| |
| |
| |
Uit Noord-Nederland.
De aankondiging van een wetsontwerp ter facultatiefstelling van het onderwijs in de Grieksche taal- en letterkunde op de Gymnasia heeft heel wat discussiën uitgelokt. Thans heeft het Utrechtsche Studentencorps weer een adres gericht aan de Tweede Kamer, waarin het zijn leedwezen te kennen geeft over de aankondiging van het wetsontwerp en waarin het verzoekt, dat het de Kamer mag behagen zich te verzetten tegen een maatregel, die tot groot intellectueel nadeel voor de natie en tot schande van den hooggeroemden wetenschappelijken naam van Nederland zou strekken.
Het wetsontwerp tot regeling van den leerplicht, dat sedert een viertal weken door den Minister van Binnenlandsche Zaken bij de Kamer is ingediend, wordt door alle bladen en in de onderwijswereld druk besproken. De wet eischt van de ouders dat zij hunne kinderen van het zesde tot het einde van het dertiende levensjaar geregeld ter school zenden. Verschillende vrijstellingen heeft men in acht genomen, hieronder ook voor veldarbeid in den zomer, doch slechts voor een bepaalden tijd, die wordt vastgesteld door het plaatselijk bestuur. Het maximum van den vergunningstijd is bepaald op zes weken. Door deze bepaling zal heel wat schoolverzuim wegens veldarbeid voorkomen kunnen worden, want de onderwijzers op het platteland zien gewoonlijk alleen des winters hun leerlingen allen bijeen.
| |
| |
Ofschoon het Publiek Gebed een beklonken zaak is en de uitnoodiging daartoe van de Ned. Herv. kerk uitgegaan, zoo gunstig is ontvangen, dat de aartsbisschop van Utrecht aan den Secretaris der Synode gemeld heeft, dat het Nederl. episkopaat op den 31n Augustus een bedestond voor H.M. zal uitschrijven, is het sommigen toch niet naar den zin dat de invitatie niet kwam van regeeringswege. Tot die onvoldanen behoort ook de heer Donner, de Katwijksche afgevaardigde der Tweede Kamer. Ofschoon het kamerlid heel goed weet dat het kabinet hieromtrent een heel ander inzicht heeft dan hij, heeft hij toch verlof gevraagd een interpellatie te houden of het ook in het voornemen der regeering ligt om het volk uit te noodigen tot inroeping van Gods bescherming over Hare Majesteits regeering. Men heeft den heer Donner het verlof maar niet geweigerd.
In den Hillegomschen gemeenteraad stelde een lid voor, de kermis die juist in den tijd der inhuldigingsfeesten valt, niet te laten doorgaan, doch in haar plaats een biddag te geven en hiertoe alle kerkgenootschappen binnen de gemeente uit te noodigen. Tegen dit voorstel werd opgemerkt, dat men dit aan de voorgangers der kerkgenootschappen moest overlaten. Na eenige beraadslagingen trok de ontwerper zijn voorstel in. Toen men de afschaffing der kermis ter tafel bracht, bleek het dat een inwoner én op de lijst tot afschaffing én op die tot behoud der kermis had geteekend. Het gemeentebestuur wilde evenwel geen twee heeren dienen en toonde met acht tegen twee stemmen dat het wel van zoo'n pretje hield. De raad te Hillegom schijnt dus ook een goeden dunk te hebben van het zedelijkheidsgevoel zijner gehoorzamen; althans hij schat het op een hooger peil dan de raad van Dinxperloo (plaatsje in Gelderland). In een zitting werd een verbodsbepaling gemaakt omtrent het ophangen van waschgoed langs de heggen, om te voorkomen dat de onderbroeken en hemden onzedelijke gedachten zouden opwekken. Een koopman in gebreide goede- | |
| |
ren in een stadje uit den omtrek vond die verordening zoo wijs, dat hij bij de aankondiging eener opruiming van borstrokken en onderbroeken vermeldde, dat deze met het oog op de goede zeden niet achter de winkelramen tentoongesteld zouden zijn.
Ze schijnen hier in sommige plaatsen uiterlijk steeds zedelijker te worden en ook meer en meer anti-revolutionnair. Althans de socialist Luitjes, die te Tjalleberd (provincie Friesland), waar eens een bloeiende afdeeling bestond van den Soc. Dem. Bond, zou spreken over de Commune van Parijs, kon onverrichter zake terugkeeren, daar geen gehoor kwam opdagen.
Een der nummers van het Handelsblad bevat een artikel vol bedekte aantijgingen tegen het hoofd der Openb. School te Loo (kleine gemeente in den Gelderschen achterhoek). De pastoor is zoo voorkomend geweest om hierover een preek te houden tot stichting van het Loosche kuddeken en sedert dien is de anders goedgezinde bevolking zoo vijandig tegen den onderwijzer, dat deze aan den Kommissaris der Koningin een verzoek heeft moeten richten tot het dragen van wapenen.
Een treffend voorbeeld hoe een krant en een pastoor de naastenliefde kunnen bevorderen.
