Tirade. Jaargang 1 (nrs. 1-12)
(1957)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
Italo SvevoItalo Svevo, toch ongetwijfeld een van de belangrijkste Italiaanse schrijvers, is - om allerlei redenen - steeds weer opnieuw ontdekt en gelanceerd, niet alleen in Italië, maar ook in een aantal andere landen. In ons land verscheen van een vertaalde roman al in 1928 een recensie in de N.R.C., geschreven door N.J. Beversen. (In een Italiaans tijdschrift wijdde Arthur van Schendel in 1929 enige woorden aan Svevo.) Na de oorlog werd Svevo herontdekt en besprak H. van Galen Last, in 1947, dezelfde roman in het Haags Dagblad in een van grote sympathie getuigend betoog. Tenslotte verscheen in 1948 in Libertinage een kort en helder essay van Corinna van Schendel als nawoord bij haar vertaling van het verhaal Vino generoso. Italo Svevo werd in 1861 in Triëst geboren. Hij bracht het grootste deel van zijn leven in die stad door, als bank-employé en als industrieel. Zijn vader zond hem naar een school in Segnitz bij Würzburg. Het pseudoniem Italo Svevo - zijn werkelijke naam was Ettore Schmitz - geeft zijn Italiaans-Duitse achtergrond aan (svevo betekent Zwaab, Zwabisch). In 1928 kwam Svevo om het leven als gevolg van een auto-ongeluk bij Motta di Livenza (tussen Venetië en Triëst). Svevo's werk bestaat uit drie romans die tijdens zijn leven, en op zijn kosten, gepubliceerd werden, en een aantal posthume bundels novellen, verhalen, essays, dagboekbladen en brieven. Een bundel toneelstukken zal binnenkort verschijnen. De eerste roman, Una vita, verscheen in 1892, de tweede, Senilità, in 1898 en de laatste, La coscienza di Zeno, in 1923. De laatste twee boeken zijn het meest bekend geworden, vooral door vertalingen in het Engels, Frans of Duits. In een of meer van deze talen verschenen ook nog enkele verhalen zoals Una burla riuscita, Vino generoso en La novella del buon vecchio e della bella fanciulla, benevens een lezing over James Joyce, in 1927 in Milaan gehouden. In het Nederlands kwam tot nu toe, voor zover mij bekend, alleen Vino generoso uit, dat werd opgenomen in een bundel Italiaanse verhalen. (De in de critische litteratuur eenmaal opduikende ‘traduzione olandese’ van La coscienza di Zeno heb ik niet kunnen vinden.) De originele titel van het in dit tijdschrift gepubliceerde verhaal is Il mio ozio. De geringe weerslag van Svevo's eerste twee geschriften is te verklaren uit het voor hem ongunstige litteraire klimaat van omstreeks de eeuwwisseling. In Italië waren toen toonaangevend: enerzijds de stroming van de ‘veristen’, navolgers van het Franse naturalisme, en anderzijds de ‘decadentisten’, die een impressionistisch en musicaal estetisme voorstonden. Svevo had met de eerste groep wel de psychologische belangstelling gemeen, maar deze was niet zoals bij de veristen op de sociale omgeving gericht, maar veeleer op de verborgenheden van zichzelf. En groter tegenstelling dan tussen Svevo's precieze, explorerende introspectie en de decoratieve, idealistische lyriek der decadentisten, uitlopend op het bombastische kunstproza van een d'Annunzio, is nauwelijks denkbaar. Na de eerste wereldoorlog echter, brak de tijd aan van de psycho-analyse, de monologue intérieur en de peiling van het inwendige drama. Svevo werd na de artikelen van de Italiaanse dichter en criticus Montale, in 1925, en van Larbaud en Crémieux, in 1926, plotseling een Europese figuur van belang. De twee laatstgenoemden waren opmerkzaam gemaakt op Svevo door Joyce, die, nadat hij zich in 1903 in Triëst gevestigd had, vriend en bewonderaar van Svevo geworden was. In Italië was men inmiddels wel tot[Zie vervolg] |
|