zeker de meest populaire, Thijs kende men minder door zijn eigenaardige, wazige manier van werken, die niet door allen begrepen wordt, Willem staat minder hoog dan Jaap, hij is niet zoo krachtig en forsch.
Dat breede, dat gedurfde in Jaap's werken trekt zoo aan, men voelt de meesterhand in iedere penseelstreek.
Hij was pas 62 jaar en werkte door tot hij niet meer kon, tot het licht verdween uit de oogen, die het zoo heerlijk hadden in zich opgenomen en weergegeven.
Vreeseklijk, de wreedheid van het noodlot, die dezen man blind deed worden de laatste dagen van zijn leven!
Jaap heeft het in zijn jeugd niet weelderig gehad. Zijn vader was letterzetter in den Haag, had vier kinderen, de drie broeders en een dochter. Jaap was de oudste zoon. Eigenaardig dat allen drie een bizonderen aanleg voor teekenen toonden, en tevens eigenaardig dat ieders talent zeer individueel is, dat men er geen gebroeders uit herkennen zou, dat ieder zich op zijn eigen wijze ontwikkelde.
Jacob ging het eerst in Antwerpen studeeren bij Huib van Hoven en Stroebel; later ging hij naar Parijs. Hij begon zich daar op landschapschilderen toe te leggen, exposeerde en - zijn succes begon. Toch droeg het werk uit dien tijd een heel ander karakter dan wat hij later deed. Er bestaan in Holland nog schilderijen van hem uit die periode, zeer minitieus bewerkt, tot in alle puntjes afgemaakt, keurig gepenseeld. Men zou er den forschen toets van den lateren Jaap Maris moeielijk uit herkennen.
Na 1871 vestigde hij zich in den Haag waar hij bleef en werkte voor zich en zijn vrij groot gezin. Hij ging naar buiten om schetsen te nemen, aquarelleerde ze losjes, maar werkte ze op zijn atelier rustig uit.
Hooge onderscheidingen zijn hem ten deel gevallen, hij was ridder van den Nederlandschen Leeuw en Oranje Nassau en ook buitenlandsche vorsten huldigden in hem een man van groot talent.