| |
| |
| |
Glück auf van Werner
en
Le Maître de Forges van Ohnet.
Al wie de twee romans gelezen heeft waarvan de titels aan het hoofd van dit artikel staan, heeft moeten opmerken dat beide werken een zeer belangrijk getal punten van overeenkomst vertoonen, in zooverre dat men allicht besluiten zou dat éen van beide schrijvers zijn onderwerp - en misschien ook de manier van het uit te werken - aan den anderen ontleende. Ons heeft de overeenkomst zoozeer getroffen dat wij tot een nauwkeuriger vergelijking besloten. Nu een nieuwe Nederlandsche uitgave van Werner's romans op de boekenmarkt gebracht wordt, schijnt ons het oogenblik gepast om de uitkomst van onze vergelijking hier mede te deelen.
Ziehier vooreerst den inhoud van beide romans:
Glück auf: Arthur Berkow, de zoon van een schatrijken eigenaar van mijnwerken, huwt met Eugenie, de dochter van den baron Windeg. Door dit huwelijk redt Eugenie haar vader uit dringende finantiëele moeilijkheden, wat echter Arthur niet weet. 's Avonds na het huwelijk, bij het eerste samenzijn der jonggehuwden, grijpt een vreeselijke scène plaats: de barones bejegent haar echtgenoot met minachting, waarop deze besluit dat hun huwelijk zal verbroken worden zoodra dit gevoeglijk geschieden kan, dat zij echter, alhoewel geheel vreemd voor elkander, voor het oog der wereld den schijn zullen aannemen als leefden zij in de beste verstandhouding. Spoedig na het huwelijk echter ontdekt de barones dat heur man niet de ‘lamme- | |
| |
ling’ is dien zij dacht, niet de laaghartige speculateur dien zij verwachtte. De oude Berkow sterft schielijk en Arthur neemt het bestuur over de werken op zich op het oogenblik dat een algemeene werkstaking losbreekt. In deze bijzonder moeilijke omstandigheden toont hij zich zoo edel, zoo moedig, zoo vastberaden, dat zijn vrouw hem bewondert en heur afkeer voelt verdwijnen en plaats maken voor sympathie... en liefde. Hij intusschen houdt stand en bepaalt dat de scheiding na zes maanden zal plaats hebben - al gevoelen de beide echtelingen wel dat ze niet meer voor elkander vreemd zijn. Maar wie zal duim leggen? Eugenie is reeds bij haar vader terug en de officiëele aanvraag tot echtscheiding wordt haar ter onderteekening voorgelegd... Zij verscheurt de akte, snelt naar heur man die alleen den strijd tegen de oproerige werkstakers vol houdt, vliegt hem aan den hals. De verzoening heeft plaats.
Le Maître de Forges: Philippe Derblay, de eigenaar van de smeltovens van Pont-Avesnes, huwt met Claire, de dochter van de geruïneerde markiezin de Beaulieu. Derblay bemint zijne vrouw; Claire bemint, noch acht heur man. Ze denkt dat ze nog rijk is, maar ze schonk hem hare hand in een oogenblik van vertwijfeling om zich erover te wreken dat de hertog de Bligny, haar verloofde en tevens haar kozijn, haar verlaten heeft om met Athenaïs te huwen, de dochter van den millioenrijken kruidenier Moulinet. 's Avonds na het huwelijk, bij het eerste alleenzijn der echtelingen, grijpt een vreeselijke scène plaats. Claire verstoot haar man, en, op zijn eisch naar verklaring, bekent dat ze de Bligny nog lief heeft. Derblay besluit daarop dat zij voortaan voor het oog der wereld den schijn zullen aannemen als leefden zij in de beste verstandhouding, maar in werkelijkheid zullen zij voor elkaar geheel vreemd blijven. 's Anderdaags is Claire gevaarlijk
| |
| |
ziek, en ze herstelt eerst na lange maanden. Ze gevoelt nu echter dat ze de Bligny veracht, en ze begint haar man te achten en lief te hebben. Ze dringt aan op vergeving, maar Derblay weigert, zoodat ze voort in verwijdering van elkander leven.
