| |
| |
| |
Eenige ekonomische en politieke opmerkingen naar aanleiding van den Transvaaloorlog.
De geschiedenis herhaalt zich. Meer dan een halve eeuw is er verloopen, sedert de eerste Boeren - de ‘Voortrekkers’ zooals ze in Zuid-Afrika heeten, - Natal verlieten, om zich aan de overheersching der Engelschen te onttrekken. In hun zware, met zeildoek overspannen reiswagens trokken ze den pas van den Drakenberg over, om in den Oranje-Vrijstaat en de Transvaal een nieuw vaderland te zoeken.
Het verblijfder Boeren in Natal en de beide Zuid-Afrikaansche republieken is met bloed geteekend. De verdragen door hen gesloten met de Zoeloehoofden, de slachtingen op de inboorlingen bij Blauw-Krantz, zooals ze ons door John Bird in zijn Annals of Natal zijn beschreven, wij kunnnen ze ons slechts verklaren, als we denken aan de godsdienstige gevoelens, waardoor de Boeren werden geleid. Streng geloovige Calvinisten, die ze waren, beschouwden deze lieden zich als het door God uitverkoren volk van den hedendaagschen tijd, aangewezen tot de zending, zich een nieuw Kanaän te stichten.
Met de hulpe Gods meenden ze alzoo de donkerkleurige volksstammen in Zuid-Afrika aan zich te moeten onderwerpen en te moeten uitroeien, zooals de oude Israëlieten de oorspronkelijke bewoners van Kanaän hebben uitgeroeid. Is niet de donkere huidskleur der Kaffers een merkteeken van de vervloeking Gods?
Evenwel zijn er nieuwe overweldigers op hunne beurt in de overwonnen streken komen opdagen. Reeds in 1835 namen ze
| |
| |
bezit van Natal en sedertdien hebben de nieuw aangekomenen zich tegenover de Boeren op geen andere wijze gedragen, dan deze zich tegenover de minder ontwikkelde zwarte volksstammen.
De ontzettende worsteling, welke de beschaafde wereld thans reeds maandenlang heeft aanschouwd en geduld, tusschen Engeland en de beide Zuid-Afrikaansche republieken, is slechts een episode in den reusachtigen veroveringsoorlog, door Engeland in Zuid-Afrika ondernomen.
In deze worsteling moet onze sympathie onverdeeld aan den kant der Boeren zijn. Want, zoo al de geschiedenis van het volk der Boeren een geschiedenis moet genoemd worden van de overwinning door het ruw geweld, zoo kan toch daarmede voor het gezicht der beschaving, de zaak van Engeland niet worden verdedigd. Indien Engeland de overhand mocht behouden, zoo zal zijn recht eveneens berusten op niet anders dan het ruw geweld en kan Engeland zijn overwicht slechts hebben te danken aan zijn betere bewapening.
In naam der menschelijke beschaving zullen wij daarom beslist Engelands handelwijze moeten afkeuren, ook al verdedigen wij niet on voorwaardelijk en in alles het optreden der Boeren. Vanaf dàt standpunt zullen wij zóó beslist ons tegen Engeland moeten verklaren als wij - zonder de moorden te kunnen billijken die in den jongsten lijd door de Chineezen zijn bedreven - toch beslist onze afkeuring zullen moeten uitspreken over de onzedelijke politiek, die thans de groote mogendheden ten opzichte van het Hemelsche Rijk volgen.
Wanneer Engeland, het land dat aan de spits der menschelijke beschaving heet te staan, in zijn streven, zich van geheel Zuid-Afrika meester te maken, meer bloed stort, dan ooit gevloeid is door de handen der Boeren; wanneer dit machtige rijk zich bereid toont, om ook tegenover het Boerenvolk de afschuwelijke rol te spelen, die het in Soedan heeft volvoerd ten opzichte der Derwischen, dan kunnen wij niet anders dan
| |
| |
een woord van protest doen hooren in naam der Menschelijkheid en Beschaving, hoezeer we ook overtuigd zijn dat in onze hedendaagsche wereld het zegevierende Geweld de Wet en het Recht van morgen vormen.
Overigens is de oorlog tusschen Engeland en de beide Zuid-Afrikaansche republieken niet meer dan een toonbeeld der koloniale oorlogen in het algemeen. Engeland handelt niet anders in Transvaal, dan Frankrijk op Madagascar, dan Nederlend op Atjeh of de Vereenigde Staten op de Philippijnen.
