Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 129]
| ||||||||||||||||
Belgen in Zuid-Amerika.
|
1o | Rusland, eene uitgestrektheid van 21,125,000 v. kilom. |
2o | China, id. id. 9,915,000 id. |
3o | De Vereenigde Staten van Noord-Amerika, eene uitgestrektheid van 9,331,000 id. |
4o | Brazilië, id. id. 8,075,000 id.Ga naar voetnoot(2) |
Brazilië bevat 21 provinciën of staten, waaronder het Bondsdistrict (District fédéral) waarvan Rio-de-Janeiro de hoofdplaals is.
Deze stad is ook de zetel der regeering en bijgevolg de hoofdstad van het gansche rijk.
Twee dier staten zijn zeer uitgestrekt: Amazonas heeft eene oppervlakte van 1,720,000 en Matto-Grosso 1,390,000 vierk. kilometer.
Daarentegen heeft het Bondsdistrict niet meer dan 1,394 v. kil. uitgestrektheid; maar het telt 550,000 inwoners, terwijl
Amazonas er slechts 90,000 en Matto-Grosso 100,000 heeft, zij ongeveer 0,05 per vierk. kilom.
De bevolking van Brazilië is zeer aangegroeid.
Reclus geeft de volgende tabel op:
In het jaar 1776 | waren er | 1,900,000 inwoners |
1819 | id. | 3,617,000 id. |
1872 | id. | 9,930,000 id. |
1883 | id. | 12,600,000 id. |
1893 | id. | 15,750,000 id. |
In sommige steden, zooals Rio-de-Janeiro en andere, is de bevolking zeer groot; maar meer dan de helft van het grondgebied heeft zelfs geen éen inwoner op 10 vierk. kilom. In zijn geheel genomen is Brazilië 36 maal minder bevolkt dan Frankrijk en 109 maal minder dan België.
De aangroei der bevolking is vooral te danken aan het groote getal landverhuizers, die hier aankomen en dit getal vergroot van dag tot dag.
In het begin dezer eeuw telde men er gemiddeld slechts 3,000 per jaar, later 16,000 en in 1891 dicht bij de 220,000 - en dit in een enkel jaar.
Dan nog worden de Europeesche werklieden, die uit Argentina komen, niet in aanmerking genomen.
Voeg daarbij, zooals Reclus zegt, dat de Europeaan, zich zeer goed aan de luchtstreek gewent, vooral in de zuidelijke gewesten, en de uitwijkelingen, uit het Noorden van Europa gekomen, er zich zelfs beter gevoelen dan in hun eigen vaderland. Men heeft er vrouwen gevonden, die een nieuw jong leven kregen, en vastgesteld dat de geboorten drie, vier, zelfs tot zesmaal de sterfgevallen overtroffen.
In de heete luchtstreek is de uitwijking niet zonder gevaar; nochtans bewijst het getal zuivere blanken, die in deze streken stand genomen hebben, dat daar ook het verblijf mogelijk is.
De uitwijkelingen hebooren tot alle natiën; in 1891 waren er zelfs 378 Belgen bij.
Italië echter spant de kroon. Men berekent dat er in Brazilië niet minder dan 600,000 Italianen zijn.
Uit hetgeen voorafgaat, ziet men dat de bevolking van dit land een mengsel is van alle natiën, en er zich een zeer aanzienlijk getal zuivere blanken moeten bevinden.
Indianen en echt wilde stammen moeten, zooals elders, plaats maken voor de beschaafde wereld. Men treft die dan ook slechts aan in weinig bezochte streken, waar niemand, uit hoofde van allerhande soort van hinderpalen, doordringen kan.
In Brazilië bevindt zich de grootste stroom der geheele wereld. Hij draagt den naam van Amazonenstroom.
Hij loopt van het Westen naar het Oosten, niet wijd van den evenaar, en ontlast zich in den Atlantischen Oceaan.
Hij ontvangt de wateren van een oneindig getal rivieren die, wegens hunne grootte, voorzeker den naam van stroomen zouden mogen dragen.
Zijn bekken heeft eene uitgestrektheid van 5,594,000 vierk. kilom.; zelfs mag men dit op 6,430.000 vierk. kilom. berekenen, met bijvoeging der landen, wier wateren zich aflossen in den Tocantin, rivier die dicht bij de zee slechts een arm van de Amazone schijnt uit te maken.