Intusschen komt de Bligny met zijn lichtzinnige vrouw in de nabuurschap wonen en hij zelve, vermoedend wat er in het huisgezin van Derblay geschiedt, tracht aan zijn vroegere verloofde het hof te maken. Zijn poging is vruchteloos. In de hoop van alzoo heur eigen man terug te winnen, verwekt Claire de gelegenheid om Athenaïs te beleedigen; de Bligny kiest partij voor zijn vrouw, Derblay keurt goed wat dezijne deed, vandaar een tweegevecht. Op het oogenblik dat de Bligny schieten zal, springt Claire toe, snakt het pistool vast en ontvangt het schot in de hand. Verzoening!
De hoofdgedachte is dus wel dezelfde: een gedwongen huwelijk, waarbij een trotsche adellijke zich geslachtofferd gevoelt; een gedwongen samenwonen van de voor elkaar vreemd geworden echtgenooten; een totale ommekeer in de gevoelens van de vrouw, wier afkeer plaats maakt voor liefde; de tegenstand van den man, die toch bemint, maar die een volledige zegepraal wil... en eindelijk verzoening door geheele onderwerping van de vrouw.
***
Laten wij nu wat verder in de onderwerpen dringen en de verschillende personages met elkaar vergelijken.
Berkow's vader sterft schielijk en zijn zoon moet geheel onvoorbereid het bestuur over de bergwerken op zich nemen. - Ook Derblay's vader is schielijk gestorven en 't heeft den zoon veel moeite en inspanning gekost om de finantiëele en andere moeilijkheden te boven te komen.
| |
| |
Berkow's vader was een parvenu, die haakte naar verheffing in den adelstand; zijn zoon moest in de residentie opgebracht worden, waar voor hem niets te schoon, noch te rijk was. Toch moet hij van dien zoon wel eens hooren dat vader en zoon niet dezelfde begrippen huldigen aangaande adel, eerlijkheid, welvoegelijkheid. - Derblay's vader komt niet ten tooneele, maar de parvenu is vertegenwoordigd door Moulinet, de Bligny's schoonvader, die ‘comme relations ne comprend que l'aristocratie’, die zijn dochter in het pensionaat van de rijkste adellijkste juffers liet opvoeden en die nu, wijl hij niet van adel worden kan, wenscht een adellijken schoonzoon te hebben en zijn candidatuur stelt voor de ‘Chambre des députés’. Edoch de vergelijking tusschen Berkow en Moulinet slaat niet volkomen, want Moulinet is eerder een caricatuur: iedereen spot met hem.
Eugenie's vader, de baron Windeg, is een door en door adellijk heer, die vol minachting is voor den burgerstand; wat hem het meest ergert in dit huwelijk, is juist de mésalliance; ware die Berkow maar van adel, al het overige zou nog schikken en een van zijn eerste bemoeiingen is ook stappen aan te wenden opdat Arthur Berkow, niet de vader, in den adelstand worde opgenomen. Ook Koenraad, de broeder van Eugenie, kan er niet toe besluiten dien ‘mijnheer Berkow’ als zijn zwager te beschouwen. - Claire's vader is reeds gestorven, maar haar moeder, de markiezin de Beaulieu, en haar broeder Octave nemen de plaats in van den baron Windeg en zijn zoon. Wel mag het wonderlijk heeten dat bij dezen door en door Franschen adel, de mésalliance als veel minder belangrijk voorkomt; voor wie weet hoe zeer de Fransche adel met zijn titels en zijn prestige ingenomen is, is dat vrij aardig, misschien wel onwaarschijnlijk. Anders komen de twee broeders wonderwel overeen, evenals de baron en de markiezin.
| |
| |
Arthur Berkow en Eugenie, Philippe Derblay en Claire zijn natuurlijk de helden van den roman, doch eer wij die karakters met elkander vergelijken, willen wij nog eenige andere personen uit de beide verhalen tegenover elkander plaatsen. Immers in beide romans moeten noodzakelijk een reeks feiten voorkomen die stof leveren om, van de scheidingscène uit, te leiden naar de verzoening.
