reden waarom dit begrip van realiteit pas met animo gebruikt kan worden als zij ontbreekt.
Intussen ben ik op weg de twee condities door elkaar te halen: die van het bewust vreemd zijn en die van de versuffing. Dat is in zoverre gerechtvaardigd, dat zij inderdaad samen op kunnen treden. Ik heb nog altijd dat bepaalde natuurverschijnselen mij eenvoudig imitaties lijken van Hollandse originelen. Een windvlaag op de hoek van de straat doet de wind aan de rand van een Hollands weiland na; een verscheurd wolkenveld op vlucht is ontleend aan Zandvoort vroeg in april; en dan zijn er zulke dingen als de toeters van de boten op de rivier, en de lucht van teer en water die in het voorjaar soms onverklaarbaar door het open raam naar binnen komt. Op die punten blijven er gaten in mijn ervaring van Parijs, want die wind en dat water kunnen niet anders dan uit Holland komen. Dat is nog iets anders dan vreemdeling zijn: het is afwezig zijn, en overigens ook lang niet onaangenaam.
Zou iemand ooit besluiten om voorgoed naar zijn land van herkomst terug te keren, alleen om reële huizen terug te vinden? Ik zou denken zeker wel, maar het probleem doet zich waarschijnlijk niet in zo'n zuivere vorm aan hem voor. Het is in ieder geval goed voorstelbaar dat hij met enige voldoening zou terugkeren in een samenleving waar hij niet noodgedwongen in de marge zou verblijven, maar vanzelf in het gewoel, en in de marge alleen voorzover hij dat verkoos, en voorzover hij zich wist te overtuigen van zijn eigen cultuurhistorische merkwaardigheid.
* * *
Het lijkt mij dat het goed zal zijn om nog wat over Sartre te zeggen, die in mijn vorige brief inderhaast en te gemakkelijk is afgedaan. Hij heeft sindsdien een stuk in het drievoudige nummer van november-december-januari van
Les Temps Modernes gepubliceerd over zijn standpunt inzake de Hongaarse opstand en de toekomst van het communisme, en daarin enige algemene ideeën bijgeleverd die gereleveerd verdienen te worden. Hij veroordeelt, zoals bekend, de onderdrukking door de Russen van de Hongaarse opstand, en de instemming van de Franse C.P. met de Russische politiek. De vraag die verschillende briefschrijvers hem gesteld hebben is: uit naam waarvan? ‘Er zijn communisten die geprotesteerd hebben en er is ook de heer Denis de Rougemont: dat kan niet om dezelfde redenen zijn,’ zegt hij zelf. Zijn veroordeling beroept zich dan ook niet op humanistische of andere morele gronden, maar op de ondoelmatigheid van een onderdrukkingsactie als zet in een socialistische politiek. Hij verwerpt het argument,
door sommige communistische apologeten gebruikt, dat de onderdrukking gezien moet worden als een maatregel ter bescherming van het socialisme, die de inhoud van de Russische politiek niet compromitteert. Het grootste deel van zijn artikel van 120 pagina's is een naar mijn gevoel briljante uiteenzetting over het verband van destalinisatie en neo-stalinisme met de Hongaarse actie, misschien des te meer, omdat het mij aan voorafgaande kennis van zaken ontbreekt. Het brengt een tijd lang onder het lezen de suggestie teweeg dat men de contemporaine geschiedenis van Oost-Europa uit waarneemt; daarmee is het al gerechtvaardigd, en met een overweging die niet noodzakelijkerwijs als frivool of zelfs alleen maar als litterair behoeft te worden afgedaan. Een politieke visie die in die mate levend is, heeft veel voor op een visie die alleen maar van een droog verantwoordelijkheidsbesef getuigt, en men komt allicht op de veronderstelling dat de uitgangspunten ervan misschien meer inspirerend zijn. Vervolgens kan men er toch allerlei argumenten tegen inbrengen, die de visie politiek min of meer ontzenuwen, maar daarmee is het leven op zichzelf nog niet aangetast. Men kan
niet-overtuigd zijn, en tegelijkertijd een verlangen behouden naar eenzelfde vitaliteit, die men in zijn eigen zienswijze niet vindt.
Het is onwaarschijnlijk, dat dit verlangen in de politiek vervuld zal kunnen worden zolang men zijn primaire levenswaarden in een ander vlak zoekt. Sartre toont zich, juist nu hij zich tegen de Russische politiek keert, in zijn volle lengte Marxist, die geen vaste morele maatstaven nodig heeft, omdat hij zijn maatstaven ontleent aan de geschiedenis op weg naar het socialisme. Het socialisme, betoogt hij, is de absolute rechter van al de andere politieke bewegingen omdat de geëxploiteerden de exploitatie en de klassestrijd als hun realiteit ontmoeten en als de waarheid van de burgerlijke maatschappijen: het ziet de diepe zin van de manoeuvres en de ondernemingen omdat het niet kan nalaten ze te verbinden met de fundamentele structuren van de Geschiedenis, omdat het de beweging is van de mens die bezig is zichzelf te maken. Dit is letterlijk vertaald, en in het Frans ook al lang niet fraai; zoals bekend heeft Sartre het niet op de schone letteren, en men moet van deze lelijke formule tenminste toegeven dat zij onverbloemd een emotionele adhesiebehoefte vertolkt. Alleen het socialisme ‘entraîne les exploités, à réclamer pour eux et pour tous la possibilité d'être hommes pleinement et totalement’. Dat het communisme de functies van een religie kan waarnemen, is tegenwoordig algemeen bekend. Ik vestig er de aandacht op dat het voor Sartre inderdaad de behoefte aan geloof, hoop en saamhorigheid moet vervullen, niet opdat men zich zal verkneukelen in zijn vergissing, maar om duidelijk te maken dat een rationele verantwoording van zijn uitgangspunt niet gevergd kan worden. De mening dat de volledige menselijkheid verwezenlijkt zal zijn als allen hun plicht vervullen in staatsbedrijven, lijkt mij zo lichtvaardig dat zij met recht als absurd kan worden aangeduid; en het beroep van de intellectuelen op de Geschiedenis kan tenslotte ook nooit meer waard zijn dan het beroep van de slimme
priesters op het orakel. Toegegeven moet echter worden dat de kracht van een geloof niet bepaald wordt door de geringschatting van de ongelovigen.
Sartre ziet dan ook geen heil in discussie. Wie niet begrepen heeft dat het socialisme de zin van de Geschiedenis vertegenwoordigt, is onbekwaam tot enige waardering van de contemporaine gebeurtenissen. ‘Pour apprécier une entreprise politique le socialisme est référence absolue: il comprend M. Laniel qui ne se comprend pas.’ Merleau-Ponty zegt vervolgens dat ook het communisme gezien moet worden ‘dans le relatif, comme un fait sans privilège aucun’. Ten onrechte, antwoordt Sartre, want het socialisme is juist wel geprivi-