Op den bodem van al onze koloniale oorlogen vindt men steeds terug het egoïsme der volken en der individuën. In ekonomische termen uitgedrukt heet het, dat onze hedendaagsche groothandel en grootindustrie nieuwe afvoerkanalen noodig hebben voor den afzet hunner voortbrengselen. Nieuwe mijnen moeten in ontginning worden gebracht, nieuwe finantiëele en handelsondernemingen moeten worden aangeknoopt. Ziedaar het laatste woord in de politiek onzer hedendaagsche koloniale Staten, en waarom ze elkander elke streek der wereld betwisten.
In geen enkelen onzer hedendaagsche oorlogen is echter die ekonomische ondergrond zoo zichtbaar, dan in dien, welke thans in Zuid-Afrika woedt.
Transvaal is een land rijk aan goud en andere edele metalen, rijk ook aan diamant. Gedurende de eerste jaren, die de ontdekking van den goudrijkdom des lands volgden, was de opbrengst nog niet van bijzonder belang, maar ze is sedert dien verbazingwekkend gestegen.
Wanneer in 1881, bij de teekening van het vredesverdrag, hetwelk aan Transvaal een zekere onafhankelijkheid waarborgde in zaken van binnenlandsch bestuur, de rijkdom van dit land aan edele metalen zóó bekend ware geweest als heden ten dage, dan ware het zeer twijfelachtig geweest, of het ministerie Gladstone op de gegeven voorwaarden, de sluiting van den vrede zou hebben kunnen doordrijven tegen den wil en de
| |
| |
persoonlijke belangen der hooge geldwereld van Engeland. Eerst in 1884 echter werden de eerste goud bevattende aderen in den bodem van Transvaal ontdekt. De opbrengst ging sedertdien volgender wijze vooruit:
|
Ponden sterling. |
In 1884 |
10.096 |
In 1885 |
16.010 |
In 1886 |
34.710 |
In 1887 |
169.401 |
In 1888 |
967.416 |
In 1889 |
1.490.568 |
In 1890 |
1.869.645 |
In 1891 |
2.924.305 |
In 1892 |
4.541.071 |
In 1893 |
5.480.498 |
In 1894 |
7.667.152 |
In 1895 |
8.569.555 |
In 1896 |
8.603.821 |
In 1897 |
11.653.725 |
In 1898 |
16.240.630 |
De opbrengst, het valt uit de boven gegeven cijfers gemakkelijk te bevroeden, is reusachtig geweest, ze heeft toch tot hiertoe een bedrag van in 't geheel 70.228.603 ponden sterling bereikt. In het bijzonder gedurende de vijf laatste jaren was de vermeerdering der voortbrengst buitengewoon groot en het valt dus niet te verwonderen dat de pogingen der groote Engelsche geldmannen, om zich van het grondgebied van Transvaal meester te maken, juist van dien tijd dagteekenen.
Welnu, de bodem van Transvaal mag nog verre van uitgeput heeten, ondanks de woede, om het zoo maar eens te noemen, waarmede de ontginning is voortgezet. Volgens de berekeningen van de meest deskundige mijningenieurs zal de bodem van het land nog een hoeveelheid goud kunnen opleveren die een
| |
| |
waarde vertegenwoordigt van ongeveer 700.000.000 ponden sterling (in ronde cijfers gesproken), ondersteld ten minste, dat er wordt gegraven op eene diepte van 5000 voet.
De bodem van Transvaal evenwel is niet alleen rijk aan goud, maar ook aan diamant. Het was eerst in 1897 dat men bij toeval, terwijl men naar goud groef, diamanthoudende aarde heeft gevonden. Dit zelfde jaar was evenwel de voortbrengst nog gering en bedroeg ze niet meer dan 5.792 karaat, vertegenwoordigende een waarde van 11.500 ponden sterling. In 1898 bereikte de produktie reeds 22.843 karaat, vertegenwoordigende eene waarde van 43.730 ponden sterling.
De ekonomische en financiëele invloeden, die den oorlog tusschen Engeland en de beide Boerenrepublieken hebben doen uitbreken zijn, na dit alles, gemakelijk vast te stellen:
De bodem, waarin onze kapitalen worden gewaagd, moet ons eigendom zijn! Ziedaar in korte woorden geformuleerd, wat de groote Engelsche geldmannen eischen; ziedaar hoe zij het vraagstuk opvatten, waarvan thans op zoo gruwelijke wijze op de velden van Transvaal en Oranje-Vrijstaat de oplossing wordt voltrokken.