De Fransche regeering, wier houding ten opzichte der Zola-Dreyfus-geschiedenis zoo laakbaar is, heeft een fout meer op haar geweten door het ontslag te eischen van een Nederlandsch ambtenaar, M.H.L. Israëls, advocaat aan het Ndl. gezantschap te Parijs, die tevens verslaggever was van het Handelsblad.
Volgens den Nederlandschen gezant moet de regeering der republiek zeer verstoord zijn over de houding van het Nederlandsche volk en de Nederlandsche pers. Minister Hanotaux had zich beklaagd over de vreemde verslaggevers en onder hen, wier uitzetting uit Frankrijk was vastgesteld, ook den heer Israëls genoemd. Zijn verwijdering vond ZEX. te meer
| |
| |
noodig, omdat hij door zijn betrekking in officiëele aanraking kon komen met de ambtenaren van het ministerie van buitenlandsche zaken.
Een uitzetting zou evenwel voorkomen worden: 1. door ontslagneming als advocaat der legatie; 2. door verzachting van den scherpen toon van het Handelsblad en van Israëls artikelen daarin.
De heer Israëls wilde van geen ontslagneming hooren, beslist overtuigd als hij was, niets gedaan te hebben in strijd met zelfs het meest gevoelige begrip van eer; hij wenschte eerst naar Amsterdam te gaan, om te beraadslagen met de redactie van het Handelsblad om naar gevolge van die besprekingen te handelen, daar hij, indien door zijne medewerking moeilijkheden zouden rijzen voor het blad, die medewerking zou staken en dan aan het gezantschap verbonden kon blijven.
Die uitslag der besprekingen heeft men in Frankrijk echter niet afgewacht; het was er uitsluitend om te doen Mr Israëls te verjagen, want zijn vonnis was reeds geveld vóor hij het onderhoud had met den Nederlandschen gezant Jhr. De Stuers.
Op een audiëntie (1 Maart jl.) bij onzen minister De Beaufort vernam de heer Israëls dat hij volgens mededeeling van den Nederl. gezant te Parijs, reeds in zijn ontslagneming had toegestemd. Den volgenden dag verzond nu de advocaat zijn ontslagaanvraag, waarop hij evenwel geen antwoord ontving; maar op 6 Maart weder te Parijs komende vond hij een brief, gedateerd 28 Februari, met een poststempel op den omslag van 4 Maart, waarin hem zijn ontslag gegeven werd.
Jhr. De Stuers had onzen minister natuurlijk verzwegen dat hij de Fransche regeering een pleziertje wilde doen door binnen vier en twintig uur een einde te maken aan de betrekking van den heer Israëls tot de legatie.
De Groningsche Afdeeling van de Alliance Française heeft
| |
| |
geen gunstig antwoord ontvangen op haar voorstel. Het bestuur der Haagsche Afdeeling heeft zich beslist tegen de verandering van naam verklaard; reeds een paar jaar geleden voegde zij bij den Franschen naam: Vereeniging tot Beoefening der Fransche Taal- en Letterkunde.
De Arnhemsche Afdeeling gaat evenmin met het voorstel mede, want, zegt zij, de verandering van naam zou een logenstraffing zijn aan de vroeger uitgesproken, stellige overtuiging der Afdeeling dat de Alliance enkel een letterkundige vereeniging is. Verder meent de Afdeeling dat de bewonderaars van Zola met te meer gerustheid lid van de Vereeniging kunnen zijn, omdat de ‘intellectuels’ juist aan zijn zijde slaan. Aan den klap in het gelaat, dien men Frankrijk door deze breuk wil toebrengen, wilde de Afdeeling niet meedoen; als er inderdaad redenen waren om te breken dan niet door een nietszeggende naamsverandering, maar liever door geheel op te houden mee te werken aan de verspreiding der Fransche taal- en letterkunde.
***
In een vergadering van belangstellenden in de Nederlandsche Opera is besproken wat te doen om deze te behouden. Volgens mededeeling van een der leden van bijstand heeft men voor het volgend seizoen een waarborgfonds noodig van 25,000 gulden. De deelneming tot het bijeenbrengen van die som zal openstaan tot een minimum van 25 gulden, waarvoor men voorloopig slechts toegang kan beloven tot een opvoering uitsluitend voor inschrijvers bestemd.
De volksconcerten zijn voor dit seizoen weder achter den rug, doch in Amsterdam wenscht men nog voort te gaan het volk voor weinig geld iets goeds te laten genieten. Een vereeniging, die daar tot stand gekomen is, zal in de laatste helft van Mei beginnen met de uitvoering van Oratoria, die tegen vijf en twintig cents toegankelijk zullen zijn.
***
| |
| |
Hel jaarverslag van de Vereeniging Oud-Dordrecht, waaraan het museum boven de Groothoofdspoort behoort, is ditmaal bijzonder belangrijk door toevoeging der situatie-kaart van het klooster Eemsteyn, dat na de verzwelging van het oude klooster door den Elisabethsvloed in 1430 werd gebouwd en in 1572 door de Watergeuzen werd vernield. De kaart moet een juiste voorstelling geven van de ligging van de kloosterkerk, de gebouwen en de verschillende inrichtingen tot het klooster behoorende met opgave van maten, afstanden en gedachte onderlinge verbindingen.