In Glück auf wordt daarin voorzien door de werkstaking in de mijnen. Ulrich Hartman, die met gevaar van zijn eigen leven het leven van Arthur en Eugenie redde op den dag van het huwelijk, die op Eugenie verliefd wordt, die de geheele werkstaking verwekt en bestuurt, speelt een hoofdrol benevens Arthur; doch hoezeer hij ook de belangstelling opwekke, hoezeer ook de lezer met hem ingenomen zij, toch gevoelt men wel dat hij alleen een tweede rol speelt; zijn haat voor Berkow, zijn eerbiedvolle en toch dwaze liefde voor Eugenie, zijn machtige invloed op de bergwerkers maken hem wel groot en belangwekkend, maar te gepastertijd wordt er voor gezorgd dat juist die belangstelling de ware helden nog in een helderder daglicht brengt. Heel innemende figuren zijn ook Hartman's vader en Martha, Hartman's liefje; ook de heeren van de bureelen en zelfs de poëtische Wilberg met zijn platonische vergoding van Eugenie.
In den Maître de Forges wordt de gaping tusschen scheiding en verzoening aangevuld met de liefdesintrigue van de Bligny en de pogingen van Athenaïs om Derblay voor haar te winnen. Het blijkt al spoedig dat de voorvalletjes van die alledaagsche intrigue niet in belangstelling kunnen opwegen tegen de ijzingwekkende toestanden van een werkstaking waar de leider ‘een ongebreidelde natuurkracht’ tevens om persoonlijke redens de aartsvijand is van den patroon. Zeer lief is hier echter de idylle tusschen Claire's broeder en Derblay's
| |
| |
zuster, welke idylle nochtans geen hors-d'oeuvre is, zooals wij verder zien zullen; de andere bijpersonen, de notaris Bladelin, de hertog en de hertogin de Préfont, enz. spelen alleen zeer onbeduidene rollen en zouden zelfs kunnen gemist worden.
***
Nu de hoofdpersonen. Wij zagen reeds door den korten inhoud dat zij wel dezelfde hoofdrol spelen; 't is toch de moeite waard om de ontwikkeling van de karakters in beide romans te volgen.
Arthur Berkow is een verwende jongen, die door zijn vader bedorven werd; in de residentie heeft hij iedereen verwonderd met zijn onverschilligheid, zijn slapheid, zijn zwendelarijen en zijn grenzelooze verkwistingen. Hij is echter eerlijk gebleven, en zoo hij, op raad zijns vaders, de hand vraagt van de baronnes Windeg, denkt hij niet het minst aan dwang; hij meent dat de barones hem hare hand schenkt, omdat ze wenscht ‘haar blazoen opnieuw te vergulden’. Hij trouwt dus zonder de minste hartstocht,... om een einde te maken aan zijn losbandig jongelingsleven. Dat zijn vrouw barones is, kan hem weinig schelen: niets kan hem schelen! Maar als zij hem in die groote scène even na het huwelijk verwijt dat hij heur gekocht heeft, omdat zij een barones was, dan gevoelt hij diep de vernedering die zij hem, als man en als burger, aandoet. Hij verzekert dat hij niets weet van de ‘machinaties’ van zijn vader, wat zij zegt niet te gelooven. Dan flikkert er iets buitengewoons in zijn oog; hij wordt in eenmaal een ander mensch; zijn vrouw heeft hem geslagen met heur trots: dien trots zal hij breken door zich grooter te maken, edeler te toonen dan een man van adel. En in het geheele verhaal blijft hij dat gedachtig.
| |
| |
Hij zelf verklaart dat er een scheiding volgen zal, dat zij niet langer dan zes maanden zal ‘Eugenie Berkow’ heeten. Als de baron hem mededeelt dat er sprake is van een verheffing in den adelstand, slaat hij die gunst eenvoudig af, niet uit minachting voor den adel, maar omdat hij niets ‘aan den aristocratischen naam van zijn vrouw wil te danken hebben’.
Soms is er tusschen hem en zijn vrouw of tusschen hem en den baron sprake van den ouden Berkow; dan laat de zoon zich niet vernederen; hij heeft krachtige woorden om den baron te herinneren dat de echtelingen reeds eenmaal als ‘koopwaar behandeld werden’ maar dat zulks geene tweede maal zal geschieden; of hij stopt den baron den mond met een gezegde als dit: ‘Gij zult mij toch niet verplichten over de nagedachtenis van mijn vader te blozen’. Soms noemt hij zijn vrouw met haar voornaam Eugenie; dat is in bijzondere omstandigheden, wanneer de echtelingen spijts alles nader tot elkaar gedreven worden en dat het voor éen oogenblik schijnt als zou 't ijs voor goed breken. Eugenie verwekt die omstandigheden, maar hij weet immer in tijds zich zelven weer meester te worden en heur te herinneren welke de ware verhouding is, door haar koel en koud barones Windeg te noemen.
