Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 94]
| |||||
Het kiesstelsel in Frankrijk en ten onzent.Zooals men weet, bezitten onze Zuiderburen het Uninominaal stelsel. Frankrijk en zijne koloniën zijn verdeeld in 581 kiesomschrijvingen, welke ieder één afgevaardigde naar het Palais Bourbon zenden. De uitslagen van dit stelsel zijn noodlottig, in dezen zin dat zij, ten eerste naar de wetgevende Kamer eene massa politiekers van weinig gehalte zenden, ten tweede en vooral, dat ze alles behalve eene trouwe uiting zijn van de openbare denkwijze. Graaf Hallez d'Arros heeft onlangs eene brochure uitgegeven, bevattende de uitslagen der jongste verkiezingen vóór die van Mei 1898, versierd met eene kaart die door afwisselende kleuren de verschillende partijen aanduidt waartoe de gekozene wetgevers van ieder departement behooren. Deze brochure komt te goeder uur. Niet alleenlijk heeft zij veel actualiteit voor het Fransche volk, dat weldra opnieuw naar de stembus zou geroepen worden, ook voor ons heeft ze groot belang om het leerrijke der cijfers die er in aangehaald worden. In 1896 beliep de bevolking van Frankrijk tot 38,517,975 inwoners. De ingeschrevene kiezers waren ten getale van 10,695,295, zij nagenoeg een kwart. Maar van deze tien millioen, namen slechs 7,464,578 deel aan de verkiezingen. Bijna een derde der kiezers bleef te huis. En waarom? De reden is gemakkelijk te vinden. De onverschilligheid heeft hier zeker haar deel aan; maar is het niet veel meer omdat met het prachtige majoriteitsstelsel, waarvan het Uninominaal stelsel slechts eene toepassing is, deze kiezers op voorhand weten dat hunne stem voor niets telt? Bij ons bestaat die ongehoorde | |||||
[pagina 95]
| |||||
ongerijmdheid dat iedereen verplicht is naar de stembus te gaan, zelfs wanneer er geene kandidaten voorhanden zijn waarvoor de kiezer wenscht te stemmen. Dat is waardig van de Belgische wetgeving. Hoe is het mogelijk dat het principe der verplichte stemming één oogenblik in onze Grondwet neergeschreven blijft, zonder dat de E.V. er bij gevoegd wordt? Dit is misschien wel het krachtigste argument ten voordeele dezer nuttige hervorming. Onze Grondwet vereischt ze. Door het voorbeeld van Frankrijk zien we dat het Uninominaal stelsel onvereenigbaar is met verplichte stemming. We zien ook dat het uiterst onrechtvaardig is. Inderdaad, wanneer die zeven millioen kiezers zich verplaatst hebben om hunne burgerrechten uit te oefenen, dan zijn er zeer veel kiesdistricten waar de kiezing geen uitslag opgeleverd heeft; er is balloteering. Bij deze blijft nog een groep kiezers te huis, terwijl eene menigte dergenen die ter stembus gaan, zullen stemmen met tegenzin voor den kandidaat die hun den minsten afkeer inboezemt. Welnu, wilt Ge weten hoeveel stemmen de gekozenen vereenigd hebben, hetzij in de balloteering, hetzij bij de eerste stemming? 4,539,347, zij 60%. Ongeveer drie millioen kiezers blijven zonder vertegenwoordiging. Voegt men daarbij de drie millioen die zich van eersten af onthielden, dat maakt zes millioen kiezers die niet vertegenwoordigd zijn, tegen vier en half millioen die het wel zijn, zij op verre na niet de helft der ingeschreven kiezers. We mogen dus gerust zeggen dat het Uninominaal stelsel door en door slecht is en de meerderheid geeft aan de minderheid. Wil men een voorbeeld? In het departement der Seine (Parijs en den omtrek), op eene bevolking van drie millioen inwoners, heeft men 647,186 kiezers; slechts 432,381 gingen ter stembus en de gekozenen waren het door 218,945 stemmen, d.i. een derde van het kiezerskorps. Welnu, bijna al de députés de la Seine (37 op 45) zijn socialisten van 't roodste | |||||
[pagina 96]
| |||||
water. Wanneer men Parijs en den omtrek bezoekt, zal wel niemand denken te dansen op zoo een revolutionnairen vuurberg. En te recht: de socialisten hebben al te samen 185,000 stemmen bekomen, en wees zeker dat ze allemaal ter stembus zijn geweest. Welnu, dan blijven er 462,000 burgers over, die geen socialist zijn en die zijn vertegenwoordigd door... 8 afgevaardigden. *** Met het Uninominaal stelsel is dus het Algemeen Stemrecht in Frankrijk zoo weinig algemeen als het maar mogelijk is. Hopen wij dat hetzelfde in ons land niet zal voorvallen. Laat ons integendeel hopen dat het hoe langer hoe meer algemeen zal worden. Hiermede bedoelen wij voornamelijk de