non. Maar die tegenstelling van domme dierlijkheid en goede, redelijke intenties, daar ging het in het begin steeds over. De gedichten die ik toen schreef, met een jaar of veertien, waren een soort zwaarmoedige, lyrische romances, waarin wanhopige jongelieden voortdurend over zelfmoord bezig zijn. Dat soort spul ben ik tot mijn achttiende blijven schrijven. Toen kwam ik in het leger, de Signals, en zat ik een hele tijd in Duitsland bij de bezettingstroepen. In die tijd schreef ik een roman, The Forest and the Sands, die ik nooit ergens heb aangeboden. Nog steeds was het onderwerp hetzelfde. Toen begon een kentering, als een resultaat waarvan ik een roman A Place of Disaffection begon te schrijven, maar dat boek is onvoltooid gebleven. Ik was toen twintig jaar. Het probleem was minder enkelvoudig geworden en minder onnozel gesteld. Maar als je het in een enkel woord uitgedrukt wilt hebben, dan is Compassion wel het beste. Commitment is te politiek, en duty en responsability hebben de bijsmaak van onechte, alleen door de maatschappij opgelegde maatstaven. Wat ik in mijn werk probeer uit te laten komen is, dat niemand het recht heeft niet thuis te geven of zich terug te trekken, wanneer mensen die zich op enigerlei wijze aan hem gebonden hebben of gebonden voelen, om hulp of belangstelling vragen. De verwerpelijke figuren in mijn stukken zijn niet degenen die onnadenkend leven of allerlei kwaad stichten, maar zij die vertrouwen verwerven en op het moment dat ze hiervan de consequenties te dragen krijgen, zich uit de voeten maken. Dat zijn de lieden die ik veroordeel en veracht.
- Hoe zit het met die leer in je eigen leven?
- Ik vergeef het mijzelf nooit als ik mensen, hoe terecht ook van verstandelijk standpunt uit beschouwd, heb laten vallen. Ik kan mij er niet toe brengen iemand die mij nodig heeft, in de steek te laten, hoezeer ik ook meen dat ik van hem vervreemd ben, en hoezeer hij mij ook is begonnen te irriteren.
- Zit daar niet een sterk element van boete en van schuldgevoel in?
- Ik durf niet met zekerheid te zeggen dat dat niet zo is, maar toch meen ik dat het anders ligt. Het is in elk geval geen zelfkwelling, en ik heb merkwaardige ontdekkingen gedaan. Mensen die ik niet meer aan mijn kop kon hebben, begon ik opnieuw te appreciëren, en ik ontdekte een onvermoede rijkdom aan goede eigenschappen in ze. Het klinkt halfzacht, dat zie ik wel in, maar ik bedoel dat wat eerst een offer en een kwelling lijkt, later dit niet blijkt te zijn.
- Dus een berg onrijp jeugdwerk, en twee onuitgegeven romans. Wat was het volgende?
- In 1952 kwam ik uit het leger. Ik ging niet terug naar het ouderlijk huis, een mijl of dertig van Londen, in Surrey, maar trok naar Londen zelf. Tot 1954 werkte ik daar in een fabriek van Crosse & Blackwell, waar we soep maakten. Geen jungle als van Sinclair. Nee, die soepen die zijn wel goed. 's Avonds probeerde ik te schrijven. Maar als je gegeten hebt is al een stuk van de avond weg: je weet, nergens in Engeland hoef je zo vroeg te beginnen als in Nederland, maar je eindigt dikwijls iets later, en het is bij zevenen voordat je thuis bent. In 1954 voltooide ik mijn eerste stuk, End of the Tether, dat door een provinciaal toneelgezelschap op het repertoir werd genomen. De opvoering ging niet door, omdat op het laatste moment de benodigde subsidie niet afkwam. Ik geloof dat ik in die tijd een poosje bij mijn ouders woonde, maar dat kan ook iets later geweest zijn. In elk geval was ik met wat gespaard geld weggegaan bij de soepfabriek. Maar al gauw moest ik terug naar Londen om weer geld te verdienen. Ik werkte achtereenvolgens in een fabriek van asbestcement, diverse coffee bars en restaurants, aan de kassa van een theater, ik reisde in kookboeken, en tenslotte was ik anderhalf jaar lang John Lehmanns secretaris voor de redactie van zijn London Magazine.
Toen ik bij de fabriek van asbestcement wegging had ik weinig zin meer in een baan, en ben ik een hele tijd zonder werk geweest. Ik woonde toen in een kelder in Bayswater, samen met een jongen en een meisje. De situatie was niet helemaal dezelfde als die in No Concern of Mine, maar lijkt er toch wel op. Het was een buitengewoon ingewikkelde driehoeksverhouding, laat dat alles zijn wat we er hier van zeggen. We leefden van de ene dag in de andere, en gingen uit jatten in winkels. Meestal ging maar één van de drie er op uit, die door het lot was aangewezen. De thuisgebrachte goederen werden door de beide anderen streng getaxeerd, en als de gezamenlijke waarde onder de twee pond was, moest de betrokkene op de grond slapen, want er was maar één bed.
Later deden we het netter. Je had toen grote zaken, ook levensmiddelenbedrijven, waar je tot vijf pond aan goederen kon krijgen op krediet, zonder legitimatie: je hoefde alleen maar je naam en adres op te schrijven. Dat deden we dus, een gefingeerde naam en adres wel te verstaan. Ik geloof niet dat dat systeem nog bestaat: wij zullen wel niet de enigen geweest zijn, die op die manier aan de kost kwamen. Het ging gemakkelijk, maar het was weinig opwindend. Geen echte winkeldiefstal, waarbij sluwheid, waakzaamheid, geduld en snelheid vereist zijn.
Na dat verblijf in die kelder in Bayswater kwam ik met vijf andere jongelieden in een houseboat te wonen - weet je wat dat is? Het is een boot, maar je woont er in, net als in een huis. Op de Theems, in