Hoe groot Brazilië ook zij, de Amazone heeft zóó eene lengte dat zij in dit land alleen geene plaats vinden kan.
Hare eerste wateren komen langs Peru en de groote bergketen Cordilleras de los Andes, die langsheen de Oostkust van Zuid-Amerika van het Noorden tot het Zuiden loopt.
Bij hare intrede in Brazilië heeft de Amazone alreeds eene breedte van dichtbij de 3 kilometer; van dan af is zij een der groote waterloopen van het vaste land, en wanneer zij verder den Javari ontvangen heeft, die tot grensscheiding dient van Peru en Brazilië, overtreft zij alreeds de belangrijkheid van den grootsten stroom van Europa, en nochtans heeft zij nog ongeveer de twee derden van haren loop af te leggen en eene massa andere rivieren te ontvangen.
Zij veranderde driemaal van naam. Vooreerst heet men ze Maranhon, dan Solimoës en verderop Amazonenstroom.
Bij de monding treft men een grooten inham of zeeboezem aan en de vloed of het wassende water van den Atlantischen Oceaan doet zich op eene lengte van 1000 kilom. gevoelen. Het zeewater dringt nochtans niet in den stroom, en dit is zeer begrijpelijk.
De vloed van zoo een stroom moet machtig genoeg zijn om de indringing te beletten: zijne wateren worden tegengehouden en zwellen en zwellen, tot de ebbe weêr toelaat zich te ontlasten.
De Amazonenstroom heeft eene lengte van ongeveer 6000 kilom., is bevaarbaar voor stoomschepen tot op eene lengte van 5,200 en voor gewone booten tot op die van 5,650 kilometer.
Voeg daarbij de duizenden kilom. zijner bijrivieren en gij zult een klein denkbeeld hebben van de hooge belangrijkheid van dien stroom.
Het valt in ons bestek niet uit te weiden over de beschrijving van dit uitgestrekte land; maar ik vermeen dat sommige bijzonderheden onzen lezers niet onwelkom zullen zijn.
Brazilië is overdekt met uitgestrekte bosschen die de schoonste houtsoorten bevallen.
In menige dier bosschen schijnt eene doodsche stilte te heerschen; maar dit is slechts oppervlakkig, zegt de natuurkundige Bates.
Wanneer onder in het woud alles stil en doodsch schijnt, heerscht het leven omhoog in de takken der boomen. Daar vindt men duizenden dieren en vogelen, die naar licht en lucht zoeken en de gewoonte aangenomen hebben daar hun leven door te brengen.
In Amazonas alleen ontdekte Bates, gedurende zijne elfjarige opzoeking, 14712 diersoorten, waaronder 8,000 aan de wetenschap ten volle onbekend. Hij vond er 38 soorten van apen, alsook de Bolos of Dolfijns, die eenige gelijkenis
met den mensch schijnen te hebben; verder overgroote krokodillen, schildpadden, jaguars, beren, zwijnen, slangen en serpenten, enz. enz.
Mieren waren er vroeger in overvloed. In sommige streken maakten zij alle landbebouwing onmogelijk; maar sinds men een middel gevonden heeft om ze te vernietigen, wordt dit insekt, voortijds de Koning van Brazilië genaamd, onschadelijk gemaakt.
Men spreekt ook nog van het serpent ‘Giboia’ genaamd, een kleine boa van 3 tot 4 meter lengte, door hoveniers en landbouwers gehouden, om zich van de ratten te ontmaken. Dit dier slaapt den ganschen dag en zet 's nachts zijnen vijand ‘de ratten’ na.
De reiziger Spix schatte op 6 of 700 de soorten van visschen, die in de stroomen en rivieren voorhanden zijn; maar zijn medewerker Agassiz beweerde dat de Amazone alleen bij de twee duizend verschillende vischsoorten bezit, d.i. tweemaal meer dan de Middellandsche zee, en zelfs meer dan gansch de Atlantische Oceaan.
In sommige streken is het land zeer vruchtbaar; ook geven het grootste deel der uitwijkelingen zich aan den landbouw over.
Wanneer het beploegde land uitgeput schijnt, slaan zij de hand aan de bosschen, vellen de boomen en beginnen opnieuw te planten en te zaaien.