Men dient hierbij in oogenschouw te nemen, dat het meerendeel der goudmijnen zich bevinden in handen van Engelsche geldmannen. Ten bewijze hiervan behoeven wij slechts de namen van enkele huizen te noemen die in Zuid-Afrika de leiding hebben in een groot aantal naamlooze vennootschappen, onder vermelding van de kapitalen, waarover deze huizen beschikken.
|
Ponden sterling |
Wernher Beil en Co te Londen. |
18.384.567 |
Consolidated Gold Fields, id. |
18.120.000 |
J.B. Robinson, id. |
14.317.500 |
Barnato Brothers, id. |
10.202.000 |
S. Neuman en Co, id. |
6.806.500 |
G. en S.H. Farrar, id. |
6.070.300 |
| |
| |
Ad. Goerz en Co, id. |
4.130.000 |
G. en L. Albu, id. |
3.700.000 |
Henderson, id. |
3.510.000 |
Freeman Cohen, id. |
2.825.000 |
Diverse banken, id. |
10.488.750 |
In het geheel alzoo een bedrag van 98.554.617 ponden sterling.
Tot betere beoordeeling van den toestand hebben wij hier nog eene belangrijke opmerking te maken. De goudvoortbrengst der vijf laatste jaren 1894-1898 (vergelijk de boven gegeven lijst) bereikte een som van ongeveer 53 millioen ponden sterling. Van deze som waren 23 millioen hoogstens benoodigd tot dekking der ontginningskosten; de aandeelhouders der verschillende maatschappijen ontvingen eveneens ongeveer 23 millioen, terwijl meer dan 16 millioen (nauwkeurig 16.369.831 ponden sterling) werden betaald aan de schatkist der Zuid-Afrikaansche republieken.
Wanneer eenmaal de Transvaal door Engeland mocht worden veroverd, dan zouden de aanzienlijke sommen welke als een soort cijns door de Engelsche mijnmaalschappijen aan de regeering van Transvaal moeten worden betaald, komen te vervallen en de winsten der aandeelhouders met dat bedrag worden vermeerderd.
In de verwikkelingen van een krijg, als de oorlog in Transvaal, zijn er altijd te veel onvoorziene omstandigheden, dan dat het gemakkelijk zou vallen het uiteinde der ontzettende worsteling te voorspellen. Wel echter kunnen we na zooveel maanden van bloedigen strijd uit enkele belangrijke bijomstandigheden gevolgtrekkingen maken, die ons een nauwkeuriger inzicht geven van den algemeenen toestand in Zuid-Afrika.
Reeds vanaf den aanvang van den oorlog kon het voor den opmerkzamen waarnemer duidelijk zijn, dat er van een
| |
| |
tusschenkomst der Europeesche en Amerikaansche mogendheden tot beslechting van den bloedigen strijd niets viel te verwachten, althans niet zoolang de Engelsche wapenen min of meer beslist de overhand behielden.
Welke mogendheid zoude wel de gevolgen van een dergelijk tusschenbeidentreden willen trotseeren en zóó het zegevierende Engeland steenen durven kruien op den weg?
De vriendschappelijke verhouding die er altijd tusschen de Vereenigde Staten en Engeland heeft bestaan en die te verklaren valt, niet slechts uit de stamverwantschap der beide volken, maar meer nog uit de nauwe betrekkingen, die de groote Engelsche geldmannen en de groote bankiershuizen van New-York en Chicago verbinden - het is niet de eenige hinderpaal, welke aan een bemiddelend optreden der regeering van de Vereenigde Staten in den weg stond.
Welk verschil toch, is er, in den grond der zaak, tusschen de politiek, door de Vereenigde Staten zelven gevolgd op de Philippijnen en die, welke Engeland toepast in Transvaal? Boerenvrienden hebben in den tijd eenige verwachting gekoesterd van een mogelijke zegepraal van den demokratischen kandidaat voor het presidentschap der Unie, Bryan, over den herkozen Mc. Kinley. Dwaasheid, als men de zaak op de keper beschouwt. Dezelfde redenen, die er zouden kunnen bestaan voor een tusschenbeidentreden der regeering van Washington ten gunste der Boeren, zouden aan den anderen kant evenzeer kunnen worden aangevoerd voor een optreden van het ministerie van koningin Victoria ten gunste van de bevolking der Philippijnen.
