Cross over the bridge
De heer Smolenaars laat zich geen kul voor citroenen verkopen, en het lijkt er wel op, dat hij zich liever citroenen voor knollen in de handen laat stoppen. Hij heeft de Bokkepruik opgezet en strooit verwijten rond. In een stortvloed van losse flodders is er één tegenwerping die zeker nader bekeken moet worden, niet omdat hij zo makkelijk te weerleggen zou zijn, maar omdat het zijn hoofdbezwaar is: hij vraagt zich af, of liever hij ontkent, dat de cybernetica (informatietheorie incluis) toepasbaar zou zijn bij literaire kritiek. Als reden voert hij aan, dat de informatietheorie zich alleen bezighoudt met formeel-statistische relaties van de taal op phonetisch niveau, en de literatuurkritiek daarentegen de nadruk legt op het betekenis-aspect van de taal.
Zijn skepsis kan ik delen, zijn botte ontkenning gaat me echter te ver. Ik zie voorlopig nog niet veel andere mogelijkheden van toepassing van de cybernetica dan via de zwakke brug van de analogie, maar vertrouw wel, dat er resultaten uit zullen komen, die de analogie zullen doen overgaan in een wezenlijker gelijkheid. Het gaat maar om de mate van extrapolering. Natuurlijk moeten er speciale technieken ontworpen worden voor dit terrein, en daar is nog weinig aan gedaan. Weinig, maar niet niets.
Een voorbeeld. Men neemt een stuk proza, een boek b.v. en telt van elk woord hoe vaak het voorkomt. Het blijkt, dat de woorden die aan de uiteinden van de frequentieschaal voorkomen het onverbrekelijkst vastgeprikt zitten op één enkele betekenis: enerzijds de eenlettergrepige lidwoorden, aan de andere kant de eindeloze hapaxen als ‘antidisestablishmentarianisms’. (Hoe vaker een woord voorkomt, hoe korter het wordt.) Woorden daarentegen die een gemiddeld aantal malen voorkomen neigen tot het hebben van meerdere betekenissen. Men vond dat het aantal verschillende betekenissen en betekenisvarianten van een woord ongeveer direct evenredig is aan de vierkantswortel van de relatieve frequentie van optreden. Whatmough, die dit onderzoek vermeldt, merkt hierover nog op: ‘Recent semantic studies modeled on information theory promise some notion of amounts of ‘information’ in symbols.’
Ook Wiener, de vader van de stuurkunde, trekt de semantiek binnen het bereik van de cybernetica. Hij onderscheidt drie aspecten aan de taal: het fonetische, het semantische, en het gedragsaspect, en zegt dan: ‘It is theoretically not impossible to develop the statistics of the semantic and behavior languages to such a level that we may get a fair measure of the amount of information they contain.’
De heer Smolenaars beweert apodictisch, dat cybernetica ‘niets te maken heeft met de relaties tussen diverse berichten en de individuen die deze “uitzenden” dan wel “opvangen”.’ Wiener stelt daartegenover: ‘From the point of view of Cybernetics, semantics defines the extent of meaning and controls its loss in a communications system,’ bv. de schrijver-lezer verhouding. Het is jammer dat de heer S., die alles zo zeker schijnt te weten, ons de informatie onthoudt over de bron van zijn wetenschap: hij geeft geen redenen, wijst niet op autoriteiten. Van mij hoeft dit laatste ook niet, maar als