Bij de firma Brill te Leiden is verschenen: De Souterliedekens, bijdrage tot de geschiedenis der oudste Nederlandsche psalmberijming, die aan de hervorming haar ontstaan te danken heeft. De heer D.F. Scheurleer brengt in zijn werkje de volgende zeer belangrijke ontdekking ter kennis van het publiek: den Antwerpschen druk van 1539, waarvan het eenige bekende exemplaar in het Museum Meermanno-Westreenianum te 's Gravenhage berust, hield men voor den oudsten, ofschoon men het altijd zonderling bleef vinden, dat naar deze uitgave geen herdrukken het licht zagen, doch wel naar die van 1540. Na jarenlange nasporingen is het den heer Scheurleer thans gelukt een exemplaar van den druk van 1559 in handen te krijgen, waaruit blijkt dat deze letterlijk overeenstemt met den druk van 1539. Bij nauwkeurig onderzoek van het jaartal met een vergrootglas is gebleken, dat de 5 met de pen was veranderd in een 3, zoodat de uitgave van 1540 de oudste is.
Onze liederenschat is vermeerderd met een aantal kroningsof te wel inhuldigingsliederen. Verrijkt kan men niet zeggen, helaas! Onder de vele zijn er ook van dominee Laurillard, bijeengegaard onder den titel Het Kroningsfeest. Hierin wordt ter vervanging van ‘Heb je wel gehoord van de Zilvervloot’ aangegeven: ‘Zeker is vandaag alle werkstaking goed, laat heden den arrebeid rusten’ en in plaats van de kernachtige
| |
| |
woorden van Marnix van St-Aldegonde een lied, waarin deze ontboezeming:
Een dochter uit dien Huize
Aanvaardt de Kroon van 't Land
En neemt - het oog naar Boven -
Van meer kanten is men bezig geweest Marnix' woorden gedeeltelijk te vervangen of er andere voor aan te prijzen. De heer Boissevain van het Handelsblad beveelt de woorden aan van Vondel, die het evenwel ook voor die van Marnix moeten afleggen.
In het weekblad De Oranjevaan vond Boissevain's gedachte een slecht onthaal en het weekblad Vooruitgang kon het zoo weinig vinden met het voorstel, dat het, ter vervanging van de rijmelarij van den prins der dichters, zelf een rijmelarijtje aanbiedt, dat het blad geeft voor beter. Dat betere zou dan door een drietal personen beoordeeld moeten worden, waarvan er een dichter, een oudheidkundige en een militaire specialiteit zou moeten zijn. Zoo'n jury zou dan waardig worden samengesteld door Clockener Brousson, den grooten dichter van ‘Toekoe Omar, die moet hangen’, Victor De Stuers en M. Van Houten. Maar toch vindt het weekblad behoud van het oude lied te verkiezen boven het verkorene door genoemd driemanschap.
Ook van Betsy Perk's oude lier ruischte nog een liedeken dat het oude Wilhelmus van Nassauwen den doodsteek zou willen geven. De Oude heeft zich echter reeds zoo lang gehandhaafd en zal waarschijnlijk ook tegen die jonge krachtelooze wezentjes wel opgewassen zijn.
Wij hebben hier in een kort tijdsverloop weder een drietal bladen in het licht zien komen van besliste kleur. Een tweetal werd er binnen éen week geboren in de vruchtbare Betuwe: het een, het blad der Roomschen heet De Over-Betuwe; het
| |
| |
ander, dat der anti-revolutionnairen, heet Betuwsch Nieuwsblad; het derde De Grenswachter, een orgaan van de Algemeene Protestanten-Vereeniging, slaat onder een redactie, die te Utrecht zetelt, maar wordt te Rotterdam uitgegeven.
De dienstmeisjes hebben nu ook een vakblad. Tegen opgave van adres en 13 cent aan postzegels ontvangen zij De Dienstbode gratis en franco gedurende een half jaar.
***
Onder de merkwaardige geschenken die aan museum en bibliotheken vermaakt werden, behoort voor de Koninkl. Bibliotheek te 's Gravenhage een belangrijke verzameling vlugschriften uit het einde der 17e eeuw, benevens eenige werken betrekking hebbende op Johan en Cornelis De Witt.
Het Rijksmuseum ontving voor zijn prentenkabinet een zeer mooie verzameling van meer dan tweehonderd oude teekeningen, waaronder van Jan van Goyen, Jacobus de Gheyn en Hendrik Goltzius.
Nog ontving het museum een geschenk van groote waarde, bestaande uit een zwart ebbenhouten zilverkast met zilveren speelgoed, een stuk dat destijds op verschillende tentoonstellingen zeer de aandacht trok.
Veritas.
15 April 1898.
|
|