gen. Ik trok dan een nors gezicht, schoof bij hen vandaan of verwijderde mij om een plaatsje op een andere bank te zoeken.
Als ik 's avonds naar huis liep, terwijl het schemerig werd en de warmte van de dag nog in de straten hing, stonden mannen in de deuropening. Soms hadden zij een hand in een broekzak, een hand die heftig bewoog. Het overkwam mij ook, dat ik een man zijn broek bij mijn nadering zag openknopen, zodat een stuk ruwe naaktheid zichtbaar werd. Met jeukende voetzolen en bonzend hart liep ik voorbij, zonder op of om te kijken. Thuis durfde ik er niets van vertellen. Mijn moeder zou het niet goed vinden, dat ik zulke dingen zag. Maar wat kon zij ertegen doen? Ik kon niet thuis blijven. De straat was een deel van mijn bestemming en 's zomers was het thuis vaak niet uit te houden. Ik zat graag op de boulevard. Ik voelde er de zeewind uit de eerste hand. Ik zag de schepen, de badgasten, de mannen met witte petten met zwarte leren klep, de vrouwen met brede strooien hoeden met witte en roze linten. Jongetjes liepen in witte matrozenpakjes.
Door mijn dansen werd ik hoe langer hoe sterker. Dik ben ik nooit geworden, maar toen ik vijftien was sloten mijn benen tegen elkaar. Ik kon een fijne krachtige arm uitstrekken, een lang been met een hoge stevige kuit heffen. Ik had mooie borsten. Ik liep rechtop, met een zachte welving van mijn buik. Mijn bewegingen waren precies en gracieus. Mijn haren droeg ik lang en los over mijn schouders tot op mijn rug. Ik voelde ze tussen mijn schouderbladen kietelen. Ik wilde mijn lichaam aanraken op plaatsen waar ik met mijn vingers niet bij kon komen. Ik wilde met mijn tenen dingen doen die voor de vingers bestemd zijn. Ik had gevoel in mijn voetzolen en daarom liep ik vaak op blote voeten om het verschil tussen steen, hout, zand en water te beproeven. Ik was bedroefd wanneer ik bedacht dat grote stukken van mijn huid in onbewustheid en onwetendheid verkeerden, nooit deel zouden hebben aan de opwinding van mijn lippen en vingertoppen. Ik was een hartstochtelijke zwemster, omdat mijn hele huid aangeraakt wilde worden.
Op een avond werd ik gevolgd door een oude man, een krachtige grijze reus met een baard, die op het tegenoverliggende trottoir gelijke tred met mij hield. Ik liep zoals ik was. De man keek van terzijde naar mij, moest zijn lopen improviseren, omdat hij mij met zijn blik niet wilde loslaten, zoals je op een smal pad langs een afgrond of een rotsachtige helling hoog boven de zee loopt. Hij had zijn ene hand in zijn broekzak en bewoog haar regelmatig met een hartstochtelijke nauwkeurigheid, die in de maat moest blijven waarmee zijn voeten over de straatstenen gingen. Hij sprak aan één stuk. Eerst dacht ik dat hij het tegen mij had of tegen iemand die ik nog niet had gezien. Ik keek achterom, maar er was niemand anders in de lange straat. Wat hij zei behoorde tot een taal die ik niet mocht horen.
- Prachtige billen heb je, al ben je nog maar een kind. En fijne borsten heb je ook, al zijn ze klein. Ze hoeven niet groter te zijn. Waarom zouden ze groter zijn? Ze zijn groot genoeg. Ik heb mijn bekomst van de lange dikke borsten van oude vrouwen, die in bed naast hun lichaam hangen. Ze zijn voortdurend ergens waar zij niet moeten zijn. Je moet ze telkens zoeken en op hun plaats brengen. Dat is vervelend (Dit zei hij nors, op een ruzieachtige toon.) Borsten moeten voor zichzelf kunnen zorgen. Je moet er in bed niet naar hoeven te zoeken. Je moet ze op hun plaats vinden wanneer je ze nodig hebt. Naar jouw borsten zou ik niet hoeven te zoeken. Ik zou ze in het donker kunnen vinden en ik zou precies weten hoe ze zijn, al kon ik ze niet zien. Ik zou weten: hier zijn je tepeltjes, klein en hard als steeltjes. Hier zijn je borsten zelf, groot genoeg om mijn hand te vullen. En hier houden ze op waar je ribben beginnen en je hartje slaat. Je hebt geen rimpels, alleen een paar plooien waar die nodig zijn. 's Zomers zal er wel een beetje zweet in die plooien zijn. Dat is net goed. 's Winters zijn het de warmste plaatsen van je lichaam. Ik zou er mijn handen aan warmen wanneer ik van buiten zou komen. Ik zou je om je speeksel vragen. Je hebt een mooi jurkje aan. Het verbergt niets. Het is je niet te klein en niet te groot. Je hoeft maar een voet te verzetten om te laten zien dat je twee billen hebt, vast en rond, goed gescheiden en prachtig bij elkaar horend. Je mag blij zijn met zo'n lijfje. Je zult er nog veel plezier aan beleven, dat verzeker ik je. Je wekt de eetlust op. Je kunt mijn vrouw en mijn hele familie met al mijn neven en nichten en kleinkinderen cadeau krijgen als ik een nacht bij je mag liggen. Ik wil er een moord voor doen en God vervloeken als je dat verlangt. Ze mogen mij ophangen en vierendelen. Ze mogen mij in een ijzeren kist op de bodem van de zee laten zinken. Ik zal het drinken laten. Ik zal mij elke dag wassen met zeep die ik eerst moet stelen
bij Stephan de drogist met zijn lange neus en zijn zure vrouw. Ik zal een briefje achterlaten om hem te laten weten waar ik zijn zeep voor nodig heb. Je bent goed geschapen. Ik maak je vader mijn compliment. Hij had het een beetje eerder moeten doen, toen ik nog een jonge kerel was. Je moet op mijn schoot komen zitten, een klein meisje bij een grote ouwe man. Je kunt met mijn baard spelen. Dat is beter dan met een pop. Ik zal mijn hand tussen je billen steken. Ik zal mijn nagels knippen en met zeep borstelen om te voelen of het zacht is bij je waar het zacht moet zijn. Ik zal