Jaarboekje en weldra bekend en bevriend met de toenmalige Gentsche schrijvers: Serrure, Heremans, Van Duyse. Intusschen was hij ook (1850), dank zij een voor hem gelukkigen samenloop van omstandigheden, uit zijne nederige bediening opgeklommen tot den post van bestuurder-opsteller der befaamde Gazette, die spoedig een dagblad werd en haren bloei in de eerste plaats aan Willem Rogghé verschuldigd was.
Hoofdstuk IV schetst den toestand van België en van Vlaanderen in de jaren 30 en 40, kortna onzeomwenteling, die in 't leven werd geroepen door ‘papen, overgewaaide Franschmans, fransquillons enpaniers percés’, de stichting der liberale partij, het ontstaan der Vlaamsche Beweging. Onder den invloed der eerste Zuid-Nederlandsche dichters en schrijvers, zooals Willems, Ledeganck, Van Duyse, Conscience, De Laet, Theodoor Van Rijswijck, Michiel Vander Voort en veelanderen, vormden zich in de steden overal maatschappijen van Vlaamschgezinden, met het doel, de verfransching van ons land te bestrijden en onzen stam te doen herrijzen uit zijne eeuwenlangen slaap.
Te Gent ontwikkelde zich uit ‘de Taal is gansch het Volk’ het zoogenaamd ‘Vlaamsch Gezelschap’, waarbij mannen van alle denkwijzen zich aansloten, hoewel de groote meerderheid vrijgezind bleek. De kring bleef verscheidene jaren de ziel der Vlaamsche Beweging in Vlaanderens hoofdstad, en er heerschte onder zijne zeer talrijke leden een geestdrift, welke Rogghé tot zijne innige spijt thans nergens meer ontwaart, omdat de Flaminganten, meent hij, zich sedertdien hebben laten paaien door een schijn van rechtsherstelling.
Nu worden eenige gebeurtenissen herdacht, die het Vlaamsche land in verslagenheid dompelden: de dood van Willems, - de beleediging, ons door den Waal Sigart in volle Kamer naar het hoofd geslingerd, - het overlijden van Ledeganck, - de jammerlijke woelingen van Risquons-Tout. Tevens maakt de schrijver ons bekend met de werkzaamheden van het Vlaamsch Gezelschap: litterarische lezingen en feesten, opstel-