De baron komt zijn dochter halen, onder voorwendsel dat zij zulks wenscht; Arthur geeft onmiddellijk zijn toestemming met de verklaring dat hij alles goedkeurt wat voor de formaliteiten der echtscheiding noodig is. Eugenie zoekt hem op in zijn bureau, verklaart dat ze heur vader niet gelast heeft zulks te vragen, dat ze niet vertrekken wil, terwijl hij om zijn bestaan strijdt, dat het heur plicht is te blijven; hij antwoordt dat ze geen plichten heeft tegenover hem, dat hij heur edelmoedigheid niet aanvaardt; hij wil alleen zijn!
Het is en blijft de strijd tusschen den gekwetsten
| |
| |
burgerlijken echtgenoot en de trotsche adellijke vrouw. De lezer begrijpt heel goed, of liever gevoelt heel goed dat Arthur zijn vrouw hartstochtelijk liefheeft; maar dat wordt nergens gezegd. Arthur handelt alleen als gekwetste echtgenoot en op den duur weet men niet juist hoe die gekwetste eigenliefde en de liefde voor zijn vrouw ooit zullen samengaan, of hij de laatste niet aan de eerste zal opofferen, of er wel ooit verzoening zal plaats hebben.
Philippe Derblay moet ook het bewijs leveren dat de scheppende burgerman, die door zijn nijverheid en handel alom welstand en rijkdom verwekt, ten minste even hoog staat als de edelman die soms alleen goed is om in een ambassade te pronken. Maar hij doet dat niet op een wijze dat wij geheel met hem tevreden zijn. Hij zelve vooreerst heeft een zeer diepen eerbied voor den adel! neit éenmaal, maar tienmaal en nog meer komt die indruk weer: ‘il est gauche, il s'incline avec déférence; il s'incline respectueusement, il s'incline si profondément que’, enz.; altijd en overal, niet alleen tegenover de oude markiezin, wat nog te verklaren ware, maar ook tegenover haar zoon, die nog student is en dus veel jonger dan hij zelf.
Hij gevoelt zijn eigenwaarde niet en nog veel minder dat hij een heele boel meer waard is dan de anderen, al is hij niet van adel. Wij, de burgerij, hebben met zijn optreden waar hij ‘gauche’ is, geen vrede, en wij vinden 't belachelijk als hij ‘se reproche d'avoir été assez fou pour lever les yeux plus haut que son ambition ne pouvait jamais espérer d'atteindre’; en dat nadat hij weet dat Claire geruïneerd en verlaten is; al die bluf dus voor een adellijken titel, voor eene kroon van markiezin!
Zijn huwelijk zelf is... eenvoudig een dwaasheid! Claire, die zich tot nog toe voor hem koel en koud getoond heeft,
| |
| |
die hem zelfs heeft willen doen gevoelen dat ze hem minacht, bekent hem dat ze door de Bligny verlaten is, en... zonder de minste voorbereiding, schenkt ze hem hare hand, zelfs zonder dat hij de eer heeft die hand te vragen. Hij dient als ‘pis-aller’. En al onmiddellijk moet hij meedoen in de comedie en doen veronderstellen dat ze al sedert dagen geëngageerd zijn! En hij aanvaardt die ‘rôle de dupe’! Hij, die den edelman zou moeten verpletteren met al het gewicht van zijn kalmte, van zijn eergevoel, van zijn waardigheid, van zijn helder verstand en van zijn bezadigd karakter! Waar blijft nu het gevoel van zijn eigenwaarde? Als een man op die wijze trouwt en dat er hem later... iets onaangenaams voorvalt, dan mag zulks niet geheel onverdiend heeten!