De koffieplant groeit er zeer weelderig en is de voornaamste opbrengst van Brazilië.
Zij kan in al de staten gekweekt worden, maar wordt het meest geplant in de gewesten, rondom Rio-de-Janeiro gelegen.
Zij geeft slechts vruchten na 4 jaar; doch brengt overvloedig voort tot het twintigste jaar. Van dan af vermindert de vruchtbaarheid dier plant, wier leeftijd geschat wordt op 35 tot 40 jaar.
Brazilië brengt meer dan de helft van de koffie op, die er
verbruikt wordt. In 1890 was die opbrengst niet minder dan 490,000 ton.
Dit is een echte rijkdom voor dat land, en het is te hopen dat die niet zal verloren gaan.
Vergeten wij niet te zeggen dat Brazilië, vroeger een keizerrijk, voor een tiental jaren den Republikeinschen Regeeringsvorm aangenomen heeft (November 1889).
De verschillende staten hebben een afgezonderd beheer met een Gouverneur aan het hoofd, en benoemen, volgens de belangrijkheid hunner bevolking, een zeker getal afgevaardigden, die in de Kamer der volksvertegenwoordigers zetelen. De Senaat is samengesteld uit drie senatoren voor elken staat. In een woord de politieke inrichting is op dezelfde leest geschoeid als die van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
Eindigen wij deze korte aanduidingen met de volgende getuigenis van Elisée Reclus:
‘Een tijdstip van onbepaald stoffelijken vooruitgang wacht Brazilië. Dat het, in het opzicht van bevolking, slechts zijn voedsterland, Portugaal, gelijke, het zal eene bevolking hebben van 400 millioen inwoners; komt het de Britsche eilanden nabij er zullen niet minder dan een milliard menschen zijn.
En inderdaad Brazilië bezit al de natuurlijke voordeelen der aarde, alsook die van luchtgesteldheid en voortbrengselen, om overvloedig in de noodwendigheden eener overgroote bevolking te voorzien. Dank zij zijne ligging, dank zij het bestaan van vlakten en verhevenheden, eenieder van welken oorsprong hij ook zij, kan er plaats vinden, om ordentelijk te leven en zijne volledige ontwikkeling te bewerken. Buiten hetgeen de poolstreken aanbieden, bevatten de Vereenigde Staten van Brazilië alles wat de aarde geven kan; al de gewassen van de verzengde en van de gematigde luchtstreek bloeien en tieren er.
Voor de menschen, evenals voor de planten, is Brazilië
het beloofde land, en reeds meer dan in eenige andere wereldstreek zijn er allerhande menschen, - witte, roode en zwarte - met elkaâr in aanraking gekomen en hebben daar ook samen als echte broeders geleefd.’
Matto-Grosso.
Deze Staat ligt in het hart van Zuid-Amerika, en grenst ten noorden aan Amazonas.
Hij bevindt zich tusschen den 7en en 24en graad zuiderbreedte en beslaat eene oppervlakte van 1,390,000 vierk. kilometer, d.i. drie tot viermaal de grootte van gansch Frankrijk.
Er is plaats voor honderd millioen menschen en zijne bevolking beloopt slechts tot 100,000 inwoners, er bij begrepen ongeveer 25.000 Indianen, die links en rechts verspreid zijn.
Het getal dezer inboorlingen is zeer verminderd. Den naam van velen dier volksstammen kent men nog wel, maar men doorreist uitgestrekte gewesten, zonder een enkelen Indiaan te ontmoeten.
Deze streek is weinig bekend en is om zoo te zeggen buiten alle gemeenschap gesloten.
Spoorwegen zijn er niet; openbare diensten zijn er weinig of niet ingericht. Er komt nochtans verbetering. Een telegraaflijn verbindt alreede Rio-de-Janeiro met Cuyaba, hoofdplaats van Matto-Grosso, en het aanleggen van spoorwegen heeft men ook in het zicht.
Wat ons ter kennis komt, zijn wij verschuldigd aan eenige reizigers en landnavorschers, alsook aan hen, die door sommige nieuwe instellingen daarheen geroepen zijn.
Matto-Grosso is van het noorden naar het zuiden doorsneden door de Paraguay, den zoo belangrijken stroom der nieuwe wereld.
Deze waterloop is een van de wonderbaarste die er bestaan.