Breiden wij zelfs de zooeven met betrekking tot de Vereenigde Staten gestelde vraag meer in het algemeen uit en stellen wij haar aldus: Welk verschil bestaat er tusschen de politiek, die Engeland in Zuid-Afrika volgt en die der verbonden mogendheden (zonder onderscheid) tegenover het ongelukkige China?
| |
| |
Onder de Europeesche regeeringen, heeft die van Frankrijk - zelfs al ware ze geneigd geweest, zich in de Transvaalsche zaken te mengen of al hadde ze door de aan Engeland vijandige pers daartoe kunnen worden gedreven - geen de minste aanleiding kunnen geven tot het vermoeden, dat zulk een neiging bestaan kon in het jaar der Internationale Tentoonstelling. Het welslagen der Tentoonstelling heeft dermate de buitenlandsche politiek beïnvloed der ministerien uit de laatste jaren, dat zelfs de gedachte aan een tusschenbeidentreden van Frankrijk maanden lang bleef buitengesloten. Maar ook thans heeft het samentreffen van den heer Delcassé, minister van buitenlandsche zaken, met den president der Transvaalsche republiek, Paul Krüger, ons bewezen, dat Frankrijk in zijn tot nu toe gevolgde buitenlandsche politiek geen wijziging zal brengen. De Duitsche rijkskanselier had volkomen gelijk, toen hij in den Rijksdag zei, dat President Krüger na zijn onderhoud met de autoriteiten in Frankrijk even wijs was als te voren. De heer Krüger is te Parijs ontvangen als het hoofd van een worstelend, maar niet ten onder gebracht volk en men moet aan Frankrijk de eer laten, dat het met deze heusche en waarlijk grootsche ontvangst zijn roem heeft gehandhaafd een groote natie te zijn. Deze ontvangst echter is ook alles en minister Delcassé heeft het nog eenmaal verzekerd, dat Frankrijk in het verloop van den Transvaalschen krijg niet het initiatief tot eenig optreden zal nemen.
Rusland zijnerzijds heeft steeds getoond er meer van te houden in het oosten de politiek toe le passen, die Engeland in Zuid-Afrika drijft, dan tusschenbeiden te treden in de zaken dezer laatste mogendheid. Reeds vanaf het eerste tijdperk van den oorlog, toen de regeering van den Czaar begon met de samentrekking van troepen op de grenzen van China en Afghanistan, konden Ruslands bedoelingen ons niet onbekend zijn en sedert de bezetting van Mandjoerije door de Russische troepen is het àl te duidelijk geworden dat de
| |
| |
regeering van St-Petersburg het loonender vindt anderen te volgen in hun zelfzuchtig streven, dan de meer belangelooze rol te vervullen van bemiddelaar ten gunste der onderdrukten. Rusland ziet het met een welgevallig oog aan, dat Engelands macht steeds meer verzwakt door den onverwachten en hardnekkigen tegenstand van het Boerenvolk; van deze verzwakking zelve kan het niet anders dan de gunstigste gevolgen verwachten voor de eigen plannen in Azië en in Oost-Europa.
De Duitsche regeering heeft in de laatste maanden hare houding ten opzichte van Engeland in het oog vallendgewijzigd. Tusschen het telegram van gelukwensch door keizer Wilhelm aan president Krüger gezonden, en de huidige weigering van Duitschland's keizer, om den president der Transvaalsche republiek te ontvangen, ligt een groote afstand. Moge ook het Duitsche volk zelf sterk ten gunste aan de Zuid-Afrikaansche republieken zich betoonen, valt er ook in Middel-Europa voorzeker geen minder algemeenen afkeer van Engelands staatkunde waar te nemen, dan in de landen van het Westen, wat kan het baten? Het woord van den Keizer geldt in Duitschland meer dan in het westen de persoonlijke invloed van welken regeeringspersoon ook en de Keizer, wij weten het, heeft in de laatste maanden te zeer blijken gegeven van zijn vriendschappelijke gezindheid ten opzichte van Engeland, dan dat er aan deze zijde voor de Zuid-Afrikaansche republieken iets te verwachten zoude zijn: Keizer Wilhelms taktiek is die van een ijverzuchtig monarch, die den vrede noodig heeft voor de uitbreiding van zijn vloot en de voorbereiding van een Duitsch koloniaal stelsel.
De invloed der overige mogendheden kan gevoegelijk buiten bespreking worden gelaten, ze zullen slechts handelend kunnen optreden, wanneer - bij wijze van komedievertooning - hun bemiddeling mocht worden gevraagd in geval door beide strijdende partijen de vrede mocht worden verlangd.
| |
| |
De Zuid-Afrikaansche Boerenrepublieken zijn derhalve op eigen krachten verwezen, d.w.z. op eigen wapenmacht. Overigens getuigt de guerilla-oorlog, dien ze nu reeds maanden lang voeren, voldoende, hoe ze dit begrijpen en hoe ze zelfs reeds verre zijn van de dagen, toen de oude generaal Joubert naar den blauwen hemel wijzend, meende te moeten zeggen: ‘Dáár zijn onze kanonnen!’ De wapenen der Boeren blijken thans van deze aarde te zijn. Slechts wanneer ze in den guerilla-oorlog, dien ze hebben aangevangen, zegevieren, zullen ze hun onafhankelijkheid kunnen handhaven. Dit is overigens de algemeene opvatting van den toestand in Zuid-Afrika, van den kant van personen die het meest bevoegd zijn over dezen toestand mede te spreken.
