Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 6(1901)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Bij een huwelijk. Wanneer twee jonge wezens minnen Met vuurgen, zaalgen liefdegloed, Die hunne prille, dartle zinnen En beider harten kloppen doet. Ziet, hoe ze wandlen over de aarde, De handen in elkaar gedrukt, Terwijl hun blikken als een gaarde Vol bloemen zien, die hen verrukt! Zoo heerlijk schijnt hun 't nieuwe leven, Dat oprijst in een stralenglans, En beider zielen trillen, beven, Als 't Bruidje blikt in 't oog des Mans. Hij wijdt haar tot zijn dierbre Vrouwe, Begloort haar met zijn liefdezon; Zij wordt in blijheid en in rouwe Der Warmte straal, der Frischheid bron. Mijn broeder, gij, gij zijt de kracht, Die scheppen zal op Godes wenken, Gij, zuster, zijt de teerheid zacht, Die hem de liefdevrucht zult schenken. ... En dat geen wolksken ooit 't azuur Van uwen hemel koom verdonkren, Maar dat ondoofbaar minnevuur Uw heele leven blijf omflonkren! Dit is de wensch van maag en vrinden, Van al degenen, die hier zijn, Dat naamlijk Gij maar heil moogt vinden En drinken loutren liefdewijn! Oostende, 31 October 1900. Fr. Van den Weghe. Vorige Volgende