Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 295]
| |
Uit Noord-Nederland.Het kroningsjaar belooft iets op wetgevend gebied. Het ministerie heeft niet getalmd; het wetsontwerp op den leerplicht is reeds gereed en moet den Raad van State toegezonden zijn. Met het ontwerp tot wijziging der Militiewet is men nog verder, het werd al ingediend bij de Tweede Kamer en bevat een zoodanige verandering dat het stellen van plaatsvervangers en nummerverwisselaars uit die wet verdwenen is. Door een spoedige invoering van den persoonlijken dienstplicht, verwacht men verbetering van het zedelijk en verstandelijk gehalte der militie. Die verwachtingen zullen zeker niet beschaamd worden, want in de Staten waar de persoonlijke dienstplicht is ingevoerd, staat het leger werkelijk op een hooger standpunt dan hier en al zal de afschaffing van dienstvervanging de sociale kwestie niet oplossen, ze voldoet in elk geval aan een eisch van sociale rechtvaardigheid. De regeering meent dan ook, dat zoowel maatschappelijke als bijzondere belangen door de wijziging der militiewet gebaat zullen worden en brengt daarbij in herinnering dat in de landen van Europa, waar de persoonlijke dienstplicht is ingevoerd, geen ernstige bezwaren van die invoering ondervonden zijn, zelfs niet daar, waar hij van zeer bezwarenden aard is. De kleinere dagbladen schijnen volksvoorstellingen ook als een eisch van sociale rechtvaardigheid te beschouwen, want week op week leest men van dubbeltjes-vertooningen. Dergelijke ondernemingen gaan uit van de kranten van minderen rang of van die welke alle zeilen moeten bijzetten om inteekenaren te behouden. Die uitvoeringen bepalen zich tot vertoo- | |
[pagina 296]
| |
ningen met de kinematograaf in vereeniging met gedachtenlezerij of goochelarij, opgeluisterd door muziek aan ontstemde instrumenten ontlokt. Ze zijn dan toegankelijk tegen tien cents per persoon voor de plaats of ze breiden zich uit tot opera-concerten tegen een kwartje. Soms ook geeft men een voordracht. In Zuid-Nederland behoeft men waarlijk niet jaloersch te zijn op dergelijke vertooningen, want ze zijn óf het bewijs van achteruitgang der bladen óf van het toenemen eener groote massa prullebladen, die sterk tegen elkander wedijveren. Dat ‘voor het volk’ is dus slechts een middel om zich zelf staande te houden en de huiselijkheid en spaarzaamheid worden door al dat gegoochel zeker niet bevorderd, want op een dubbeltjesavond stroomen de inteekenaren, op zijn best uitgedost naar de voorstelling, het buffet heeft het tamelijk goed en na afloop der vertooning worden er aardig wat zakjes gevonden, die uit een of anderen snoepwinkel afkomstig zijn. Een betere instelling is die der dubbeltjes-concerten, welke door een goed gezelschap worden gegeven. Uitgaan willen de menschen nu eenmaal; dat men hen daarin te gemoet komt met iets dat verheft en veredelt, is toe te juichen. Het eerste volksconcert te Rotterdam is uitmuntend geslaagd. Dat er iets goeds gegeven is, blijkt uit het programma, dat de Egmontouverture van Beethoven, Weber's Oberon-ouverture, benevens een symfonie van Jozef Haydn naast andere goede stukken aankondigde. Te Utrecht, dat lang achterbleef, werd den 14en Februari voor een groote schare de eerste uitvoering gegeven door het uitmuntende stedelijke orkest. Het is nu te hopen dat het publiek de goede muziek op prijs zal stellen en zijne penningen niet meer zal offeren aan kwakzalversvoorstellingen. *** Door de samensmelting van de orkestschool met de onderwijsinrichtingen van de Maatschappij ter bevordering van | |
[pagina 297]
| |
