Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Kracht en stof. O stof en kracht, 'k zou alles om u geven, Indien ik iets van uw bestaan verstond; Hadt ge een begin, hebt gij een einde in 't leven, Kunt gij bewijzen welk der eeuwen stond Uw oorsprong was en u heeft saamgedreven? O kracht en stof, waarom laat gij uw wezen Den mensch niet kennen in zijn brozen waan; Waarom laat gij in 't eeuwig boek niet lezen Dat van den aan vang de eerste ontwikklingsbaan Ons openlegt, nog voor geen oog ontrezen. Gij zijt u-zelf, oneindig, onbegonnen; Gebiedt, gehoorzaamt aan uwe eigen wet, Leeft in de atomen, in millioenen zonnen Wien gij een taak, een doel hebt voorgezet, Met van uw wording de geborgen bronnen. Gij zijt u-zelf, niets anders op deze aarde Bestaat dan gij in 't wijde wereldrond; Kent gij den moederschoot die u eens baarde, Weet gij waarom in zusterlijk verbond Men onverganklijk u een lot bespaarde? Gij zijt u-zelf, van eeuw tot eeuw herboren, Verwisslend steeds het leven met den dood, Nooit hebt ge een slip gewonnen of verloren In 't eindloos kleine of in 't oneindig groot Die in hun eenheid nooit een macht zal storen. [pagina 27] [p. 27] Toch blijft de Mensch aan 't eeuwig raadsel vragen, Aan 't innerlijk beginsel: ‘Wie zijt gij?’ Om u te kennen zal hij 't leven wagen, Om u te kennen, stof en kracht, knielt Hij, Hij, vorst der aarde, aan ketens vastgeslagen. Om u te kennen, dringt hij door de wolken, Zoekt iedre star in 't alomvattend wijd; Om u te kennen, daalt hij in de kolken Waar 't duizelend verstand vraagt wie gij zijt, En 't blijft de droom van duizend wereldvolken. En toch, o stof, gij zijt den mensch gegeven, Bestemd is hem de steeds onzichtbre kracht; Maar wijze-onwetende, in zijn rustloos streven, In 't worstelperk waar hem het leven bracht, Hij, zoon der vrijheid, is uw slaaf gebleven. Bestemd voor hem om liefde, recht en rede Te doen regeeren op elk wereldoord; En zielsontslaving en des harten vrede Ontstaan van oost tot west, van zuid tot noord, Waar ooit de zonde deed haar kleinste schrede. Wat geeft het vorschen naar uw alvermogen, Naar uw begin, der volken geest ontzeid? Gij heet Natuur, met nevels overtogen: Natuur is God, en God is de eeuwigheid... Wat geeft ons vragen, zoeken, peilen, pogen? victorien Vande Weghe. Laken, 1898. Vorige Volgende