De mogendheden, die op de konferentie van Den Haag tegenwoordig waren, hebben de uitsluiting van Transvaal geduld; ze zouden evengoed de verplettering dulden der beide heldhaftige Boerenrepublieken onder de macht der Engelsche legers, wanneer de Boeren zelf niet de kracht bezitten, om hun bespringers met de wapens in de vuist het hoofd te bieden.
Onder de omstandigheden, die op den afloop van den oorlog van grooten invloed kunnen zijn, moet vooral rekening worden gehouden met het optreden der Engelsche autoriteiten in de reeds door overmacht van wapenen bezette provinciën, waar de bevolking - althans in schijn - aan Engelands heerschappij is onderworpen. Het zij ter loops opgemerkt, dat deze onderwerping zelve slechts met het grootste voorbehoud kan worden aanvaard voor wat ze schijnt te wezen - de gebeurtenissen die ons dagelijks geworden van het oorlogstooneel zijn dáár, om het ons te bewijzen. Wie als wij, eenige jaren in Zuid-Afrika heeft doorgebracht, weet, dat er onder de Boerenbevolking een aangeboren haat bestaat tegen àl wat Engelsch is. Die haat laat zich overigens volkomen verklaren uit den kamp, dien dit volk gedurende driekwart van een eeuw heeft moeten voeren tegen de van buiten indringende geweldenaars.
| |
| |
Dezen haat te willen ontkennen verandert evenmin iets aan het feit van zijn bestaan, als de naïeve hoop van sommige verdedigers van Engelands zaak, op mogelijke verdeeldheden die zouden kunnen ontstaan tusschen de meest invloedrijke persoonlijkheden in de Boerenrepublieken of onder de massa's harer bevolking. De Boeren van den Oranje-Vrijstaat - het moet thans wel iedereen duidelijk geworden zijn - zullen nooit de zaak hunner wapenbroeders van over de Vaalrivier in den steek laten en ook al konden ze het, nimmer zelfstandig met Engeland vrede sluiten. Wie het volkskarakter kent, zegt: Het zijn lieden die met hun gewone kalmte en hun flegma alle wisselvalligheden van den oorlog rijp hebben overwogen; maandenlang na den gedenkwaardigen inval van Dr Jameson hebben ze zich in stilte tot den worstelstrijd voorbereid. Sedert de oorlog uitbrak, kan het echter ook vaststaan, dat ze tot het einde toe samen zullen volhouden en zich niet laten verdeelen, door welken invloed van buiten ook.
Indien, dank zij de overmacht der wapenen, Engeland er in geslaagd moge zijn, zich van een groot gedeelte van het grondgebied der beide republieken meester te maken, zoo valt hieruit nog geen de minste gevolgtrekking te maken omtrent den eindelijken afloop van den oorlog. Het feit, eenige maanden geleden door de nieuwsbladen als kuriositeit medegedeeld, dat honderden Boeren, die zich aan Engelands heerschappij onderwierpen, hun oude jachtgeweren kwamen inleveren, terwijl ze - zooals de militaire autoriteiten vreesden - hun nieuwe Mauser-geweren hadden verborgen, kenschetst in deze volkomen het volkskarakter der Zuid-Afrikaansche Boeren. De onderwerping van deze lieden kan dan ook niet anders worden genoemd, dan een schijnbare berusting in hun tot. De Boeren in de door het Engelsche militair bezette streken hangen de huif naarden wind.... tot de wind draait, de oorlogskans keert.
Maar behalve de eigenlijke Boeren is er nog een ander
| |
| |
element der Transvaalsche bevolking, dat op den loop van den oorlog zijn invloed kan uitoefenen en ook voorzeker reeds uitgeoefend heeft: de ‘Uitlanders,’ Hollanders, Engelschen, Duitschers en anderen. Voor een groot deel hebben dezen in den strijd de zijde der Boeren gekozen. Maar een ander gedeelte, ambtenaars van den Staat of personen die een of andere betrekking hadden, zijn aangemonsterd tegen hun wil, niet alleen in de steden, maar evenzeer b.v. in de mijnstreken.
