Tirade. Jaargang 3 (nrs. 25-36)
(1959)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd[Vervolg Het tijdperk van het gejank]Vandaar dan de serie kronkelredeneringen die meestal in een arrogante real-politieke toon gehouden zijn, en waarbij ons, domme bewoners van het continent, voorgehouden wordt dat we toch eindelijk eens leren moeten rekening te houden met de voldongen feiten. Het volstrekt onrealistische van dit soort beschouwingen ligt daarin dat de beschouwer er stilzwijgend van uit gaat dat de concessie die hij tans aanbiedt, de Russen nu werkelijk zal bevredigen, en dus de laatste kan zijn. Aangezien dit nimmer het geval is, gaan we dus op zijn best van concessie naar concessie; elk voldongen feit dient | |
[pagina 216]
| |
slechts om een verder liggend voldongen feit voor te bereiden. Een socialistisch Lagerhuis-lid, Dennis Healy, ‘jong, veelbelovend kamerlid’ - etiket dat bijna altijd de Streber aanduidt - is in zulke kronkel-argumentatie een meester. Maar neem een ‘gezaghebbend’ blad als de ‘Observer’. Als zovele andere buitenlandse organen, laat het zich uit een soort internationalistisch snobisme zijn buitenlandse politiek door emigrantenGa naar eindnoot*) voorschrijven. - In dat orgaan verkoopt Richard Loewenthal sinds jaar en dag de buitenlandse politiek van de S.P.D., gestoken in een Engels padvinderspakje. Wat de S.P.D. zelf betreft, ze is in een nog veel ernstiger ziektegeval dan de Labourparty. Haar domkoppige verzet tegen Adenauer heeft tans zulke vormen aangenomen dat ze tegen alles is wat die man wil. Overweldigd door haar eigen opwinding, is ze zelfs niet meer in staat te zien dat de kiezer in dit geval in het geheel niet de pacifistische gemakzucht aanhangt. Terwiji de Labourparty dan nog achter de vooroordelen van de Engelse kiezer aanholt, is de S.P.D. op zoek naar de ideale kiezersmassa die de vooroordelen der S.P.D. deelt. Het verschijnsel doet zich natuurlijk ook voor in het land dat het hart vormt van de Westerse gemeenschap, Amerika. De oorlogsmoeheid is er geringer: daarentegen is de angst voor verantwoordelijkheid er groter. Die twee samen zijn voldoende om ook daar een basis voor angstmeiery te scheppen. Deze stemming vindt haar hoogste staatsrechtelijke uitdrukking in de opperste Golf-Speler Aller Tijden. Ik zou van die man niet eens willen zeggen dat hij een angstmeier is, of zelfs maar een warhoofd. Het is veel meer iemand die van alle geduvel of wil wezen. En die meent dat de beslissingen overbodig worden door ze niet te nemen. Het is de typische houding van iemand die door het leven verwend is, die een beschermd bestaan geleid heeft. Nu is het een feit dat in de hoogste regionen de persoonlijke beschikkingsmogelijkheid gelimiteerd is, en dus ook de persoonlijke verantwoordelijkheid. In een groot apparaat, en zeker in de Leviathan die staat heet, gebeuren de meeste dingen automatisch. De verkeerde beslissingen die men er neemt, werken zich alleen ten volle uit, wanneer ze in de lijn liggen van de overheersende bureaucratische tendens. Maar dat alles is een schrale troost, want wat er over blijft is vaak nog erg genoeg. Er is geen twijfel aan dat de geweldige achterstand die Amerika een gegeven ogenblik op het gebied van geleide projectielen had, het gevolg is van de zorgeloosheid van zijn president. Ongetwijfeld vindt die tendens zijn fraaiste uitdrukking in het proza van Walter Lippman. Gedurende vele jaren al schrijft Walter Lippman dezelfde twee hoofdartikelen. Geval A: de Russen staan in een sterkere positie dan wij. In dat geval, het hoeft nauwelijks betoogd, dienen we toe te geven. Want door ons verzet vol te houden, stellen we ons slechts aan een smadelijke afstraffing bloot. Geval B: De Russen staan in een zwakkere positie dan wij. Dit is een nog veel gevaarlijker situatie. Immers, stel dat wij de Russen een poets bakken. Maar de Russen hebben een autocratisch regiem en een dergelijk regiem kan geen gezichtsverlies dragen. De Russen zouden dus in de verleiding komen om een wanhoopsdaad te begaan. En dat betekent de atomaire oorlog! Wij dienen in zo'n geval de wijste te zijn.’ Het is dus duidelijk; we moeten altijd toegeven. Het is een indrukwekkend denkresultaat, maar een waarvoor we waarachtig Walter Lippman niet nodig hadden. Overdrijf ik? Maak ik mij schuldig aan smaad jegens de ‘Grote’ journalistiek, de wereld-autoriteiten die in alle parlementen met gesmak van lippen geciteerd worden? Onderschat ik het oordeel van de toeschouwers, de kiezers, de lezers? Laat ik twee incidenten ophalen. De incidenten zelf zijn al enorm; maar wat veel enormer is, is het feit dat niemand zich eraan heeft gestoten. Vele jaren lang behoorde ik tot de weinige, zeer weinige journalisten die waardering bezitten voor Foster Dulles. Het is een man die ongetwijfeld vooroordelen heeft; maar hij heeft ook beginselen. Men kan die beginselen als vooroordelen aanzien, maar men zal tenminste moeten erkennen dat ze een enorme stuwkracht bezitten, en dat hij de kracht had uit die beginselen te leven. Het Christendom was voor hem een levende waarheid, maar ook de anti-christ, de duivel. En die duivel droeg voor hem het gezicht van het Bolsjewisme. Alweer, men kan dat als een bewustzijnsvernauwing aanzien; maar tegenover de ontzettende gewetensvernauwing waaraan het Bolsjewisme leidt, is de bewustzijnsvernauwing van Dulles een bron van energie, die onmisbaar is, wanneer men te maken heeft met tegenstanders als het Bolsjewisme. In het contact met deze man, zijn toespraken, zijn uiteenzettingen, werd ik altijd getroffen door de grote lijn van zijn betoog, door de ernstige achtergrond waartegen zijn gehele redenering zich aftekende. En daardoor stak hij ver uit boven de gemiddelde minister van Buitenlandse Zaken, die meer aan goochelaars doen denken dan aan leiders. Natuurlijk, de man had zijn zwakheden; hij kon onbegrijpelijk inconsequent zijn; en ondragelijk tactloos. Maar men vergeet dat de meeste van deze fouten voortkwamen uit het meningsverschil, of ten minste het spanningsverschil dat er heerste tussen hem en Eisen- | |
[pagina 217]
| |
hower. Nooit was Eisenhower in staat zijn minister van Buitenlandse Zaken de ruggesteun te geven waaraan Dulles behoefte had. Daarvoor miste Eisenhower de nodige hardheid. Het onderscheid tussen die twee was het verschil tussen de Calvinist en de vrijzinnige zemelaar. Men kan hem natuurlijk verwijten dat hij daaruit niet de consequentie getrokken heeft; en dat hij er niet de brui aan heeft gegeven toen hij merkte dat zijn president de moed miste zijn politiek te volgen. Misschien was het eerzucht, misschien was het plichtsgevoel dat hem belette dit te doen. Maar in elk geval staat het vast dat wij er niet op vooruit waren gegaan indien hij plaats had gemaakt voor een typisch lid van de Eisenhower-clan. En dit staat ook vast: het grootste deel van hen die hem tactloosheid verweten, waren in werkelijkheid geïrriteerd door zijn hardheid die hun halfzachtheid in de weg stond. In elk geval, Dulles had altijd een buitengemeen slechte pers, zowel in binnen- als buitenland; U zult zich dat nog wel herinneren. Welnu; in drie dagen sloeg alles om. De dodelijke ziekte die Dulles greep, veranderde niet afkeer in medelijden - wat normaal en menselijk geweest zou zijn - ze veranderde plotseling het gehele politieke oordeel over de man. Opeens was hij een groot diplomaat, een leider van de wereld van de vrijheid. En het werd hoe langer hoe duidelijker uit de commentaren die zijn ziekte-proces begeleidden, dat men vooral het heengaan betreurde van een man die hard had durven zijn. De verklaring van die ommezwaai lijkt nu niet zo moeilijk te vinden: men kan gemakkelijk janken over te grote hardheid zolang men zich veilig beschermd weet. Het is iets anders wanneer plotseling die bescherming wegvalt, en men weet, slechts op eigen halfzachtheid te zijn aangewezen. Wat mij trof was de onbeschaamdheid waarmee al die voorlichters plotseling in hun oordeel omsloegen, zonder zich een ogenblik iets aan te trekken van wat ze nauwelijks een week, nauwelijks een maand geleden, over Dulles hadden geschreven. En wat me, iets minder, maar toch ook nog verbaasde, was het gemak waarmee de lezers deze ommezwaai slikten. Kennelijk was er een zo grote harmonie tussen de ommezwaai bij voorlichters en voorgelichten, dat het procédé beiden even natuurlijk afging. Men hoeft dus niet meer te vragen wie voorop loopt, de voorlichter of de voorgelichten. Ze lopen blijkbaar altijd door elkaar. Eén dag later kregen we het tweede incident. De heer Gromyko had gedurende de gehele conferentie de taktiek van het koejeneren consequent ten uitvoer gebracht. Geheel volgens de gewoonte werd het dreigen afgewisseld door gegrom; en natuurlijk, telkenmale werd het gegrom door de Westerse pers als het begin van |
|