Tirade. Jaargang 3 (nrs. 25-36)
(1959)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
[Vervolg Boris Pasternak]is de wereld van de bijbel. Een aantal dier verzen zijn parafrasen op bijbelse verhalen. Hoewel stylistisch duidelijk Pasternakiaans, zijn ze in syntaxis, vokabulaire, beeldspraak eenvoudiger dan zijn vroegere gedichten, tonen daardoor een nieuwe ontwikkelingsfase. Ook zij wekken evenwel de indruk van een verslaggeving. Onder het lezen stelt men zich voor dat nog nooit iemand ter wereld van het bestaan van Christendom heeft gehoord, dat plotseling Pasternak komt aanhollen, hijgend, geheel opgewonden, met de woorden op de lippen: ‘Mensen, weten jullie het al?!’ om dan geestdriftig en ontroerd te gaan vertellen van Bethlehem, van Gethsemane, van Maria Magdalena, van het wonder der opstanding. Merkwaardig is het dat in het hele oeuvre van Pasternak voordien nergens ook maar enige toespeling is te vinden op bijbelse stof of de christelijke gedachte. Zijn poëtisch rijk is van deze wereld; hij noemt het: ‘Mijn zuster het leven’ en in het gedicht van die naam uit 1917 staat, hoe het je in de zin kan komen:
‘dat in mei, als je in je coupé zit te lezen
In de dienstregeling van het spoorwegverkeer
Je die prachtiger vindt dan het Leven van Jezus...’
| |
C. Het proza‘In “Vrijgeleide” heb ik de omstandigheden uiteengezet, die mij gemaakt hebben tot degene die ik geworden ben.’ Deze uitspraak van Pasternak over zichzelf, vijfentwintig jaar na het verschijnen van zijn autobiografie gedaan, omschrijft de waarde van dat geschrift, niet voor zover men waarde hecht aan de persoon van de dichter, maar voor zover men belangstelt in de omstandigheden die hem binnen de grenzen van een bepaalde historische tijd gemaakt hebben. ‘Vrijgeleide’ is een uiteenzetting van de dichter met zichzelf, met zijn omgeving, d.i. de werkelijkheid en met de kunst, d.i. het beeld dat die werkelijkheid verdringt. Het is geen autobiografie in de gewone zin van het woord. Met moeite diept men er enkele data uit op die gewoonlijk het geraamte van een biografie vormen. Men mist de geijkte beschrijving van ouders, broers of zusters, van het ouderlijke huis; men verneemt niet, wanneer en waar Pasternak geboren is, tal van vragen, van belang voor de schoolse literatuur-historicus blijven onbeantwoord. Men leert wetenswaardigheden als bijvoorbeeld dat Pasternak's hospita in Marburg, waar hij een zomer-semester studeerde, aan de Basedowse ziekte leed, maar zoekt tevergeefs naar burgerlijke-stand-gegevens, als wanneer hij getrouwd is en met wie en wie zijn kinderen waren, al wordt men eenmaal terloops verrast met het bericht dat[zie vervolg] |
|