Hij schijnt zijn ontstaan te hebben op eene hoogte van niet
meer dan 305 meter en met kleine watervalletjes zijne bedding te vormen. Hij ontvangt menige andere rivier die uit hoogere streken komen afgezakt, maar wanneer zijne wateren zachtjes beginnen te vloeien, ligt hij niet hooger dan 200 meter boven de oppervlakte der zee.
Dan heeft hij nog meer dan 4000 kilom. weg af te leggen, vooraleer zich met den oceaan te vereenigen, zoodat hij niet meer dan 5 centimeter val heeft voor elken kilometer.
Dit vergemakkelijkt zeer het verkeer in het binnenland, dat men met booten, die geen te grooten diepgang hebben, zonder veel moeite bereiken kan. In het droge jaargetijde behoudt deze stroom 4 voet diepte, terwijl hij er 12 heeft bij aanhoudende regens. Menigvuldige rivieren doorkruisen ook Matto-Grosso en ontlasten zich, 't zij in de Amazone, 't zij in de Paraguay.
Gedurende het regenjaargetijde - December tot Februari - verlaten de wateren van de Paraguay hunne oevers, overstroomen het land en vormen gedurende twee, drie maanden eene uitgestrekte zee.
Reclus zegt dat de overstooming plaats heeft op eene lengte van 600 kilom., van het noorden naar het zuiden, en in sommige plaatsen op eene breedte van 250 kilometer.
De regen valt er overigens overvloedig. Tot nu toe heeft men nog geene waarnemingen gedaan; maar Saveriana da Fonseca beweert dat er niet minder dan 3 meters water ten gronde stortGa naar voetnoot(1) Men berekent dat het jaarlijks in Cuyaba, gedurende honderd vijf en dertig dagen regent.
Volgens Reclus is een groot deel van dezen staat niets anders dan eene uitgedroogde zee, op wier oevers men hier en daar slechte magere bosschen aantreft. Nochtans heet hij Matto-Grosso ‘het groote woud’, hetgeen genoeg beduiden wil dat er het houtgewas weelderig moet opschieten en er
belangrijke bosschen moeten bestaan. Men vindt er ook aanzienlijke meren en moerassen; uitgestrekte weiden zijn er mede voorhanden, waar het vee een overvloedig voedsel vindt.
Zouden de weiden hun ontstaan niet te danken hebben aan de gedurige overstroomingen, waaraan de lage gronden - de uitgedroogde zee - jaarlijks blootgesteld zijn?
Volgens MeyerGa naar voetnoot(1) bestaan er zoogenaamde campos, met gras en kreupelhout bedekt; ook, voegt de schrijver er bij, worden jaarlijks niet minder dan 30 tot 40 duizend hoornbeesten naar Paraguay gestuurd.
Het is daar in deze streken dat de schatrijke Argentijn Cibils zijne bezittingen heeft - of liever had, dewijl zij nu het eigendom zijn eener Belgische Maatschappij - en hij zich ingericht heeft om er al het nut en voordeel mogelijk uit te trekken.
Descalvados. - De Maatschappij Cibils.
Descalvados, - zoo heet het domein Cibils, en dien naam heeft men ook meer bepaald gegeven aan de plaats, waar de instellingen gevestigd zijn.
Dit domein behoort thans aan eene Belgische maatschappij, die drie jaar geleden in Antwerpen is tot stand gekomen en, naar den naam van den stichter, ook de benaming Cibils aangenomen heeft.
Sinds verschillende jaren - onze lezers zullen het zich wel herinneren - verkoopt men in fleschjes een soort van vleeschsap dat zeer lekker is en waarmede men eene aangename soep maken kan.
Dat voortbrengen... maar loopen wij de zaken niet vooruit en trachten wij eene korte beschrijving te geven van het domein Cibils en de manier, waarop de bewerkingen gedaan worden, om dat voortbrengsel te bekomen.
Descalvados is in zijnen aard zeker wel het grootste domein der gansche wereld.
Het heeft eene uitgestrektheid van 750,000 hectaren, nagenoeg het 4de gedeelte van geheel België.
Het ligt tusschen den 16en en 18en graad zuiderbreedte en op den 57en en 58en graad westerlengte.
