Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 146]
| |
![]() Philae. Oostelijke kant (linker oever).
| |
[pagina 147]
| |
Des nachts op PhilaeGa naar voetnoot(1).De maan gaat op in een uitspansel waarin ontelbare starren fonkelen met eenen glans, die in onze mistige hemelstreken onbekend is. Venus schittert boven het heiligdom van Osiris(2) in al hare heerlijkheid der keerkringsnachten. Daar rijzen de bouwvallen als zooveel schaduwbeelden, nu eens sierlijk en bevallig, dan weder indrukwekkend, en omringen zich met een purperachtig schemerlicht. De duisternis verbergt hunne schrammen en spleten, en voor de verbeelding verschijnen de tempels, zooals de vrome troep der pelgrims die bewonderen mocht, tijdens de viering der mysteriën van IsisGa naar voetnoot(2). De verlichte zijde der gedenkteekens is omringd door duidelijke en zuivere omtrekken.
N.B. Terug van zijn reis in Egypte hield de hr. K. Buls o.a. te Gent een voordracht met zichten over het land der Pharao's. Na de voordracht las hij eenige ter plaatse neergeschreven indrukken. Die van Philae heeft hij ons Tijdschrift vereerd. N.d.R. | |
[pagina 148]
| |
De lucht is onuitsprekelijk zacht en kalm; een phosphoorachtig zelflicht schijnt te vloeien uit het gestarnte en de heiligdommen te omstralen als met eene geheimzinnige uitwaseming. De weerschijnende watering van den Nijl haakt zich vast aan de bochtigheden van het heilige eiland, en scheurt zich bij oogenblikken met een plotselijken lichtstraal. De stroom vervolgt met kracht zijnen weg dwars door de kronkelende slingeringen van den waterval, en laat wijd in de verte een dof gedommel hooren; boven dezen loeienden basklank steekt scherp af het schrille geknars van de SâkiejeeGa naar voetnoot(1), welke, sedert duizenden van jaren, al niet méer heeft stil gestaan dan de wateren van HapiGa naar voetnoot(2), om te drenken en te laven de immerdorstige voedsteraarde. Het schijnt, als hoorde men het eeuwenlange gekerm van den armen fellah: zonder rust noch duur, dag en nacht, onder de brandende stralen der zon, evenals onder het koude flikkeren van het starrenlicht,... slaaft hij en slaaft, zonder eene enkele verpoozing, aan zijn Danaïdenwerk, en put en giet altijd voort, het vruchtbaarmakende water op den nooit verzadigden schoot der aarde. Deze schrille kreet, dat klagend heien, dat mij aldaar vervolgd heeft gedurende de heerlijkheid des dags, evenals in de stilte der slapelooze nachten, zullen steeds voor mij blijven als het Leitmotiv van Egypte. Zij bevatten in zich de folteringen van dat arbeidzame volk, dat nimmer rekenen mocht op de wateren des hemels en, zonder rust noch verpoozing, die putten moest uit den stroom en die laten vloeien over den drogen bodem, door de gloeiende stralen van Ra-HarmachisGa naar voetnoot(3) tot barsten en kloven verzengd. De dichterlijke tooverkracht van dezen nacht is zoo door- | |
[pagina 149]
| |
![]() Philae. - Gezien van uit Sjellal (rechter oever).
| |
[pagina 152]
| |
![]() Philae. - Paviljoen.
| |
[pagina 153]
| |
dringend dat men zich gelukkig gevoelt dergelijke oogenblikken te doorleven. De wondervolle versiering der tempels, wier pylonen in de hoogte schieten onder het blanke licht van Tanit, doet ons de weemoedvolle klacht der Sâkiejee vergeten. Het statige tempelhof ontvouwt zijne grootsche kolommenrij. De schachten der kolommen doorstrepen, met eene schitterende loodlijn, den duisteren grond der zuilengangen; de stralen der maan raken nauwelijks de opslagen der lotussen van de kapiteelen en teekenen hun kelken niet eenige zachte tinten. Verder dan de dichte schaduw der logge pylonen verschijnt het binnenhof onder eene heldere verlichting. In den achtergrond, door de geheimnisvolle duisternis heen van het heiligdom, is een lichtstraal doorgedrongen, langs een spleet van het gewelf, en omringt met een fantastischen kring eene dofwitte schim. Het is een Nubiër, die in zijn witten boernoes gehuld, op zijne Berberische lans leunt. De tengere schaduwbeelden van eenige groepen palmboomen steken scherp af bij de strenge lijnen der gebouwen; hun buigzame stam en de behaaglijke waaier van hun gebladerte teekenen zich zuiver af op het diepe azuur des uitspansels. Dit ongeëvenaard schouwspel, die oproeping van eene voor altijd verdwenen wereld, geven eenen onuitsprekelijk zoeten, onuitdrukkelijk dichterlijken indruk. Het schijnt voorwaar dat eene fijne goddelijke lucht uit den hemel op aarde daalt, en er de uitwasemingen van het rijk der goden over uitstort. Gedurende dien betooverenden nacht spreekt alles tot mij: De stroom, die kronkelt door de onpeilbare verte van de tijden en van het zwarte werelddeel, spreekt mij van zijnen arbeid, de groene Nijlvallei; Deze eerbiedwaardige tempels spreken mij van den vromen ijver van heerschzuchtige dwingelanden. Dit onwrikbaar graniet spreekt mij van de fiere veroveraars wier namen het ongeschonden bewaart. | |
[pagina 154]
| |
Die zang der Sâkiejee spreekt mij van het ellendig lot van den fellah, den nederigen slaaf, in het stof gebogen onder de roede Pharao's, in wiens geest het spookt van reusachtige gebouwen. Men zou in waarheid gelooven, dat op dit vreemdsoortige eiland alles samenwerkt om in een verheven symphonie het eeuwenoude epos van Egypte samen te vatten. De geschiedenis van Egypte ontplooide zich voor mijne verbeelding, en terwijl ik dacht aan de vijandelijke invallen, die op deze vreedzame vallel losgebroken waren, kon ik er niet aan wederstaan den loop der eeuwen tot op onze dagen te volgen. Na de Hyksos, de Ethiopiërs, de Assyriërs, de Perzen, de Macedoniërs, de Romeinen, de Byzantijnen, de Arabieren, de Franschen. En heden nog, had ik niet de vaartuigen gezien, die, bevracht met troepen, den Nijl opvoeren en te Wadi Halfah tusschen de derwische krijgsgevangenen heentrokken, welke aan den spoorweg arbeidden, langs waar de Engelschen langzaam maar zeker tot aan Khartoem zullen geraken? Dáár zal de laatste waterval te boven gekomen zijn, en hunne steamers zullen dan met vollen stoom tot aan Redjaf kunnen snellen, waar eenige moedige Belgen, in de verschrikkelijke eenzaamheid, op zes maanden reisafstand van hun vaderland verloren, doch door het heldhaftig gevoel van den plicht ondersteund, hen zullen afwachten, geschaard onder de blauwe starrenvlag. K. Buls. | |
[pagina 155]
| |
![]() Philae. - Westelijke zuilenreeks.
|
|