afschaffing van dat zonderling meervoudig stelsel, waar van vele liberalen nog zooveel schijnen te houden. Wij ook hebben tot vóór eenigen tijd hierin eene redplank gezien, een bolwerk tegen de overwegende macht der domme massa. Helaas! het is thans gebleken dat het vernuftig stelsel, dat zorgvuldig gedistilleerd werd in de katholieke kringen vooraleer het ter sprake kwam in de Kamer en door de radicalen blindelings werd gestemd, de macht der domme massa nog vergroot. Enkele cijfers werden hieromtrent onlangs medegedeeld in een Gentsch dagblad. Deze cijfers zijn misschien niet heel nauwkeurig. Zij moeten echter de waarheid nabij zijnGa naar voetnoot(1). In het arrondissement Gent telt men voor de Tweede Kamer: 1o In de stad:
| |||||
[pagina 97]
| |||||
2o Op den buiten:
Met andere woorden, honderd kiezers in de stad bezitten 166 stemmen, honderd kiezers op den buiten bezitten er 186. Men mag gerust zeggen dat de buitenkiezers van het arrondissement Gent ongeveer 6,000 stemmen te veel bezitten. Nu, als men bedenkt dat in de verkiezingen van 22 Mei de klerikalen slechts 2,500 stemmen boven de volstrekte meerderheid hebben bekomen, begrijpt men licht welke groote veranderingen de afschaffing van het meervoudig stelsel zou teweeg brengen. Het stelsel Nijssens is dus eene gemeene kiesfopperij geweest. We zijn van oordeel dat het voldoende zal wezen de aandacht erop gevestigd te hebben om er bij alle vrijzinnigen eenen heilzamen afkeer voor in te boezemen. *** Wij hebben daareven gezien dat het meerderheidsstelsel in Parijs de kiesstrijd heeft doen uitloopen op een strijd tusschen reactie en revolutie. Zulks is ook waar voor alle andere groote centrums, evenals voor vele andere plekken in Frankrijk. Ten onzent zal hetzelfde gebeuren, zoo men met het hedendaagsch stelsel voortsukkelt of het Uninominaal stelsel in de plaats brengt. Dat er eene strooming in dien zin reeds ten onzent bestaat, hoeft niet meer geloochend te worden. In de verkiezingen van 1896 en in alle gedeeltelijke verkiezingen sedertdien, heeft de radikaliseering van het kiezerskorps zich in alle arrondissementen voorgedaan. In de helft van het land hebben de socialisten 100,000 kiezers tot zich getrokken, welke twee jaar vroeger voor de liberalen hadden gestemd en deze strooming zal nog toenemen. Het volk zoekt de redding bij de rooden, aangezien de blauwen ze hem niet geven kunnen. De katholieken moedigen die strooming aan | |||||
[pagina 98]
| |||||
door steeds meer en meer partijdige wetten te stemmen, o.a. de jongste provinciewet, welke slechts nadeelig zijn aan de liberale partij, en anderszijds door de E.V. halsstarig te weigeren, zooals nog ter gelegenheid derzelfde provinciewet. Door het wegcijferen van het liberalisme kweeken de katholieken eene machtige partij, die in eene nakende toekomst hen zal overmeesteren. Pastooor Daens heeft een jaar geleden de voorspelling gemaakt in de Kamer. Niets moet ons verwonderen indien ze binnen twee jaar zoo uitvalt. Terwijl men ten onzent aldus de E.V. verwerpt, wint ze elders veld. In Wurtemberg heeft ze verleden maand hare intrede gedaan. Volgens de nieuwe Grondwet zal ze gedeeltelijk op de wetgevende verkiezingen toegepast worden. In Frankrijk begint ze ook partijgangers te winnen. In België, gezien de koppigheid der kamerleden, is men er thans op uit om te zoeken naar halfslachtige stelsels, die misschien van aard zouden wezen om aangenomen te worden. Zoo heeft de heer Herman Dumont onlangs een stelsel uitgedacht, dat de E.V. lot grondslag zou hebben; alleenlijk zouden de bestaande arrondissementen als kiesomschrijvingen bewaard blijven, buiten degenen die thans slechts één of twee kamerleden benoemen en die zouden dienen vereenigd te worden of versmolten met naburige arrondissementen. Op die wijze zou het getal kiesdistricten vallen van 41 op 29. Voor den Senaat zou iedere provincie één district vormen. Dit stelsel heeft dit dubbel gebrek, dat het te veel kleine omschrijvingen laat bestaan, waar de E.V. moeilijk zal toegepast worden; ten tweede, dat eene partij, om vertegenwoordigd te zijn in ieder arrondissement, overal een zeer groot getal stemmen zal moeten hebben. Bereikt ze een minder getal stemmen, dan blijven al deze on vertegenwoordigd, hetgeen strijdig is met het principe der E.V.Ga naar voetnoot(1) | |||||
[pagina 99]
| |||||