Men vergete hierbij niet - hoezeer ook het tegendeel wordt beweerd - dat veel van deze Uitlanders hun redenen hadden om zich over de Boeren en hun regeering te beklagen. Niet alleen de Engelschen, maar ook de overige vreemdelingen werden van de zijde der Boeren steeds beschouwd met een soort van wantrouwen en naijver en werden bij slot van rekening niet meer dan.... geduld. De eigenlijke Boeren zijn zelven niet voldoende ontwikkeld, om met hun afstammelingen alle betrekkingen te kunnen vervullen, die een bepaald theoretisch onderwijs of een bijzondere technische opleiding vereischen en ze werden daardoor licht geneigd, de vreemdelingen in hun midden te beschouwen als lieden, wier diensten ze wel is waar niet konden ontberen, maar die toch, met dit al, de beste posten hun voor den neus kwamen wegkapen.
De Uitlanders konden derhalve hun redenen hebben zich te beklagen over achteruitstelling en zeker zullen er maar luttel hunner geneigd zijn, om alleen ter wille van de onafhankelijkheid der beide Boerenrepublieken hun leven te wagen. In elk geval vormen zij het minst standvastige element voor het verzet tegen Engeland.
Het is dan ook vooral ten hunnen opzichte, dat de houding der Engelsche overheidspersonen, burgerlijke en militaire, van invloed kan zijn. Zullen deze autoriteitten in staat zijn de Uitlanders te winnen voor het Engelsch gezag, dan wel dezen steeds meer van zich vervreemden? Wat ze ons tot hiertoe hebben vertoond, is veeleer in staat, ons het laatste dan het
| |
| |
eerste te doen aannemen. De gruwelen, door de Engelsche troepen thans reeds bedreven in Zuid-Afrika, zelfs tegenover vrouwen en kinderen, het neerbranden der hoeven, het verwoesten van geheele landstreken rondom de spoorwegen, is gepaard gegaan met maatregelen van ruw geweld ook tegenover de vreemdelingen van verschillende nationaliteiten, die òf in de veroverde steden bleven, òf wel in de diepste ellende in de Kaapkolonie het tooneel van den strijd ontvluchtten. Protesten van de ééne zijde hielpen daarbij al even weinig als van de andere en in stede van door de bloedzuchtige, barbaarsche taktiek den vrede in de overwonnen landstreken te bevestigen, heeft het er meer van, of Engelands generaals en staatslieden ook in het eigen gebied, onder de Afrikaanders der Kaapkolonie de massa's tot den opstand zullen brengen.
Onder de door de Engelsche aanvoerders genomen maatregelen hebben wij in het bijzonder bij één stil te staan. Een groot gedeelte van de pers der beschaafde wereld heeft ze gebrandmerkt als een daad van openlijken roof, hoezeer - hetzij terloops opgemerkt - geen enkele onzer koloniale mogendheden er voor terugdeinst, denzelfden maatregel op de bevolking harer kolonieën toe te passen. Het is de verbeurdverklaring der goederen, van burgers in de veroverde streken van Transvaal en Oranje-Vrijstaat, wanneer dezen weigerden, zich te onderwerpen met uitlevering van wapenen en wanneer ze mochten voortgaan den oorlog te voeren tegen de overweldigers van hun land.
Als alle landbouwers, zijn de Boeren zéér gehecht aan hun aardsche goederen, meer in het bijzonder ook aan de plek gronds, die hun het levensonderhoud verschaft; met zeer groote vasthoudendheid hangen ze aan den rijkdom, dien ze zich door een leven van arbeid hebben verworven. Het vooruitzicht, alles wat ze bezitten, te kunnen verliezen, zou meer dan eenige andere invloed in staat zijn, hun verzet tegen de nieuwe orde van zaken te breken, zoodra ze eenmaal de zaak der
| |
| |
onafhankelijkheid huns lands een verloren zaak mochten achten. Dan zullen ze, gelijk het heet ‘terugkeeren naar hun haardsteden’ en het is daaruit gemakkelijk te verklaren waarom op sommige oogenblikken gedurende dezen oorlog het verzet in bepaalde streken des lands als het ware plotseling geëindigd scheen. Aan den anderen kant hebben juist deze maatregelen er meer dan iets anders toe bijgedragen, om Boerenkommando's uit den bodem te verwekken, wier mannen niets meer te verliezen hebben op aarde, die, wat hun dierbaar was, rondom zich hebben zien vermoorden en verdelgen en nog slechts kunnen leven voor de wraak.
