liefdevolle gade schonk het leven aan een jongetje en liet er het hare bij in.
Hartverscheurend was zijn wanhoop! Peilloos zijn smart!
Hij kwam in opstand tegen de vreeselijke natuurwet; waarom moest zij als moeder sterven, zij die steeds zoo'n liefderijke dochter was?
Hij kon, hij wilde zijn ongeluk niet te boven komen. - Geknield bleef hij bij het lijk, - hij kuste het ijskoude voorhoofd, terwijl tranen op de doodsbleeke wangen rolden. Hij wilde niet van haar gescheiden worden! en met geweld moest men hem van het lijk losrukken!
Zijn kindje bracht hem tot bezinning. - Zijn moederloos wichtje! Lang kon hij het zitten aanstaren: de kuiltjes in de wangen, de zwarte oogen, de lange wimpers, - herinnerden hem de dierbare afgestorvene. Nu begon voor hem een waar martelaarschap! Verdriet en moeilijkheden van allen aard maakten den gezonden opgeruimden levenslustigen jongen, zenuwachtig, prikkelbaar, opvliegend!
Schijnbare nietigheden maakten hem het leven ondraaglijk. Zijn huishouden werd verwaarloosd, zijn kindje slecht verzorgd, zijn gezellig tehuis was geen tehuis meer.
Hij kon het zoo niet langer uithouden!
Dag op dag werd hij gewaar dat hij onder den last gebukt ging, dat hij er onder zou bezwijken!
Hij moest eene huisvrouw hebben, eene moeder voor zijn kind! Hij moest hertrouwen!
Liza? Zou ze hem nog willen? Hij schreef haar, bepleitte zijn zaak. Reikhalzend wachtte hij het antwoord af.
Drie dagen gingen voorbij, dan ontving hij een brief.
Zij had niet willen antwoorden vooraleer ze zeker wist dat ze een goede moeder voor zijn kindje wezen kon.
Hij ijlde naar haar huis heen! dankte haar met hart en ziel, noemde haar zijnen reddenden engel, nam hare handen