Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 6(1901)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] Verzen. I. De zomerlanden zijn éen vrachten-gaard!.. De hemel lijkt een breeden weg van verwen die in hun najaarsglorie over de aard weldra in kouden nevel gaan versterven. Als oude reuzen met gebogen hoofd, waarop de rosse zonnevlammen pralen, staan boomen - heinde en ver - belaân met ooft, en wachten roerloos 't wadend avonddalen. De wijde weiden doornen op in dampen waardoor de kudden met hun herders gaan... En op de kreek, waar booten stille staan, trilt reeds het kleine licht der visscherslampen. II. Terwijl al verder naar den horizon, de gouden tinteling van 't zonnedalen op 't geluw-wordend blad een weefsel spon, en 't land, alom stil ligt bij fulpen stralen, loopt traag een vrouw, haar hoofd ter aard gedragen, als een die moede gaat ter bedevaart. En in haar oogen wonderbaar bezwaard rust vrede om 't eedle werk der zware dagen. De dood van d'avond lijkt een purper meer! Ginds over d'eenzame, eindelooze wegen zweeft soms een vledermuis in schuw bewegen... Kalm zijgt de duisternis om alles neer! Ad. Herckenrath. Vorige Volgende