lers zeggen: ‘Ik ben diep ongelukkig. Mijne ziel is treurig. Ik ben bang’ of ‘Ons fortuin is door het langdurig proces, dat vader verloren heeft, gansch versmolten en zonder een rijk huwelijk weet ik niet, hoe wij onze zaken zullen rechthouden;’ eene lange geschiedenis, die een der spelers, volgens 'tgeen hij ‘tot het publiek’ zegt, ‘maar aan zijn eigen vertelt,’ omdat zijn broeder niet wil luisteren....
Er is nog al afwisseling in het drama, en in de tooneelen, waar figuranten moeten verschijnen, is er van de figuratie goed partij getrokken. De rollen waarin een zweem van charge voorkomt (de veldwachter, onkel Free) zijn 't minst geslaagd.
***
In Drie Tooneelstukjes voor Huis en School trof H. van Kalken den juisten toon en gaf op aanschouwelijke wijze een behartigenswaarden wenk: in Sinterklaas het geijkte: ‘Vergeet de armen niet;’ in De moedige Meisjes van Hazeveen eene opwekking tot vriendelijken omgang met leeraressen, die, door ouderdom of ongelukken, bij haar onderwijs de noodige energie missen; in De Krekel en de Mier eene les van onbaatzuchtigheid.
De taal is eenvoudig, maar natuurlijk; de berijmde gedeelten echter zijn minder geslaagd. In de beide eerste stukjes werd voor comische intermezzo's gezorgd; in 't eene door den zwarten knecht van Sinterklaas; in 't andere door den schrik der meisjes voor een spook, waarmede zij zelven eene medeleerlinge meenden bang te maken.
Tegen de gemakkelijke opvoerbaarheid der stukjes heb ik twee bedenkingen. De personen die er in moeten spelen zijn van verschillend geslacht en moeten menschen van uiteenloopenden ouderdom voorstellen.
En de verschillende tooneelen van ieder stukje spelen of in een ander midden of op een anderen tijd, zoodat telkens het gordijn moet vallen.
Het werkje van H. Van Kalken ziet er zeer netjes uit en kan zeer goed als prijsboek dienst doen.
P.