelen is geslagen, dan staat toch voor mij de onechtheid van de passage vast door die kleine kontroleerbaar overbodige, gratuite en ontnuchterende explicatie: ‘Lucky Strike, dat zijn sigaretten.’
De gesignaleerde onechtheid, het gebruik van opzettelijke wartaal, de enthousiaste gevoelsontladingen in een boek dat juist draait om de volslagen
onderdruktheid van alle gevoel bij de hoofdpersoon, de homeriserende poeha, leiden tot de conclusie dat de schrijver er geen prijs op heeft gesteld zich te verschuilen: met een grijns van infantiele vertoningsbehoefte kijkt hij om de hoek van elke bladzij naar de geërgerde lezer. Het is het beeld van de histrionische hysterie: egocentrie, infantiliteit en onechtheid zijn in ruime mate aanwezig. Zolang hij niet bereid is om zichzelf te wantrouwen en te controleren zal hij niets van formaat produceren.
Het taalgebruik van Mulisch is uiterst slordig, maar dat verbaast niet meer. Waar de taal zo vrij zijn gang mag gaan, loopt hij al gauw de spuigaten uit. Zijn vertalers worden hierdoor huns ondanks tot zijn verbeteraars.
‘Met een suizend oor keek hij naar het nieuwe, witte hotel in de vlakte,’ een zin waar we met een tranend oog van ophoren.
‘En in het donker, een benauwd, onvindbaar hok midden in het huis, gemaakt om in te verschuilen voor de moordenaars,’ en dat is een mededeling gemaakt om eraan te twijfelen voor de lezers, want over onvindbaarheden blijven we in het ongewisse.
‘Overal in de straat, waardoor zij nu reden, liepen kreupelen met papieren fruitmandjes; hadden zij geen handen meer, droeg een vrouw het voor hen langs de huizen,’ en je begrijpt niet waar ze nog konden rijden, nu de hele straat vol was met kreupelen, hun gebrek aan handen, een reusachtige vrouw en de papieren fruitmandjes.
,Met vooruitgestoken baard en jagershoedje liep hij de binnenplaats op,’ waar hij wel wat deining veroorzaakte met z'n neus achter zijn hoedje.
‘Met ogen, hel als blinkende ruiten van een volksstraat, waarop de zon schijnt, keek hij naar zijn handen, likte de sigaret dicht en gaf haar aan de vrouw.’ 'n Mooie gruesome in de trant van ‘Mama, kijk, zonder handen.’
‘Hij dronk zijn glas leeg en bleef, terwijl het koude bier door zijn borst gleed, met zijn hand eromheen zitten,’ Waarom? Om glas, bier of borst?
‘Voor geen andere reden had hij ze gegeven,’ dan voor een goed doel of om een andere reden.
‘Een bruid, die haar sluier aan stukken had gescheurd bij de aanblik van haar vrijer.’ Dit ceremonieel, hoe charmant ook, zullen weinigen van ons kennen; wat erger is, het gaat over de stad Dresden, en daarmee zijn stenen bruidsbed en bruid dezelfde geworden: Dresden is van Lotje getikt.
Een schrijver met zo weinig ruggegraat, met een zo lacuneuze zelfkritiek, kan haast niet anders dan imitatief werkzaam zijn, om het weinig beduidende begrip plagiaat te vermijden. Op de homeriserende wendingen is al gewezen. Mulisch heeft in ieder geval de goede smaak bij zijn superieuren aan