Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 6
(1901)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 365]
| |
Onze taal.Haar vroegere benamingen. - Waar zij gesproken wordt als Nederlandsch en als Nederduitsch. - Uitgestrektheid van ons spraakgebied. - Hoe oud is het Nederlandsch? - De oude Belgen en wij. Ofschoon in enkele streken van Vlaamsch-België onze taal nog steeds wordt aangeduid met den naam Dietsch, DoetschGa naar voetnoot(1) of zelfs Duitsch, is men het er hedendaags eens over, haar, als de taal van de Nederlanden, Nederlandsch te noemen. Reeds in de 13e eeuw was de benaming Dietsch in zwang. Zij beteekende in de eerste plaats de gewestelijke spraak van het graafschap Vlaanderen, zoowel die van de niet met zekerheid bekende streek, waar het dieren-heldendicht Reinaart de Vos werd geschreven, - waarschijnlijk het land van Waas, - als die van het Brugsche Vrije, waar van Maarlant geleefd en geleeraard had. Dit Vlaamsche dialekt was en bleef toongevend voor de geschreven taal tot het einde van de 15e eeuw. Op zich zelf beschouwd is het woord Dietsch de Vlaamsche vorm van het Brabantsch-Hollandsche Duutsch en Duitsch, meer in zwang geraakt sedert de 16e eeuw en in 't Engelsch overgegaan als Dutch. Afgeleid van het woord died = volk (in Mnl. spelling diet, - vanwaar dan het Vlaamsch bedieden, Brab.-Holl. beduiden), - beteekent Dietsch nagenoeg hetzelfde als de hedendaagsche woorden volksch, nationaal. Toegepast op de taal, duidde het aan: ‘de levende dialekten, welke het | |
[pagina 366]
| |
volk, de groote menigte sprak, in tegenstelling tot de doode taal, welke slechts dungezaaide geleerden kenden, namelijk het Latijn.’ Verscheidene eeuwen lang maakte men tusschen de woorden Dietsch en Duitsch geen ander onderscheid, dan dat men - zooals reeds uit het bovenstaande blijkt - in het graafschap Vlaanderen algemeen den eersten vorm en in andere gewesten bij voorkeur den tweeden gebruikte. Onnoodig is het zeker wel, op te merken, dat er geen spraak kan van zijn, met dit tweede woord aan te duiden, wat wij op onze dagen Hoogduitsch noemen, namelijk het bizondere dialekt, dal zich - tot de allergrootste schade van het Nederduitsch - sedert Luther tot algemeene schrijftaal van de Duitsche staten beoosten den Rijn ontwikkelde. In de 16e eeuw werd het Brabantsch, de gewestspraak van het hertogdom Brabant en meer bepaaldelijk het Antwerpsch, toongevend. Ook begon men van dan af naast het woord Duitsch ook dit andere, Nederduitsch, aan te wenden, om er de taal van Neder-Duitschland (de Germania inferior van alle vroegere landkaarten) meê aan te duiden. Na den val van Antwerpen, in 1585, en de uitwijking van duizenden Vlamingen naar Engeland, Duitschland en de Noordelijke provinciën, werd al spoedig het Hollandsch toongevend in de geschreven taal en is dit gebleven tot op onzen tijd. Opmerking verdient het, dat niettegenstaande dit alles de benamingen Duytsch en vooral Neder-Duytsch onafgebroken tot rond 1850, ook in de geschreven taal, gehandhaafd werden. Vondel, Huydecoper, Weyland, evengoed als Blussé, Willems, Bilderdijk, van Duyse, hielden dien naam nog in eere. Hiel stichtte na 1870 nog zijn Nederduitsch Tijdschrift, en te Antwerpen bestaat nog steeds een Kiesvereeniging onder den naam van De Nederduitsche Bond. Het Nederlandsch, - d.i.t.z. onze taal, zooals zij zich in de zuiver Nederduitsche gewesten van de Nederlanden heeft ontwikkeld en | |
[pagina 367]
| |
tot heden gehandhaafd, gehandhaafd óók als geschreven, zoo bestuurlijke als letterkundige taal, - dient heden tot beschaafde omgangstaal aan ongeveer 17 millioenen menschen, verspreid over vier werelddeelen. Zij is de moedertaal van 5 miilioen Noord-Nederlanders of Hollanders, van nagenoeg 4 miilioen Nederduitsche of Vlaamsche Zuid-Nederlanders of Belgen, van 300,000 Fransch-Vlamingen en van ongeveer 1 ½ millioen Afrikaanders in Kaapland, Oranje-Vrijstaat, Transvaal, Natalië, enz.. Het getal Nederlandsch-verstaanden in de Vereenigde Staten, in Hollandsch Guiana, op Curaçao en eenige kleine Antillen, en vooral op de eilanden Java, Sumatra, Timor, Celebes en de Molukken in Oceanië, mag men zonder overdrijving op 5 à 6 millioen schatten.
