de Algemeene Vergadering van 30 October j.l. met eenparige stemmen besloten nog eens eerbiedig bij U aan te dringen, op dat het U gelieve te bevelen dat de prijskampen zoo worden ingericht, dat de belangen en rechten der Vlaamsche bevolking niet zouden worden gekrenkt.
Het schijnt ons immers dat het Nederlandsch niet op denzelfden voet staat als het Fransch. Voor twee van de acht klassen, die deelnemen aan den prijskamp, is wel het Nederlandsch nevens het Fransch een vak van den wedstrijd; maar voor de zes overige is dit aan het toeval van het lot overgelaten. Welnu het kan gebeuren dat het lot het Nederlandsch voor niet één dezer zes klassen zou aanduiden, en daartegen neemt het besluit geen maatregel, terwijl het er wel een neemt voor het geval dat dit zou gebeuren met het Grieksch, het Latijn en het Fransch.
Wat de vakken betreft die onder de toepassing vallen van de wet van 15 Juli 1883, het Engelsch is voor zeven, en het Duitsch voor vijf van de acht klassen volkomen uit den prijskamp gesloten; de geschiedenis en aardrijkskunde, alsook de natuurlijke wetenschappen zijn voor zes klassen op acht aan het toeval van het lot overgelaten.
De Algemeene Vergadering neemt dus U nog eens te moeten vragen om in de prijskampen M.O. het Nederlandsch gelijk te stellen met het Fransch en aan de vakken, die door middel van het Nederlandsch moeten onderwezen worden, een vast en ruimer aandeel te geven.
Wij verblijven, Hooggeachte Heer Minister, met eerbiedige achting uw nederige dienaren.
Namens het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds:
De Secretaris-Schatmeester,
J. Vercoullie.
De Voorzitter,
G.D. Minnaert.
Gent, den 7 December 1898.