men er eene ongehoopte verpoozing in vinden zal voor al het doffe weeklagen onzer hedendaagsche dichters en prozaschrijvers. Immers, wanneer men de Bloemlezing van 't Zal wel gaan uitgelezen heeft, gevoelt men zich als iemand, die op eenen zwoelen, drukkenden onweersdag des zomers een verkwikkend bad heeft genomen, en de broeikaswarmte der omringende lucht lustig trotseeren kan.
En wat al bekende namen onder die medewerkers der Gentsche Studenten-Almanakken!
Eerst de stichters en mannen der allereerste jaren als Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Karel De Clercq, Ernest Houdet, Camiel Ragé, héros ensevelis dans leur linceul de gloire, Napoleon De Pauw.
Het tweede geslacht treedt op met Kasimir Ledeganck, Prof. Boucqué, Gentil Antheunis, Odilon Périer, J. De Vigne, Julius Sabbe, Eugène van Oye, Amand De Vos, weldra gevolgd door de groep van Gustaaf De Mey, Alfons Prayon, Arthur Cornette, Walraven, Platteeuw, enz.
Frans Retsin staat aan 't hoofd van het volgend geslacht. dat hij gedurende eene reeks van jaren aan de Hoogeschool beheerscht en waarin Karel Parmentier, Alb. Thooris, Octaaf Kops. Frans Vanden Weghe, Julius Pee, Maurits Basse, Rafaël Verhulst, Maurits en Herman Sabbe, Maarten Rudelsheim, Hendrik De Marez, enz. elkander opvolgen.
In de allerlaatste jaren treffen wij de namen aan van Herman Teirlinck, Karel Vande Woestijne, Paul Burvenich, Karel Reychler, Adolf Herckenrath, enz.
Enkele van die namen, als die van Julius en Tony, zijn in de Nederlandsche letteren terecht beroemd, en hun roem begint met de Gentsche Studenten-Almanakken. Anderen zullen wellicht beroemd worden, als Herman Teirlinck, die ook in die Almanakken debuteerde. Velen zijn op allerlei gebied bekend geraakt, sedert dat zij hunne eerste rijmen en proza (dicht en ondicht, had wijlen Dr Van Vloten gezegd) in de vroolijke bundeltjes van 't Zal wel Gaan geplaatst