Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4
(1899)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 81]
| |
Hypnotisme in de opvoeding.Reeds in 1860 schreef Durand de Gros: ‘Le rachitisme de l'intelligence, les déviations du caractère trouveront dans l'hypnotisme leur orthopédie.’ Dat beteekent nagenoeg: ‘Bekrompen verstand en afwijkingen van 't karakter zullen in hypnotisme een heelmiddel vinden.’ Maar terwijl Durand de Gros het bij deze platonische bevestiging liet, ondernam de Parijzer dokter Edgar Bérillon, opzichter der openbare krankzinnigengestichten en algemeen secretaris van de Société d'Hypnologie et de Psychologie, eene reeks waarnemingen op 't gebied der clinische paedagogiek en bracht er verslag over uit, 'tzij in verschillende artikels van de Revue de l'Hypnotisme, waarvan hij bestuurder is, 'tzij in zittingen van de Association française pour l'Avancement des Sciences, 't zij in congressen over zielkunde (Londen, 1892, Munchen, 1896), crimineele anthropologie (Geneve, 1896), zinneloosheid en neurologie (Toulouse, 1897) of geneeskunde (Moscou, 1897). In zijne jongste brochure: L'Hypnotisme et l'Orthopédie mentaleGa naar voetnoot(1) wijst hij andermaal op meer dan éene merkwaardige genezing, die hij bekomen heeft in gevallen waar de patient de vroeger onuitroeibare gewoonte had zich de nagels af te bijten, zelfbevlekking te plegen, te stelen, te liegen, enz., of wel kinderachtige vrees aan den dag lei. b.v. in de duisternis of in de eenzaamheid. Ook in Psyche, orgaan voor psychische geneeskunst en ziel- | |
[pagina 82]
| |
kundig onderzoek, worden af en toe gevallen aangehaald, waarin hypnose werd toegepast op onwillige, achterlijke, ondeugende, driftige, zelfs idiote kinderen, aan wie ijver, oplettendheid, enz. werden gesuggereerd en in welke gevallen de gunstigste uitslagen werden vastgesteld. Dit wettigt de vraag: Is met kinderen, die niet kunnen of niet willen, tegenover wie de opvoeder zijne volkomen machteloosheid bekennen moet, reeds alles beproefd? Waarom zou men - wel te verstaan onder de leiding van een bevoegden en geoefenden geneesheer - bij ondeugende, weerspannige, achterlijke leerlingen, bij hen die niet tot de geringste aandacht of den minsten ijver in staat zijn of die een onweerstaanbaren aandrang tot slechte gewoonten toonen, den hypnotischen toestand niet ter hulp roepen, om hunne aandacht te wekken of hunne booze neigingen te bekampen? Men bewere niet dat opvoedkunde en hypnose niets met elkander te stellen hebben. De zielkunde heeft als eene menschelijke eigenschap doen kennen: suggestibiliteit; maar dit onderdeel der psychologie werd tot hiertoe niet genoeg bestudeerd. Toch weet ieder vakman dat de suggestie de voornaamste kracht is, waarover de opvoeder beschikt. Jammer maar dat de talrijke, onophoudelijk herhaalde suggestiën, die het kind buiten 't schoollokaal ondergaat, vaak de ijverigste pogingen dwarsboomen of verijdelen! Ook in de geneeskunde speelt de suggestie eene belangrijke rol: tal van wonderbare genezingen kunnen alleen door haar verklaard worden. Welnu, hypnose vergemakkelijkt de suggestie, zij maakt er het uitwerksel dieper en blijvender van, daar zij elken tegenstand te niet doet. Zij wordt overigens zelve door suggestie verkregen: om eenen patient te doen insluimeren is het voldoende dat de geneesheer hem het denkbeeld opdringe dat hij zal slapen. | |
[pagina 83]
| |
In den hypnotischen toestand kan men dan trachten, den onwillige of achterlijke betere gevoelens of ernstiger werklust in te prenten, en zoo de zittingen eenige keeren herhaald worden, slaagt de proef gewoonlijk. Een paar voorbeelden mogen toonen, hoe Dr. Bérillon te werk gaat. Als de zieke gehypnotiseerd is in eenen zetel, met de beide voorarmen op de leuningen, neemt de geneesheer hand en pols stevig vast en zegt, vriendelijk, doch beslist: ‘Beproef de hand aan den mond te brengen en de nagels af te bijten. - Gij merkt dat gij niet kunt. De drukking, die ik op uwe hand uitoefen, kunt gij niet overwinnen. Welnu, wanneer gij nogmaals uwe nagels zult willen afbijten, zult gij hetzelfde gevoel van drukking ondervinden. Uw arm zal zwaarder zijn om op te heffen. De tegenstand zal dan niet van mijne hand voortkomen, maar van uwe eigen hersenen; ik ben het, die er dien weerstand in schep. De kracht, die gij moet aanwenden om dien tegenstand te overwinnen, zal u den tijd geven om u in te houden, om het bewustzijn te krijgen van de beweging die gij gingt uitvoeren en om uw eigen wil te doen tusschenkomen.’ Deze oefening wordt verscheidene keeren herhaald, nu voor de eene, dan voor de andere hand, en na den patient verwittigd te hebben dat hij zich bij 't ontwaken zeer wel zal bevinden en volstrekt niet vermoeid zal zijn, blaast de geneesheer hem lichtjes op de oogen, en de zieke gehoorzaamt aan 't bevel: ‘Word wakker.’ Zelden mist de suggestie haar uitwerksel. Zoodra de hand zich werktuiglijk in de richting van den mond beweegt, gevoelt de patient duidelijk in den voorarm een zekeren tegenstand; doch wanneer slechts een enkele arm aan hypnotische behandeling werd onderworpen, gaat de andere met de automatische gewoonte voort; dit feit maakt zelfs een hoogst belangrijk controlemiddel uit. Soms is het noodig de beide armen in een' toestand van psychische verlamming omhoog te houden, | |
[pagina 84]
| |
om het impulsief automatisme te overwinnen, waarvan de patient onwillekeurig de dwingelandij had ondergaan.