Dit eigendom is ingesloten door de Paraguay, op wier rechter oever het ligt, strekt zich uit tot aan het meer Oberaba, dat met de Paraguay in gemeenschap staat, en dat zelf de wateren ontvangt van de rivier Curiche, die van het noordwesten komt. Descalvados is dus langs alle kanten omringd met water, uitgenomen in het uiterst noordelijk gedeelte.
Dit domein bestaat uit ongeveer drie vierde deelen weidelanden en het overige uit verhevenheden, heuvels en bergen, die met krachtige houtgewassen bedekt zijn. Op de oevers der rivieren treft men een wonderbaren wasdom aan van tropische planten, vooral langshenen de Paraguay.
In de weiden zelve, die eene onmeetbare vlakte uitmaken, vindt men hier en daar eenige plantgewassen, groepen en ook gansch alleenstaande boomen.
In een boekje, dat voor ons ligt, spreekt men over een twintigtal dorpjes, die in deze streek zouden bestaan; maar gezien de geringe bevolking kunnen die niet veel te beteekenen hebben.
Hetzelfde boekje zegt ook dat hier ongeveer een half millioen hoornbeesten in volle vrijheid loopen, er grazen en er hun bestaan vinden; doch de Maatschappij Cibils, thans eigenares en bezitster van dit alles, spreekt niet meer dan van ongeveer 200,000 koppen, - hetgeen voor waar een zeer schoon getal is.
De Maatschappij heeft te haren dienste ongeveer 180 herders (Gaucho's), allen goede ruiters, die, over het geheele land verspreid, met de bewaking van het vee gelast zijn. Die mannen moeten zorgen dat het vee niet buiten de grenzen
van het gebied loopt en het oog houden op het kweeken der kalveren.
Zij zijn ook gelast de kalveren, zoohaast zij een jaar oud zijn, naar zekere plaatsen te brengen, waar zij met het merk der Maatschappij bestempeld worden.
De plaats, waar de instellingen der Maatschappij zich bevinden, heet eigenlijk Descalvados. Zij ligt noordwaarts, langs henen den rechter oever van de Paraguay, op eene zekere hoogte: plaats die Cibils waarschijnlijk met opzet uitgekozen heeft, om tegen de overstrooming bestand te zijn.
Zij overheerscht den ganschen stroom, zoodat men langs alle zijden het lieflijkste uitzicht heeft.
Deze plaats noemt men eene stad en dan nog eene zeer bloeiende stad, alhoewel zij slechts 450 inwoners telt.
Hier had vroeger Cibils zijn zomerverblijf; in den winter is hij te Buenos-Ayres gevestigd.
Thans dient het verblijf voor de behoeften der Maatschappij: Bestuurder en bedienden hebben er hunnen intrek genomen.
Het is een overheerlijk gebouw, gansch ingericht volgens de vereischten der warme landstreken, met zuilengangen en verandah's langs alle zijden.
Er dicht bij vindt men eene kerk, eene stoomzagerij en eenige bijzondere woningen, ter beschikking der dienstdoende lieden, aan het bestuur der fabriek gehecht.
Verderop treft men de magazijnen aan en de huizen der arbeiders.
Landwaartsin staat de fabriek, een grootsch gebouw, met eenen voorgevel van 30 meter lengte en eene diepte van 100 meter.
Daarbij heeft de Maatschappij in alle opzichten hare instellingen volledigd:
Schuilplaatsen voor hare paarden, want voor haren dienst zijn er niet minder dan 600 benoodigd.
Hokken voor zwijnen. Hoe die ingericht zijn weten wij niet; maar die moeten zeer belangrijk zijn, want er worden er zoo wat als 3000 gekweekt en gevet.
IJstoestellen, electrisch licht, enz. enz., in een woord alles wat men eenigszins noodig heeft, is er voorhanden.
Jaarlijks worden er van die groote hoeveelheid beesten, die hier in het wilde loopen en bij de overstrooming hunne toevlucht lot de hoogten nemen, een aanzienlijk getal geslacht. Sommigen schatten die op 20 tot 30,000 's jaars; anderen gaan tot 50,000. Hoe het zij, de Maatschappij heeft over den toestand een grondig onderzoek gedaan en bevonden dat de jaarlijksche voorlbrengst - de kweek der kalveren - grooter is dan die der slachting.