Eindelijk grijpt het huwelijk plaats, met een nieuwe reeks grillen van Claire, waarin niemand zou toestemmen dan een door liefde verblinde jonge springer of een oude bruidegom die de rest van zijn leven offeren wil om een paar wittebroodsweken... of een ondergeschikte, die moet als bruidegom optreden. Doch na het huwelijk vinden wij een meer bezadigd man terug; in de groote scène is Derblay natuurlijk en krachtig, zelfs wat te opvliegend. Maar zoohaast de scène gedaan is, weten wij dat hij zijn vrouw toch lief heeft, dat zijn heele leven geen ander doel heeft dan haar trots te breken opdat zij de zijne worde. Het breken van dien trots is niet heel moeilijk, Claire smeekt spoedig om vergeving. Hij echter houdt vol, zonder dat men begrijpt waarom. Hij strijdt waar er niet meer te strijden is; Claire bidt ‘Je n'ai rien à espérer?’ en hij antwoordt: ‘Rien!’ Wat wil hij dan meer? 't zou immers niet verwonderen dat Claire - want in Frankrijk is alsdan geen echtscheiding mogelijk - op dat oogenblik wegvluchtte of in 't water sprong: is dat zijn wensch?
Begrijpt de lezer hoeveel duidelijker de toestand is in
| |
| |
Glück auf? Hier immers is een uitkomst mogelijk, de scheiding; Berkow's handelwijze is niet moedwillig wreed als die van Derblay; hij mag den schijn aannemen als wenschte hij die scheiding die een oplossing zijn zal, al gevoelt hij wel dat zij zelve die scheiding niet meer wenscht; hij kan en mag haar den laatsten stap zoo moeilijk mogelijk maken; zij heeft het kwaad veroorzaakt met haar trots; aan haar ook alles weer goed te maken, niet door een bede om vergiffenis, maar door 't afleggen van dien trots, door het bewijs dat ze gevoelt hoe hoog hij staat, dat zij niet tot hem afdaalt maar tot hem opklimt!
In den grond hangt dit verschil in de karakters eenigszins af van het verschil tusschen Eugenie en Claire: Beide zijn van adel en trotsch; beide zijn geruïneerd, al weet Claire dat ook alleen later; beide verachten den echtgenoot; maar de oorzaak en de natuur van de verachting verschillen bij de twee vrouwen.
Eugenie voelt zich gekwetst omdat heur man heur gekocht heeft en niet van adel is; aan het eerste punt heeft hij geen schuld, voor het tweede zal hij bewijzen hooger te staan dan een edelman. De werkstaking zal hem gelegenheid daartoe schenken. Zijn strijd met Hartman is waarlijk belangwekkend; niet alleen de beambten gevoelen dat de vroeger zoo lamme Arthur nu wel en goed hun chef is, maar ook Hartman bekent dat hij een man is die zijn eigen wil heeft. Die Hartman heeft hem het leven gered, is nu verliefd op zijne vrouw, bedreigt hem met volledigen ondergang. Berkow staat zoo hoog dat hij weigert in Hartman een aanbidder van zijn vrouw te zien; als patroon biedt hij hem het hoofd, ridderlijk maar hardnekkig. Eugenie is van heel dicht met dien strijd gemoeid; niet dat zij een vergelijking maakt tusschen Arthur en Hartman; maar naarmate zij Hartman leert kennen en de macht waarover hij beschikt, begrijpt zij beter het karakter
| |
| |
van heur man die Hartman en zijn aanhang niet vreest en in dat uiterste gevaar kalm en ongenaakbaar blijft. Tegenover Hartman zelve is ze vriendelijk en beschermend en dat kan zij dank aan 't prestige van heur opvoeding; ze mag zelfs de hulp van Hartman inroepen en zijn geleide aanvaarden wanneer zij dwars door de muitende werkstakers naar haar man terug wil. Wel gevoelen wij dat heur trots valt, dat zij gereed is voor onderwerping, maar zij wacht - juist wegens heur trots - een gepaste gelegenheid: alzoo kan gedurende drie maanden de toestand gespannen blijven, en kan dus ook de schrijver onze aandacht en onze belangstelling immer klimmende houden.
