Boeken
A merrie tale
Het is mij dan toch niet ontgaan den legendarischen Lucky Jim te ontmoeten. Zijn luck bracht hem tot twintigste druk en tot verfilming, zodat zijn omslag versierd is met een foto van een man, wiens gelaatsuitdrukking plus bril aan Harold Lloyd doet denken, in een bed met een schele dame. Zijn creator Kingsley Amis heeft een dik boek geschreven, waarin het moeilijk vooruitkomen is en het langzaam doorwaden niet, zoals bij andere ‘moeilijke’ boeken soms, een groot genoegen.
Hoe men dit boek als een litterair ‘landmark’ heeft kunnen beschouwen is mij een volslagen raadsel. Het verhaal van een jonge man die pech heeft als lector op proef aan een obscure universiteit en deze moeilijkheden verlaat met een onverwacht aangeboden goede baan, zijn amoureuze perikelen die geen perikelen blijken te zijn, de schimmige schertsfiguren die hem omringen; het zijn thema's die met aanmerkelijk meer succes hadden kunnen behandeld worden door Wodehouse. Was men (zoals Goudsblom in dit blad) dan werkelijk gechoqueerd door Jim's opportunisme? Dat ware ‘the rage of Caliban seeing his fage in a mirror.’ Maar Caliban heeft zijn gezicht al zo vaak gezien. Door zijn slechte manieren? Kom, die zijn meestal deel van zijn pech. Men zou dit een ‘novela picaresca’ kunnen noemen (dat was ook meestal een vervelend genre). Ik geloof niet dat de lezers van de oude schelmenromans ooit gedacht hebben dat de auteurs de wereld ten gronde richtten. Zij spraken van ‘a merrie tale’ of ‘une histoire comique’. Men had toen geloof ik niet zulke goede manieren. Die moeten, toen ze kwamen, oude dames gechoqueerd hebben, zoals ik eens ergens las dat de vroomheid van Châteaubriand deed. Nog een punt: Jim heeft een ‘western northern accent’. Dat maakt hem een Lancashire comedian. Zijn telefoon-fantasieën stempelen hem daar volkomen toe.