Ziehier nu hoe men te werk gaat om zich van de beesten meester te maken en ze ter slachtplaats te brengen.
Zoohaast een aanvoerder van een zeker getal herders of Gauchos - men weet dat er 180 zijn - het bevel ontvangt eene kudde hoornvee naar het fabriek fe drijven, roept hij een dertigtal zijner mannen te zamen.
Hij vormt met hen eenen kring, zoo iets van 30 mijlen doormeter, zoodat de gansche kring ongeveer 90 mijlen omtrek heeft.
Hij plaatst zijne mannen op 3 mijlen afstand van elkander.
Als allen geplaatst zijn, wordt het bevel gegeven heen en weder te rijden om het vee in den kring te blijven behouden en het langzamerhand naar het middelpunt te drijven.
Ontmoet men een boschje of houtgewas, dan beginnen de Gaucho's te schreeuwen en gerucht en beweging te maken voor tien man, om het ontsnappen van het vee te trachten te beletten.
Zoo iets duurt geruimen tijd en neemt somtijds meer dan eene week in.
Is de kring nu eng genoeg en het vee dicht bij elkander gedreven, hoe zal men het dan tot Descalvados overbrengen?
Dan begint eene tweede werking.
In de richting van Descalvados verwijderen zich de Gaucho's en sluiten zij zich dichter bij hunne gezellen aan, zoodat de kring langs den eenen kant openblijft en dan den vorm van een hoefijzer krijgt.
Langzaam, langzaam drijven de herders de kudde voort en houden stil daar, waar zij water en eene goede rustplaats vinden, opdat de dieren niet te zeer afgemat zouden zijn.
De kring wordt dan ook weer gesloten om het ontsnappen te beletten.
Dat deze tochten langen tijd duren moeten, kan men gemakkelijk begrijpen.
Intusschen nemen de Gaucho's insgelijks hunne rust. Bij nachte slaapt de eene helft, terwijl de andere de wacht houdt.
Dicht bij het slachthuis heeft men een park aangelegd, groot genoeg om verschillende duizenden hoornbeesten eene schuilplaats te bieden.
De ingang tot dit park is tamelijk lang en keelvormig, en strekt zich natuurlijk naar de weiden uit. De opening is ongeveer een halve mijl breed.
Daar drijft men zachtjes de dieren in; de ingang wordt steeds smaller en smaller; ontsnappen kunnen zij niet meer en wanneer zij in den omvang gekomen zijn, vallen de deuren achter hen toe en geen levend wezen verlaat nog het hof.
Hier verblijven zij verschillende dagen om zich van de vermoeiende reis uit te rusten. Niets ontbreekt hun: zij krijgen goed voedsel en verkwikkend versch water is er in overvloed.
Na dien rusttijd krijgen zij toegang tot een minder beluik, dat ongeveer 50 beesten bevatten kan.
Dit beluik is omgeven door een schutsel dat 8 voet hoog is en breed genoeg, om slachters en dienstdoende lieden toe te laten er op heen en weer te loopen.
Nu begint de slachting.
Een man werpt een lasso om de hoornen van een dier. Het einde van den lasso is vastgemaakt aan eene rol. in den binnenkoer van het slachthuis geplaatst. Deze rol wordt door een muilezel, door eenen jongen geleid, in beweging gebracht.
De lengte der koord wordt ingehaald en vermindert meer en meer, tot het dier zich met den kop tegen de deur van het slachthuis bevindt.
Op een oogwenk geeft de slachter eenen steek achter de hoornen in het ruggemerg; het beest valt; de deur gaat open en het bewusteloos dier wordt binnengesleept.
Daar wordt het onmiddellijk geheel afgemaakt, op eene kar gebonden en aanstonds in het slachthuis gebracht.
Twaals mannen staan gereed om de slachtoffers te ontvangen en ze de verdere bewerkingen te doen ondergaan.
Het is ongelooflijk welke vaardigheid deze lieden bezitten. Menig Europeesch vakman zou er les kunnen aan nemen.
Op niet veel meer dan een minuut heeft de slachter den lasso over het hoofd van het dier geworpen, het tot aan de deur getrokken en den doodsteek gegeven.
En op een tiental minuten heeft een behendig vleeschhouwer de huid afgetrokken en het beest in stukken gehouwen.