Bij kinderen die, als 't ware zonder eenig besef van 't verbodene, allerlei voorwerpen ontvreemden, heeft de behandeling nagenoeg het volgende verloop. De geneesheer zegt: ‘Op die tafel ziet ge een geldstuk, en gij gevoelt lust het te nemen. Welnu, neem het en steek het in den zak.’ De patient gehoorzaamt. ‘Zoo, dat doet ge gewoonlijk, maar nu gaat ge het geldstuk terugleggen. En voortaan zult ge telkens zoo handelen. Als 't u nog gebeurt dat ge aan de bekoring niet hebt kunnen weerstaan, zult gij beschaamd zijn en u haasten om 't gestolen voorwerp terug te leggen.’ Na eenige zittingen van deze psychische gymnastiek, uitgevoerd onder den invloed der hypnose, is 't kind gewoonlijk voor goed van zijne leelijke gewoonte genezen. En als men met beleid te werk gaat, is dergelijke genezing niet bloot het gevolg van een werktuiglijk handelen; zij gaat veeleer gepaard met een ontwaken van het geweten en het zedelijk gevoel, en mij dunkt dat dit merkwaardig genoeg is om er de aandacht van opvoeders en geneesheeren op te vestigen.
De graad van suggestibiliteit is volstrekt geen bewijs van de eene of andere zenuwziekte. Suggestibiliteit staat integendeel - Dr. Bérillon maakt er eene zielkundige wet van - in rechtstreeksche verhouding met de verstandelijke ontwikkeling en de verbeelding; zij is dus veeleer een synoniem van opvoedbaarheid. De schrijver beweert dat degenen, die 't minst vatbaar zijn voor suggestie in wakenden toestand, in den regel 't meest kenteekenen van verstandelijke of zedelijke ontaarding vertoonen. Hij begint dan ook gewoonlijk zijne diagnose met eene proef over de natuurlijke suggestibiliteit der kinderen: hij dringt hun het denkbeeld op dat zij, huns ondanks, de onweerstaanbare behoefte zullen voelen zich op een bepaalden stoel te gaan nederzetten, en wacht gedurende een paar minu ten het uitwerksel van zijne suggestie af. | |
[pagina 85]
| |
Hij maakt daarvan zelfs de eerste stelling der hypnotische behandeling, die de lezer, zoo ik duidelijk genoeg ben geweest, als volgt zal kunnen samenvatten: 1. In den toestand van hypnose aan den patient een denkbeeld opdringen, en deze suggestie met eene psycho-mechanische beweging doen gepaard gaan, ten einde a) in de hersenen een weerstandscentrum te stichten (om verkeerde handelingen tegen te houden) of b) eene grooter energie tot stand te brengen (b.v. om luiheid of onverschilligheid te keer te gaan); 2. De suggestiën bepaald en helder formuleeren, opdat de beelden, die men in de hersenen wil te voorschijn roepen, zoo duidelijk mogelijk zijn; 3. Na de werktuiglijke en onbewuste vervulling te hebben bekomen van de opgedrongen daden, door de suggestie geleidelijk het bewustzijn wakker maken en de medewerking verkrijgen van den wil van den behandelden leerling.
Er blijft nog alleen te doen opmerken, dat de steeds verrassender ontdekkingen der wetenschap 1o de noodzakelijkheid vermeerderen om bij de studie der opvoedkunde niet langer de physiologische zielleer uit het oog te verliezen en 2o met meer klem den wensch doen herhalen, om eene inniger samenwerking te zien ontstaan tusschen medici en onderwijzers. In de hoofdstad van Duitschland schijnt men meer en meer dien weg op te gaan. Aan elke school in Berlijn zal voortaan een geneesheer verbonden zijn. Hij moet elken nieuwen leerling onderzoeken en voor hem een gezondheidsblad opmaken; waken op verluchting, verlichting, verwarming en onderhoud der klassen; om de veertien dagen eene voordracht houden in elke klasse, enz., kortom, de gezondheidsopzichter wezen van het gesticht. | |
[pagina 86]
| |
Dit stelsel heeft het practisch voordeel, aan talrijke geneesheeren eene positie te verzekeren en aan de ouders vertrouwen in te boezemen; maar ik hoef er niet op te wijzen, welk nut er van te verwachten is voor de behandeling van achterlijke en minderwaardige leerlingen, bestrijding van gebreken en ondeugden, regeling van den rooster der werkzaamheden en de uren van uitspanning, alsook voor eene practische oplossing van het zooveel besproken vraagstuk der geestelijke vermoeienis. 18 Aug. '98. Pol Anri. |
|