Claire is veel zwakker dan Eugenie. Zij haat heur man zonder dat ze weet waarom, eigenlijk maar omdat zij nog de Bligny bemint. Het verwijt dat hij haar zou getrouwd hebben voor haar geld is niet ernstig; ze ziet immers wel dat hij zelf zeer veel geld wint en is 't niet zeer onwaarschijnlijk dat ze maanden lang niet eens naar den uitslag vraagt van dat proces, waarvan ze weet dat het fortuin harer moeder geheel afhangt? Zoohaast de liefde voor de Bligny dood is, blijft er geen reden over om de verzoening uit te stellen; ook geeft Claire zich onmiddellijk over op genade en ongenade. ‘Ayez pitié de moi! soyez généreux!’ smeekt ze; ze ligt voor Derblay in het stof. gebroken en vernederd. Er is veel goede wil noodig om dien toestand maanden lang te rekken - en de nuttelooze wreedheid van Derblay te verontschuldigen. Want de intrigue van de Bligny is niet belangwekkend genoeg; ze kan toch nooit vergeleken worden met een werkstaking vol beweging en hartstochten die haast zelf een roman vullen zou.
De Bligny kan ook niet nevens Hartman komen; wel gebruikt de schrijver 30 bladzijden op 328 van 't heele
| |
| |
verhaal om de Bligny's historie te vertellen, hoe hij wordt opgevoed door de markiezin de Beaulieu, in de ambassade van St. Petersburg dient en daar zijn geld verspeelt, naar Parijs terugkeert, het verlies van het proces verneemt en, ten einde raad, zijn hand schenkt aan Moulinet's dochter; hij blijft niet te min een weinig interessant heerschap en 't is haast vernederend voor Derblay dat zoo een man voor hem als repoussoir dienen moet: 't onderscheid is waarlijk te groot. Claire zelf moet bij dat alles een haast passieve rol spelen.
Dat verklaart ook het verschil in uitgebreidheid van de twee romans. Werner begint met het huwelijk en kan dus met de studie van de toestanden tusschen de twee echtelingen het geheele werk vullen, dank zij de werkstaking; Ohnet heeft 197 blz. op 320 noodig om het huwelijk voor te bereiden, dat is schier ⅔ van zijn werk... en nog is 't moeilijk om met de lichtzinnige Athenaïs en haar waardigen man een honderd bladzijden te vullen.
***
Uit hetgene voorafgaat moet reeds ten overvloede blijken dat de twee romans dezelfde hoofdgedachte hebben, dat zij op een bijzonderheid na - de werkstaking in de plaats van de intrigue - hetzelfde verloop hebben en dat de hoofdpersonen zoowel als de ondergeschikte rollen vrij goed kunnen nevens elkander geschikt worden. Dezelfde overeenkomst (!) merken wij op in de details, namelijk in ontwikkeling van de gesprekken. Wij willen hier alleen éen detail aanstippen, maar dat zal voldoende zijn om te doen uitkomen hoezeer de afzonderlijke scènes goed op elkander gelijken.
In Glück auf: De toestand is nu ten hoogste gespannen; Arthur heeft bepaald dat de scheiding zal plaats grijpen
| |
| |
na zes maanden, reeds drie van de zes maanden zijn verloopen. De baron komt, vergezeld van zijn zoon om over die scheiding te spreken en Eugenie weg te voeren. Gesprek tusschen den Baron en Arthur; eenige bijtende woorden van Arthur over de finantiëele quaestie; Arthur stemt toe én in de plannen van scheiding én in het vertrek zijner vrouw.
's Avonds verschijnt zijn vrouw voor de eerste maal in zijn studeervertrek. Zij is vast besloten om... zich te onderwerpen en haar man te herwinnen. Hij ontvangt haar koel; zij geeft veel toe, hij schijnt niet te begrijpen.
Als het echter duidelijk wordt dat Eugenie strijdt voert tegen haar eigen hoogmoed, herneemt hij de overhand, herinnert aan de groote scène na het huwelijk, wijst hare edelmoedigheid van de hand en brengt haar zoo verre dat zij of wel zich verwijderen moet, of wel hem bidden zal. Zij aarzelt, maar de vrees dat zelfs haar volledige onderwerping, zelfs haar bede om vergiffenis zal afgeslagen worden, weerhoudt haar. ‘Denkt gij, zegt Arthur, dat het voldoende is dat gij van zienswijze verandert en een ongelijk bekent, opdat de toestanden in een menschenleven zouden veranderen?’ Zij zal dus vertrekken; een laatste poging: ‘Morgen zullen wij elkaar alleen terugzien in de tegenwoordigheid van mijn vader en daarna wellicht nooit meer; dus, vaarwel Arthur!’ En daarop een koud ‘Vaarwel!’ van Arthur, een enkel woord als afscheid. Maar niet een van de beide echtelingen slaapt dien nacht, beiden strijden met hun eigen hart.