Men heeft eenige maanden geleden, toen de berichten der eerste groote overwinningen der Engelsche troepen in Transvaal door de telegraaf over de wereld werden gezonden, zeer veel gesproken over de verwoesting, niet slechts van de mijnen, maar ook van de steden en van de hofsteden door de terugtrekkende Boerenkommando's zelven, die zoodoende aan de Engelsche troepen een ontvangst hebben moeten bereiden, overeenkomende met die, welke Napoleon I vond te Moskou. De Engelsche legers in een ware woestenij geplaatst, gebrek lijdend aan voedingsmiddelen en onderdak gedurende den winter, zouden dan hun manschappen, zoo heette het, zien wegsmelten als sneeuw voor de zon. Bovendien zou den geldmannen, aandeelhouders der mijnen, een gevoelige klap zijn toegebracht.
Maar nòch de verwoesting der mijnen, nòch die der woonhuizen is tot feit geworden, en ook hier hebben wij vóór alles met die gehechtheid aan aardsche goederen te rekenen, waarvan boven sprake was. De Boeren zijn niet meer het nomadenvolk van voorheen, weinig meer bezittend dan hun kudden vee en hunne met ossen bespannen logge reiswagens. Pretoria, Joannesburg, Bloemfontein zijn naar Europeeschen bouwtrant aangelegde steden, goed voorzien van al de gerieflijkheden en gemakken, die een moderne stad behoort te kunnen bieden.
| |
| |
Wanneer president Krüger, nog te Pretoria verblijvend, des morgends de koffie gebruikte onder de breede veranda van zijn lange, ééne verdieping hooge woning, dan kon hij de oogen laten weiden over tal van groote, goed onderhouden tuinen in den omtrek, alle gemakkelijk ingerichte, flinke huizen omgevend. Geheel den straatweg langs lagen daar de ruime woningen in het groen verscholen, tot ginds in de verte, waar de straten meer regelmatig worden en waar op den achtergrond het mooie ‘gouvernementsgebouw’ - de vergaderplaats ook van den Volksraad - den blik tot zich trekt. President Krüger en zoovele welgestelde Boeren met hem, moesten zich wel tien malen bedenken alvorens ze er toe over zouden gaan, hunne woonhuizen in de steden in asch te leggen. Ze hebben het niet gedaan. Maar ook op het platteland zijn de nieuwerwetsche boerenhofsteden vaak al te gemakkelijk en rijk ingericht, dan dat de eigenaars genegen zouden zijn, ze spoedig met eigen hand te verwoesten.
Hetzelfde geldt ook voor de mijnen. Indien al Johannesburg door de steil-rechtzinnige calvinistische Boeren soms genoemd is het Gomorrha van Transvaal, de stad die met de groote, weelderige bankiershuizen en geldbanken ook de cafés-concerts en de huizen van ontucht op den Transvaalschen bodem heeft overgebracht, dan moet hieraan toch onmiddellijk worden toegevoegd, dat, wat weelde betreft, Pretoria reeds bij de stad der mijnen niet achterstaat! Overigens zijn verschillende invloedrijke Boerenfamilies persoonlijk betrokken in allerlei industriëele en financiëele inrichtingen en bezitten ze aandeelen in de mijnen.
Men doet verkeerd, zich de staatslieden der Zuid-Afrikaansche republieken voor te stellen als eenvoudige landbouwers en veefokkers, nederige landlieden, die slechts voor tijd en wijle naar Pretoria komen om de zaken des lands te regelen, zooals de raadslieden in onze plattelandsche gemeenten zich komen scharen om hun burgemeester tot regeling der dorpsaan- | |
| |
gelegenheden. Enkele dezer Boeren zijn bekwame speculateurs en geldmannen van aanzien.
