[Vervolg Het tijdperk van het gejank]
groepsbelang en alleen omdat - en voor zolang - het belang van de wereldvrijheid met dat kleine nationale belang samenvalt. De erger dan lichtzinnige manier waarop de Gaulle de Nato treitert, toont de limiet van 's mans horizon wel aan.
Noch de Verenigde Staten noch Frankrijk willen de topconferentie. De Engelsen zeggen dat ze een topconferentie willen (in werkelijkheid mag men eraan twijfelen of Sellwin Lloyd ook maar iets voor een topconferentie voelt. Vermoedelijk onderwerpt hij zich aan de verkiezingstrucs van zijn chef Macmillan). De Engelsen gronden dat in elk geval op het argument dat de Russen die topconferentie zo graag willen. Kroestsjef van zijn kant weigert iedere concessie, daarmee duidelijk aantonend dat voor hem een topconferentie alleen een gelegenheid is onze top-lui te koejeneren. Kansloos is dat zeker niet. Zelfs een zo ruig heer als Adenauer heeft bij zijn laatste bezoek aan Moskou een inzinking gehad, waarvan de Russen onmiddellijk geprofiteerd hebben om hem een ambassade in Bonn af te persen - zonder redelijke tegenprestatie natuurlijk. Geen wonder dat Eisenhower bang is; zijn angst is de maatstaf van zijn zelfkennis.
En achter Adenauer dreigt ons dan nog de komst van Ehrhardt, ook zo'n koopman-politicus, maar oprechter en minder intelligent dan Macmillan en dus dubbel voorbestemd tot de rol van domme Augustijn.
Geen zinnig zakenman zou onder die condities naar een conferentie gaan, laat staan naar zo'n conferentie streven. Wat is dan toch de factor die de wereldpolitiek van iedere zakelijkheid berooft? Twee maanden geleden passeerde ik in de wandelgang van het Palais Bourbon een groepje journalisten. ‘Dit keer is de topconferentie onvermijdelijk,’ riep de correspondent van de Iswestija stralend uit. ‘De publieke opinie zal een afwijzing niet gedogen.’ ‘Welke publieke opinie?’ liet ik mij ontvallen. Ik had het gerust kunnen laten. Zij hebben er geen en wij hebben verzuimd de onze op te voeden. Natuur-