Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4(1899)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Een mensch. Ontwapening! Is dat de zon der blijheid Die uit den nacht der domheid rijzen moet; Gaat dan de kim zich baden in de vrijheid, En ligt het eind der volken overmoed, Het eind van haat en wraak in de nabijheid? Wie heeft u, Keizer, deze heilsgedachten In 't brein gevoerd; kwam voor uw Majesteit Wis Godes engel die de wereldklachten Tot voor uw gouden troon heeft uitgeschreid, Waar uwe macht beheerscht alle aardsche machten? Lei de engel u het tafereel voor de oogen Van gansch een aardbol uit wiens kouden schoot Een stikdamp opwelt van geweld en logen, Waar door het ruim 't gejammer van den dood, De geur van stollend bloed komt aangevlogen? Dat heet men nu 't gewapend vreêvertrouwen: Elk man wordt legerknecht in staal gehuld, Rond stede en dorp wil men een borstweer bouwen, Geen streke gronds die niet haar rol vervult, Waar eens de krijg zijn scharen zal ontvouwen. [pagina 207] [p. 207] Sprak de engel u van hen, o arme slaven, Maar slechts van trots, van overheerschingsdorst, Die, 't zwaard ter hand, van zuid tot noorden draven, Niet wetend waar de neergeslagen vorst Hun tassen heldenlijken zal begraven? Wat geeft, dat nijverheid en handel kermen, Wat scheelt het dat de grond geen brood meer geeft; Wat scheelt het dat het volk met leege darmen En naakte leden langs de straten zweeft; Kan 't dom geweld zich der ellende erbarmen? Wees de engel u op maagden, moeders: allen In zielsgetraan, zij die de toekomst zien Dat gade op gade, en broers op broers gaan vallen, Wis om een vorstenluim, en dat misschien Bij 't eerst gebots gaan sneven duizendtallen? Wat geeft der Menschheid droomen, bidden, streven, Wat geeft vooruitgang, wetenschap en kunst, Waar recht en rede zich ten offer geven Voor de eedle waarheid zonder loon of gunst, Voor de eedle vrijheid uit het hart gedreven? Dat alles, keizer, heeft uw hart bewogen, Ontwaakt als uit een droom is uwe ziel, Wen 't gouden woord, een woord van mededoogen, Uit menschenmin van uwe lippen viel, En opwaarts steeg tot aan de hemelbogen. [pagina 208] [p. 208] Van zuid tot noord, van oost tot west weergalmen De jubelkreten over land en zee, En maagden, moeders vlechten bloem en palmen Zich om de slapen, en het lied van vreê Doorklinkt het ruim in blijde zegepsalmen. De toekomst, ja, ligt voor het oog verborgen: Thans zal, o keizer, uw verzoeningswensch Het eind gaan zijn der hatelijke zorgen, Want, groote keizer, grooter nog als mensch, Gij schenkt het licht aan eenen heldren morgen. Victorien Vande Weghe. Laken, 1898. Vorige Volgende