De huiden worden naar de droogplaatsen vervoerd; het vet gaat naar den smeltketel; de tongen legt men in dozen en het vleesch ondergaat de noodige bewerking, om er de voedende bestanddeelen, hetgeen men Extract noemt, uit te halen.
De afval wordt in de Paraguay geworpen en dient tot voedsel der visschen. Nochtans sinds eenigen tijd dient het beste van den afval, alsook het afgekookte vleesch, om zwijnen te mesten, hetgeen eene schoone opbrengst is voor de Maatchappij Cibils.
De huiden, de tongen en het vleeschextract komen naar Europa.
Dit laatste bevindt zich in dichtgesondeerde blikken dozen,
in groote kisten ingepakt, en wordt te Antwerpen, de zetel der maatschappij, in kleine en groote fleschjes gedaan.
Al deze voortbrengels, van uitmuntende hoedanigheid, worden in de verschillende landen van Europa en zelfs der gansche wereld verkocht.
De tongen zijn zeer smakelijk; het vleeschextract zeer voedzaam en wordt door onze huishoudsters met voorliefde gebruikt.
De Maatschappij Cibils, die deze onderneming ter hand genomen heeft, is eene gansch Belgische maatschappij, met Belgische kapitalen gesticht.
Haar zetel is te Antwerpen; haar kapitaal beloopt tot 7,500,000 fr.
Het domein Descalvados, met al zijne instellingen, hoornvee, enz. enz., is haar eigendom.
De beheerders zijn allen Belgen, behalve de heer Cibils, die een groot deel der actiën in zijn bezit heeft.
De mannen, die de zaak besturen te Descalvados zelf, zijn allen Belgen.
De eerste vertrok met een oud-onderofficier, nu ongeveer drie jaar geleden. Het is de heer Van Dionant, vroeger officier in het Belgisch leger. Hij is als bestuurder der Maatschappij aangesteld.
Op 1en Juli 1896 vertrok voor dezelfde bestemming, als kasen boekhouder, de jonge Willem Van der Cruyssen, zoon van steller dezes.
Dan volgden nog een paar onderofficieren en een landbouwkundige.
Vergeten wij niet te melden dat in 1896 de heer Van Dionant gehuwd is met eene juffrouw uit Brussel, van zeer goede familie, die met hare dienstbode insgelijks naar Descalvados getrokken is.
Allen, naar wij vernemen, genieten eene goede gezondheid en behagen zich in hun nieuw vaderland.
De reis is wat moeilijk., dat is waar, en de gemeenschapsmiddelen niet uitgebreid.
Van der Cruyssen vertrok uit Antwerpen met de Duitsche stoomboot ‘De Pfalz’ die, na Rio-de-Janeiro aangedaan te hebben, naar Buenos-Ayres stevende. Dan nam hij een andere boot, voer de Parana op, daarna de Paraguay, trok zoo dwars door Argentina en Paraguay en kwam eerst na 53 dagen te zijner bestemming.
Op- of afzendingen blijven gewoonlijk 40 tot 50 dagen, zelfs twee maanden op weg.
De postdienst is te Descalvados niet ingericht.
De brieven komen met een boot, die aan de Maatschappij behoort en hare voortbrengsels overvoert naar Buenos-Ayres, tot aan Corumba. waar zij per post besteld en dan of langs Rio-de-Janeiro of langs Montevideo of langs Buenos-Ayres naar Europa gezonden worden.
Men ziet het, het is eene streek waar veel te doen valt; maar het is ook een gewest, dat vele hulpmiddelen oplevert.
Wenschen wij intusschen onzen landgenooten goed heil! Verhopen wij dat zij in hunne onderneming zullen slagen en dat zij in den vreemde steeds den goeden naam van Belgen zullen waardig blijven.
A.C. Van der Cruyssen.
Maart 1898.
- voetnoot(1)
- Zie Élisée Reclus, Nouvelle Gêographie universelle.
- voetnoot(2)
- Ter vergelijking:
A. België heeft eene uitgestrektheid van 29,500 vierk. kilom.
B. Frankrijk id. id. 530,000 id.
- voetnoot(1)
- Men zegt dat in Amozonas deze hoeveelheid twee meters bereikt. - Reclus, Nouv. géogr.
- voetnoot(1)
- Zie Meyers Konversationa-Lexikon, Bl. 1053, elfde deel.