*** Sedert de verschijning van ons laatste artikel zijn E.V. en Uninominaal stelsel nogmaals besproken geworden in den Senaat en de heeren Bara en Finet hebben de gelegenheid niet laten voorbijgaan om weer met hun stokpaardje vooruit te komen en te trachten de E.V. aftebreken met eenige sophismen. Een enkel ernstig verwijt werd door den heer Bara uitgesproken tegen de E.V., nl. dat dit stelsel den kandidaten niet toelaat al de kiezers te bezoeken. Maar zelfs met het Uni- of Binominaal stelstel is zulks thans onmogelijk, daar men 5 a 10.000 kiezers zou te bezoeken hebben. De heer Bara zelf verklaarde dat hij er bij de laatste verkiezing slechts 500 gezien had. Al de andere argumenten waren bespottelijk. Het Uninominaal stelsel heette de heer Bara: ‘een stelsel dat aan iedereen toelaat te kiezen voor zijn kandidaat, voor dengene die men kent’. Zeer wel, maar indien iedereen zeker is van dien kandidaat nooit gekozen te zien, houdt men den gek met den kiezer en eindelijk zal de partij waartoe hij behoort geen kandidaat tneer voorstellen. Verder heet het: ‘een stelsel dat de onzedige coalitiën belet en krachtens hetwelk men niet meer verplicht zal zijn op de principen te marchandeeren die men wil doen gelden, aangezien ieder partij haar kandidaat aanbiedt.’ Maar dat is nu wel juist het tegenovergestelde der waarheid. Het is vooral wanneer er slechts één zetel te veroveren valt en er drie of vier partijen op loeren, dat er coalitiën moeten tot stand komen om de meeste stemmen te vereemgen op één naam. En dat is vooral waar, wanneer er spraak is de balloteering af te schaffen, zooals de heer Bara het wenscht. Wij, eenvoudige menschen, meenden integendeel dat het Uninominaal | |||||
[pagina 100]
| |||||
stelsel zonder balloteering niet kon bestaan: is het overigens niet zoo in alle landen? De heer Bara wilde zich ook inschikkelijk toonen. Wanneer men elders de E.V. zal ingevoerd hebben, zeide hij, wil ik ze ook wel beproeven. Doch, alhoewel die gevaarlijke E.V. nergens bestaat, weet de heer Finet toch op voorhand te verklaren dat zij de politiekers aan 't roer zal brengen. Wij verklaren integendeel dat het Uninominaal stelsel dit medebrengt en wij vinden daarvan treffende voorbeelden, vooral in Frankrijk. De heer Bara vindt dat er in de Fransche Kamer ook uitstekende mannen zetelen. Er zou nog dat ontbreken. Maar al de luidruchtige schanddaden der laatste jaren hebben ons ten volle bewezen welke kerels er in meerderheid aan te treffen zijn. Men durft aan de E.V. verwijten dat zij zal toelaten aan eenige nulliteiten zich in de Kamer binnen te smokkelen, dank zij de namen die op dezelfde lijst als zij zullen voorkomen; dat moet men nog afwachten; maar wat men weet, dat is dat de Fransche kiezers naar de Kamer hebben gezonden l'homme canon en Dr Garnier, met zijne Muzulmansche voorstellingen, in afwachting dat l'homme tricolore den hoop der excentrieken kome vergrooten. Die stonden ieder alleen op eene lijst en die werden gekozen? Eindelijk verklaarde de heer Bara nog het volgende: ‘Men heeft beweerd dat Bismarck en Cavour partijgangers waren der E.V. Zij hebben ze echter nooit ingevoerd en, wat Bismarck in 't bijzonder betreft, ik denk wel dat de man weinig geneigd was het bewind met iemand te deelen.’ Het ware natuurlijk moeilijk geweest de E.V. toe te passen op de kanselarij, aangezien er nooit maar één kanselier is. Maar dat Bismark's bestuur altijd gesteund heeft op een soort van E.V., is geweten door iedereen, uitgenomen misschien door den heer Bara. Deze wil van de E.V. niet, omdat de klerikale meerderheid misschien er door zou vernietigd worden, en men dan niemand zou vin- | |||||
[pagina 101]
| |||||
den om 't bestuur in handen te nemen!.... Weet de heer Bara toch niet dat Bismark altijd steunde op eene meerderheid samengesteld uit verschillende partijen, op een kartel, en dat die partijen niet altijd dezelfde zijn gebleven? Hebben we Gladstone niet zien regeeren met de hulp der Parnellisten? En zien we thans niet Engeland bestuurd door een gemengd ministerie van tories en liberale unionisten? En zijn die ministeriën niet levensvatbaar? En waarom is zulks onmogelijk in België? Dit toont nog eens aan door welke drogredenen en kwinkslagen men eene nuttige en noodige hervorming in ons land bekampt en het is bedroevend te moeten vaststellen dat ze niet telkens onmiddellijk worden weerlegd.
I. |
|