* * *
Een gewichtige opmerking dient hier echter plaats te vinden. Tusschen Emden in Oost-Friesland en St-Petersburg wonen zoowat 15 millioen menschen van denzelfden Nederduitschen stam als wij, wier dagelijksche verkeerstaal, namelijk het Platduisch, voor ieder Zuid- en Noord-Nederlander gemakkelijk verstaanbaar is. Te Amsterdam als te Antwerpen trekken zich Platduitsche matrozen uit Hamburg, Bremerhaven, Kiel, te midden van een uitsluitend Hollandsch- of Vlaamsch-sprekende bevolking zonder moeite uit den slag. Voorlezingen in de oorspronkelijke taal uit de werken van Reuter, Groth en anderen, werden in Vlaamsch-België als in HollandGa naar voetnoot(1) door honderden verstaan. Te Hannover was de rechter genoodzaakt plat Hannoversch te spreken met vóór hem te recht staande Roeselaarsche bezemverkoopers. Hieruit volgt, dat onze taal, beschouwd, niet als letterkundige en bestuurlijke taal, maar wel in al de onderscheiden dialekten, welke er toe behooren, in Europa alléén door nagenoeg 25 millioen menschen verstaan wordt. Van Duinkerken tot | |
[pagina 368]
| |
schier onder de muren van St-Peterburg en omgekeerd komt elk Nederduitscher, Hollander, Vlaming of Rijks-Duitscher, met om het even welk Nederduitsch dialekt zonder moeite tot zijn doel. Het spraakgebied van onze taal, beschouwd als streng en uitsluitend Nederlandsch, is samengesteld uit: Noord-Nederland met 32,990 □ km.; - Zuid-Nederland of Vlaamsch-België met circa 15,000 □ km.; - Transvaal met 308,560 □ km.; Oranje-Vrijstaat, met 131,070 □ km.; - de Nederlandsche bezittingen met 2,003,219 □ km.,Ga naar voetnoot(1) te zamen dus, zonder Fransch-Vlaanderen, Kaapland, Natalië en de gewesten van de Vereenigde-Staten, waar men Nederlandsch spreekt er bij te rekenen, 2,490,839 □ km. Vatten wij onze taal op als Nederduitsch, dan verrijken wij ons spraakgebied aanzienlijk, namelijk - voor acht van de twaalf provinciën van Pruisen, verder voor Oldenburg, Mecklenburg-Schwerin en eenige andere Platduitsche gewesten, - met meer dan 219,964 □ km.; zoodat wij van dan af een totaal bereiken, van 2,710,803 □ km. Het spraakgebied van het Fransch bevat: in Frankrijk, op zijn breedst gerekend, 528,786 □ km.; - in Zwitserland 8,000 □ km.; - in België 14,000 □ km.; in de Fransche bezittingen 3 millioen, te zamen 3,550,876 □ km.
* * *
Hoe oud is het Nederlandsch en uit welke dialecten heeft het zich ontwikkeld? Ziedaar een vraag van gewicht, waaromtrent ongelukkiglijk vele vooroordeelen bestaan. Moest men geloof slaan aan wat zekere enthoeziasten beweren, dan zouden de oude Belgen, de Nerviërs, de Eburo- | |
[pagina 369]
| |
nen, de Morinen, de Menapiërs, enz., Nederlandsch of weinig minder dan Nederlandsch gesproken hebben! Ongelukkiglijk heeft de geschiedkundige wetenschap het bewijs geleverd, dat er tusschen ons, Vlaamsche Nederduitschers, en de volgens Caesar dappere bevolking van deze onze gewesten vóór en onder de Romeinsche overheersching weinig of geen verwantschap bestaat. Niet van de Belgen, door Caesar overwonnen, maar van de slanke, klaaroogige, blondharige, blankhuidige en langschedelige Duitsche Barbaren, welke de Romeinen van hier verdreven en het overschot van de oude Belgische bevolking met wapengeweld onderwierpen, zijn wij de nakomelingen. Eerst nadat Friezen, Sassen en Franken hier 5 à 6 eeuwen lang hadden huisgehouden, waren de dialekten gevormd, waaruit zich eindelijk een bizondere Duitsche taal, het hooger genoemde Dietsch, zou ontwikkelen. Dit wordingsproces was in de XIe eeuw en niet vroeger voltrokken. Vóór dien tijd kan er in onze gewesten alleen van algemeen-Duitsche dialekten spraak zijn. Dr H.B. |
|