Men herinnert zich misschien, welke tegenstrijdige berichten de ronde hebben gedaan over de geldspeculaties van den president Paul Krüger bij gelegenheid van het verdrag gesloten tusschen hem en een vertegenwoordiger van den heer Lippert, directeur van de dynamietmaatschappij in Transvaal. Een Engelsch beursblad, The Financial News, heeft in 1897 woordelijk den text openbaar gemaakt van twee contracten, aangegaan tusschen den heer Krüger eenerzijds en de vertegenwoordigers van het geduld syndicaat aan den anderen kant, contracten, bij welke een aanzienlijke som werd gewaarborgd aan den heer Krüger, voor het verlof door hem te geven, om op één zijner hoeven te doen zoeken naar goud. Zonder in meer onderdeden te treden bij de bespreking van deze contracten (het ééne dagteekenend van 26 Februari 1895 en andere van 25 November 1896) kunnen we volslaan met hier in herinnering te brengen dat de president der Transvaalsche republiek ten slotte een som van 100.000 ponden sterling ontving voor den verkoop zijner hofstede, daargelaten, dat hem later nog een oppervlakte van 200 morgen gronds kosteloos is teruggegeven. Het feit, dat het eerste der beide bovengenoemde contracten werd geteekend eenige weken nàdat (einde 1894) de dynamietconcessie aan den heer Lippert was verleend, heeft tot vele en velerlei beoordeeling aanleiding gegeven, zoowel in Europa alsook in invloedrijke kringen in Transvaal. Over het laatste kan ik in het bijzonder oordeelen. President Krüger, zoo hebben ons later de Europeesche bladen ingelicht, heeft juist door zijn optreden als financieman groote sommen kunnen ter zijde leggen, die in het geheim - met medewerking der meest betrouwbare personen uit zijn omgeving - zijn besteed voor den aankoop van oorlogsmateriaal. Het kan inderdaad zóó zijn. Overigens betreft dit alles feiten, die zoomin in Zuid-Afrika als in eenig land van
Europa
| |
| |
of Amerika in het volle licht worden behandeld en we hebben er ook slechts een enkel van in de herinnering willen terugbrengen ten bewijze, dat de hooge ambtenaars der Zuid-Afrikaansche republieken in niets verschillen van hun ambtgenooten in Europa. Het is echter zóó verklaarbaar, dat onder hun leiding niets is gekomen van de vernieling der mijnen of steden.
Ondanks dit alles echter heeft Engeland in de Zuid-Afrikaansche republieken een onverwachten en hardnekkigen tegenstand gevonden, die na de inname van Bloemfontein en Pretoria wel een tijd lang scheen verzwakt en gebroken, doch slechts om later met te grooter heftigheid weer op te vlammen. Zóó, als thans het vooruitzicht staat, zou de guerilla-oorlog, die wordt gevoerd, nog maanden en zelfs jaren lang met afwisselend geluk kunnen worden voortgezet. Vergeten wij niet, dat in werkelijkheid de Engelsche troepen nauwelijks meer in hun macht hebben dan de steden en de spoorweglijnen, die slechts met veel moeite en groote offers van menschen kunnen worden behouden. Maar er zijn uitgestrekte gedeelten des lands, waar de Engelsche soldaten nog geen voet hebben gezet en waar ze ook bezwaarlijk ooit zullen komen. In de noordelijke provinciën van Transvaal breiden zich onafzienbare, met bosschen bedekte, bergvlakten uit, waar alleen de Boeren met het terrein vertrouwd zijn, wijl ze er hun hofsteden en jachtvelden hebben. Deze streken, zooals overigens ook andere gedeelten van het land, leenen zich bij uitstek voor dien guerillakrijg, waarin ze thans bijna dagelijks eenig voordeel behalen.
Verder valt er op een invloed te wijzen, die bij uitnemendheid geëigend is, den weerstand der Boeren tot heldhaftigheid en doodsverachting toe op te voeren - de steun der vrouwelijke bevolking. De Boerenvrouw is niet de overwerkte huisslavin uit de arbeidersklassen van Europa, noch ook de zenuwachtige dame onzer groote wereld. De zware huisarbeid
| |
| |
wordt in Transvaal verricht door Kafferbedienden en vrouw en dochter van den Boer vinden daardoor meer gelegenheid tot eigen ontwikkeling, zij het dan ook vooral physieke, dan hare zuster in Europa. De vrouwen en dochters der Boeren zijn niet alleen dikwijls uitmuntende paardrijdsters, maar ook bekwame scherpschutters, die menigmaal in de wedstrijden de beste prijzen aan de mannen betwisten. Zijn het persoonlijke herinneringen, is het atavisme, waardoor er in de vrouwen der Boeren zoo veelvuldig een trek te bespeuren valt naar het avontuurlijke, overblijfsel misschien van het zwervend leven, dat de vaderen hebben geleid in vervlogen tijden? Zooveel is zeker, dat wàt ook de mannen in de beide Zuid-Afrikaansche republieken hebben moeten ontberen in den worstelstrijd, dien ze voeren, voorzeker niet den steun en den bijstand der vrouwen.
En deze worstelstrijd duurt voort en de tijd snelt heen, zonder de beslissende zegepraal aan de Engelsche wapenen te brengen.
Zuid-Afrika zou op den langen duur de leeuwenkuil voor Engelands macht kunnen worden.
L. Cornellissen Rupertus.
|
|