‘Quel cet le nombre d'heures qu'il faut assigner à l'enseignement de la seconde langue?
Au moins trois heures par semaine....; si ce nombre trois est un minimum, il va de soi, que vous pouvez, si les besoins de l'enseignement l'exigent, consacrer au cours de seconde langue quatre heures et même cinq heures par semaine, mais à la condition que le total des leçons obligaloires, y compris le temps donné à l'enseignement religieux, n'excède jamais 27 heures par semaine. Pour remplir cette condition on pourra, à la rigueur, reprendre sur les onze heures assignées à la langue maternelle, ce qui sera ajouté pour la 2da langue au minimum réglementaire de 3 heures.’
Dat schijnt nu minder duidelijk; er wordt nog eens veel overgelaten aan het goedvinden der bestuurders. Toch mogen wij besluiten dat aan de voorbereidende afdeelingen, in de Vlaamsche scholen weinig of niets veranderd wordt, terwijl in de Waalsche scholen het onderwijs der tweede taal wordt ingevoerd en verplichtend gemaakt.
In de middelbare sectie wordt de uurtafel nu gewijzigd als volgt:
Nederlandsch: 6 + 6 + 6 = 18 uren.
Fransch: 5 + 5 + 5 = 15 uren.
Terwijl tot nog toe het getal lesuren voor het Fransch veel grooter was dan voor het Nederlandsch, wordt op eens de verhouding omgeworpen. Die cijfers komen ook meer overeen met den geest van het programma: het Nederlandsch wordt wel als moedertaal aangeleerd, het Fransch meer als vreemde taal. In de speciale secties (handel, nijverheid, landbouw) krijgen beide talen hetzelfde getal lesuren (4 uren per klasse). In de meisjesscholen bepaalt het programma voor het Nederlandsch 5 + 5 + 5 = 15 uren en voor het Fransch 4 + 4 + 4 = 12 uren.