Toonkunst, waarvan ik in mijn vorige kroniek melding maakte, zullen de voordeelen die de school oplevert, voor het concertgebouw-orkest geenszins verloren gaan. Met de ineensmelting heeft men samenwerking op het oog en daarom zullen alle leeraars die de hoofdvakken aan de orkestschool onderwijzen, werkzaam blijven en zal, met het oog op de voorbereiding van het orkest, een nauw verbond gevormd worden tusschen dit en het conservatorium. *** Mevrouw Albrecht Engelman is nog op haar rondreis door Nederland en wordt in de verschillende plaatsen met veel geestdrift ontvangen. Op den dag van haar gouden feest wapperde de vlag van den schouwburg in de Plantage en van enkele huizen in de buurt; ook de Koningin-regentes heeft van hare instemming blijk gegeven door inzending van een gift aan de commissie voor het huldebetoon. In hare Herinneringen laat de kunstenares zich niet uit over de laatste vijf jaren van haar leven: die zijn blijkbaar de moeielijkste geweest; van haar jeugd vertelt zij echter zooveel te meer. Jan Albrecht, de zoo gevierde tooneelspeler, schijnt in de aardige voorvallen uit haar tooneelleven veelal de hand te hebben gehad en het feit dat de echtgenoot nog altijd de voornaamste plaats bekleedt in de gedachte van de nu vier-enzestigjarige vrouw, doet vermoeden dat hun samenleven heel gelukkig is geweest. Het verslag over de prijsvraag van het Nederlandsch Tooneel voor een tooneelstuk in drie bedrijven, geschikt met de kroningsfeesten voor de koningin te worden opgevoerd, is in druk verschenen. Een 28tal antwoorden zijn ingekomen, waarvan éen niet aan de opgave: verdeeling in drie bedrijven, beantwoordde. Slechts vier stukken werden een nader onderzoek waardig gekeurd, doch na het voor en tegen gewogen te hebben, heeft de jury beslist, geen der vier ter bekroning voor te dragen. | |
[pagina 298]
| |
Het is voor de inzenders een ontmoedigend besluit, maar in elk geval een verstandig besluit, dat de heeren, die de antwoorden op de prijsvraag voor Woord en Beeld hebben beoordeeld ook wel in toepassing hadden mogen brengen; de leelijke prijsprent in de Januari-allevering ware ons dan bespaard gebleven. Vragen van den Dag is in een ander pakje gestoken door zijn uitgever. Deze zal in den loop van Februari de legende van het kerkhof van Sint Jan laten verschijnen, in hout gesneden en door van Moerkerken Jr. van een plaatje voorzien. De legende bevat het ontstaan der processie, die de Gooiers met St Jan (24 Juni) naar het kerkhof te Laren in het Gooiland maken. Er wordt slechts een klein getal exemplaren verkrijgbaar gesteld op Hollandsch en Japansch papier in twee kleuren gedrukt. *** In den laatsten tijd heeft men veel gedaan tot instandhouding van oude gebouwen en waar het belangrijke stukken van architectuur geldt, werden op de Staatsbegrooting posten aangevraagd. Ook heeft men de mooie geveltjes in bescherming genomen en het is vooral Dordrecht dat hierin is voorgegaan. De Vereeniging tot instandhouding van oude gebouwen, die thans weer het denkbeeld in overweging genomen heeft om premies toe te kennen voor de best uitgevoerde herstellingen van oude gebouwen, heeft er al heel wat voor de aanraking der schendende hand behoed. Ditmaal heeft ze echter niet kunnen voorkomen, dat een mooi huis, schoon om zijn steenmozaïek, zal gesloopt worden, wat te treuriger is, omdat het gebouw zijn oorspronkelijke pui nog heeft behouden en het uiterst merkwaardig moet zijn, om de indeeling van den gevel en de behandeling der blinde vensterbogen. Te Alkmaar zal men dezelfde heiligschennis plegen aan een der historische oudheden, het Koning-Willemshuis. De gevel, | |
[pagina 299]
| |
die dagteekent uit de eerste helft der 16e eeuw, bevat een steen met het wapen van Jerusalem, waarboven een hand met het opschrift: ‘Blyt hier opynene regeert.’ De zeer eigenaardige bekroning bestaat uit pinakels, die op consoles rusten, waarboven drie maskers en een fijn relief gekroond door een pijnappel. *** De vrede van Munster is niet officiëel herdacht; men heeft er zelfs niet over hooren spreken. Het was alweer de oude Gravenstad die een gunstige uitzondering maakte op die lauwheid en als herinnering een kleine, belangwekkende verzameling historische prenten tentoonstelde met betrekking tot de vrede van 1648Ga naar voetnoot(1). De verzameling door den heer S. Van Gijn voor dit doel afgestaan, bestond onder meer uit voorstellingen van vreugdefeesten en vertooningen in den Amsterdamschen schouwburg; portretten van de gezanten en afgevaardigden der vorsten, die bij de vredesonderhandelingen betrokken waren en een paar mooie voorstellingen van de bezegeling des vredes. In