's Morgens wacht Koenraad, Eugenie's broeder, Arthur af, en bidt hem toch eerst Eugenie op haar kamer te gaan opzoeken, waar zij hem gewis verwacht; zoo kan men toch niet schieden, dat is niet gemeend.
‘Dat bezoek ware nutteloos; ik heb gisteren avond nog lang met uw zuster gesproken,’ antwoordt Arthur.
| |
| |
- ‘Ook over haar heengaan?’ vraagt Koenraad.
- ‘Ook over haar heengaan,’ is het besluit.
In den Maître de Forges: Claire betreedt voor de eerste maal het studeervertrek van haar man. Te vergeefs heeft ze gepoogd de sympathie en de vergiffenis van den verbolgen echtgenoot te winnen. Hoe gaarne zou ze heur hoogmoed slachtofferen! Maar hij wil niets zien, moet niets hooren: hij blijft voor haar vreemd, zooals hij het voorzegd heeft. Nu moet zij 't uiterste wagen. Haar broeder bemint Suzanne, Derblay's zuster, en zij zelve moet Suzanne's hand vragen. Hevige ontroering der echtgenooten, die zoo alleen tegenover elkaar staan! Zij weet niet hoe beginnen; hij helpt haar niet. Eindelijk wordt de vraag gedaan, hij slaat ze af omdat het reeds genoeg is ‘d'un des miens qui est malheureux par une alliance avec votre famille’. Daarop barst het los. Zij vernedert zich; zij smeekt om erbarming. Hij blijft onmeedoogend: ‘La vie est trop sérieuse, il ne faut pas que les destinées dépendent de vos caprices!’ Zij bekomt niets. ‘Je ne peux donc rien espérer?’ - ‘Rien!’
En ze verlaat het vertrek, om aan haar broeder mede te deelen wat het antwoord was, te welker gelegenheid zij verneemt dat zij zelve geen fortuin bezit en dat zulks voor haar verborgen gehouden werd op uitdrukkelijk verzoek van Derblay. Nu ook weet Octave wat er in het huisgezin Derblay voorvalt. Later als hij Derblay 's morgens vroeg afwacht om hem te vergezellen op het terrein voor het tweegevecht, bidt hij hem eerst bij Claire te gaan; zoo kunnen zij niet scheiden als misschien de dood er mede gemoeid is. Derblay weigert.
De twee scènes mogen niet in alle punten overeen komen, en namelijk de tusschenkomst van den broeder volgt in den Franschen roman niet onmiddellijk op het gesprek tusschen de echtelingen. 't Is toch onbetwistbaar
| |
| |
dat de twee scènes op dezelfde leest geschoeid zijn... en zoo zijn er nog vele details aan te teekenen.
***
Mag uit dit alles nu besloten worden dat Ohnet het werk van Werner geplagiëerd heeft? Wij zullen ons wel wachten dat te bevestigen; immers het zou ook kunnen zijn dat beide schrijvers hun onderwerp elders vonden en dus alle twee ontleenden. Wij herinneren ons nog wel dat er voor een tiental - misschien wel een vijftiental jaren - een proces van plagiaat tegen Ohnet werd ingespannen; maar wij weten nu niet of hier de Maître de Forges en Glück auf bedoeld werden. Wat wij ook zochten, aangaande dit proces hebben wij niets teruggevonden. ‘Ce qui peut avoir donné cours au bruit de plagiat’ schrijft de Heer Discailles, c'est le reproche qu'a fait Jules Lemaître au romancier-auteur dramatique, d'avoir fait choix toujours de sujets qui ont ‘traîné partout.’
Wat Werner betreft, het zou niet de eerste maal geweest zijn dat zij heur werk te verdedigen had. Immers bij het verschijnen van haar eersten roman bleef de ware schrijfster E. Beurstenbinder zoo goed onder het pseudoniem E. Werner verborgen, dat een vrijbuiter het waagde die romans voor zijn eigendom te eischen, en dat de schrijfster verplicht was het gerecht te hulp te roepen.
... De lezer zal misschien, dank zij dit artikel, lust gevoelen om met Werner's Glück auf en haar ander romans nader kennis te maken... en daarbij ongetwijfeld eenige zeer aangename uren slijten.
A. Vermast.
|
|