drie duizend frank aan het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds, waarvan 1000 fr. voor de zoo werkzame afdeeling Nieuwpoort en 1000 fr. voor de jongst gestichte afdeeling Eekloo.
Afgetrokken en stil bijna tot menschenschuwheid, was Dr De Hoon door weinigen gekend; maar alwie hem mocht naderen, leerde een gulden hart kennen.
Hij gaf aan de rijke Vlamingen een schoon voorbeeld; schier alleen onder de millionnairs van Vlaanderen vergat hij de Vlaamsche zaak niet. Hij gaf met wilde hand, zelfs ongevraagd, in allen eenvoud, zonder vertoon noch gerucht, als een wijze, die hij was. Daarom blijft zijne nagedachtenis gezegend.
Den 16 November had te St-Gillis bij Brussel de begrafenis plaats.
Talrijke Vlaamschgezinden van Brussel, Gent, enz. waren een laatste hulde komen brengen aan den afgestorvene. Onder de aanwezigen bemerkten wij de heeren G.D. Minnaert, voorzitter van het algemeen bestuur van 't Willems-Fonds, prof. J. Vercoullie, algemeenen secretaris dier instelling, prof. Paul Fredericq, voorzitter der Gentsche afdeeling, Julius Hoste, voorzitter der Brusselsche afdeeling en hoofdopsteller der Vlaamsche Gazet, dichter Karel Bogaerd, den bouwkundige Edmond De Vigne, Van Kalken, Theo. Coopman, advocaat Maurits Josson, Danneels afgevaardigde der afdeeling Eekloo van 't Willems-Fonds, alsook veel leden der rechterlijke macht.
De heer Hendrik De Hoon, substituut van den procureur-generaal van het Beroepshof te Brussel, leidde den rouw.
Rouwkransen waren namens het Algemeen Bestuur en de afdeelingen Nieuwpoort en Eekloo van 't Willems-Fonds op de lijkbaar neergelegd.
In het sterfhuis hield de heer Minnaert de volgende lijkrede:
Mijnheeren,
Vooraleer de hoog vereerde ontslapene voor goed ter ruste wordt neergelegd, zij het mij toegestaan, namens het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds, onze deelneming te betuigen in de diepe smart der edele echtgenoote,