den Rotterdamschen Kunstkring zijn de drie groepen der tentoonstelling van intochten en stedeversieringen uit den Van Stolk-atlas elkander snel opgevolgd. De tweede groep gaf verscheidene voorstellingen van versieringen bij intochten in de 16e en 17e eeuw. Een serie van vijf prenten liet de versieringen zien bij den intocht van Ernst van Oostenrijk in Antwerpen; nog eenige toonden den fraaien zegewagen bij zijnin tocht in Brussel; een andere serie gaf voorstellingen van versieringen bij den intocht van aartshertog Ferdinand van Oostenrijk te Gent in 1638, terwijl er ook die waren van de versieringen te Antwerpen bij zijn bezoek in hetzelfde jaar. De laatste zijn voor het meerendeel van de hand van Rubens. | |
[pagina 300]
| |
Van Stevin is er de afbeelding van een zegewagen van prins Maurits. Verder zijn er verschillende afbeeldingen van vuurwerken, ontstoken ter gelegenheid van de kroning van Willem III en Maria tot koning en koningin van Engeland, waaronder ‘De Vuyring’ in Londen en in verscheidene steden van Holland en Braband. Als herinneringen aan gesloten vreden vindt men er de ‘conferentie Kamer alwaar de Vreede Beëdight werd tusschen Hollandt en Vranckrijck; ‘Eeuwige Gedenck Tekenen van de Engelse en Nederlandse Oorlog;’ ‘Vreedevertooningen’ op denvrede van Munster te Amsterdam in 1648 en afkondigingen van die vrede te Amsterdam. De derde en laatste groep vertoont de gelegenheidsplaten van verschillende feesten in een tijdperk van ongeveer twee eeuwen. Uit de voorstellingen der schitterende vreugdevuren bij verschillende gebeurtenissen zou men afleiden, dat onze voorvaderen het aanrichten van vuurwerken de geschiktste feestviering vonden. Men ziet er de afbeelding van een schitterend vuurwerk ter herdenking van het nemen der Spaansche Zilvervloot in 1628, een bij gelegenheid van de vrede van Utrecht in 1713 en een bij die tusschen Rusland en Zweden in 1721. Dan zijn er voorstellingen van intochten der Oranjes in verschillende steden; in zwart en gekleurd is er een afbeelding van de sledevaart door de studenten der Leidsche Hoogeschool gehouden bij de viering van haar tweede eeuwfeest en buiten de mooie groepen ‘De Batavieren’ en ‘de Jachtstoet van Floris V’ uit den optocht te Rotterdam in 1874 van de hand van Rochussen, zijn er nog een groot aantal platen die den verzamelaar doen watertanden. De tentoonstellingen van den Kunstkring worden nog al druk bezocht, iets wat men niet altijd van andere kan zeggen. Het groote publiek gaat nu eenmaal niet naar kunstbeschouwingen; avond aan avond zitten de tingeltangels overvol en de schouwburgen deelen in dat voordeeltje als er maar een draak | |
[pagina 301]
| |
of een klucht wordt gegeven, doch bij een degelijke voordracht of lezing ontbreken de toehoorders, dikwijls zelfs daar, waar zij als lid vrijen toegang hebben. Met een zeer beperkt getal belangstellenden moest ook de heer Wallan zich tevreden stellen, wiens naar vorm en inhoud goed doorwerkt stuk over Jeanne d'Arc tot het einde aandachtig werd gevolgd.
***
Vele dorpskerken in het Noorden van ons land doen tegenwoordig dienst als inrichting van publieke vermakelijkheden. De lichtbeeldenvertooner, die zijn bezoeken uitbreidt tot de dorpen, ontbreekt het daar aan een geschikt lokaal om met zijn publiek te reizen door vreemde landen, en de kerkeraad staat de bedehuizen voor dat doel af, want, heet het, de predikant is er mede begonnen. Dat deze ten minste een ander doel had, dan geldwinnerij verzwijgt men. O die vromen! Het volk, dat zich verdringt om die reizen door Amerika, Zwitserland, enz. mede te maken, is er zoo zwaar op de hand, dat brave burgermeisjes af en toe per advertentie een vriendin vragen van den gereformeerden godsdienst of een slager een knecht, die eveneens zuiver in de leer is. Zonderling volkje daar. Nog niet lang geleden, weigerde de man, die de huwelijksafkondigingen doet in de gemeente Dantumadeel, zijn plicht te vervullen; hij wilde absoluut dat de zes en twintig paartjes zich eerst veertien dagen later in elkanders bezit mochten verheugen. O tempora, o mores! Veritas. 15 Februari 1898. |
|