Den Haag ziet er eenigszins feestelijk uit door den vlaggentooi; zelfs van het ministerie van oorlog wappert de driekleur, - eigenaardig contrast - als bewijs van sympathie voor het vredeswerk.
Af en toe ziet men rijtuigen rijden met vreemde gezichten er in, personen, wier type niet dat van den Hollander is, en aan de deftige gekleede jassen merkt men terstond, dat zij geen gewone reizigers zijn.
De hotels zijn vol; niet minder dan 160 gedelegeerden zijn hier vereenigd. Onder de velen die gekomen zijn, tellen wij ook Bertha von Suttner, de vrouw, die als het ware den eersten stoot gegeven heeft aan de groote vredebeweging. Zij is hier gekomen als journaliste, om verslag te doen van het hier gesproken in haar land. De pers wordt echter niet toegelaten op de conferenties, alleen de openingszitting mocht zij bijwonen, en Bertha von Suttner was de eenige vrouw, die op de perstribune plaats nam.
Welk een eigenaardig gevoel moet haar bezielen, als zij daar zit, neerziende op haar werk, waartoe zij zooveel bijdroeg, het plantje, dat zij kweekte, en waaraan nu als eerste bloem bloeit deze conferentie, waarvan het nog niet zeker is, welke vrucht zij zal dragen.
De voorzitter, Baron de Staal, die de conferentie zou openen, was daartoe verhinderd door een keelaandoening. Onze minister van Buitenlandsche zaken nam die taak van hem over, ofschoon de heer de Staal wel in zooverre was hersteld, dat hij de conferentie kon bijwonen. Toen hij bij acclamatie tot president werd benoemd door de vergadering, kon hij een enkel woord spreken om den heer de Beaufort te bedanken en om tevens de uitnoodiging aan te nemen om als vertegenwoordiger van den czaar de vergaderingen te leiden.
Natuurlijk heeft menigeen zijn vernuft gebruikt om toepasselijke dingen te maken op de vredesconferentie; onnoodig iets te zeggen van briefkaarten met kijkjes op het Huis ten Bosch,