een afgewend gevaar houdt de menigte doorgaans niet veel rekening; zij echter die in 1884 en later den staatkundigen toestand van België aandachtig gadesloegen en den heer Buls van nabij zagen handelen, zullen hem voorzeker hunne achting en bewondering niet ontzeggen!
De jaren vervliegen zoo spoedig, dat het ons heel natuurlijk scheen, na nog 7 jaren het vijf en twintigjarig jubelfeest van M. Buls, als Burgemeester van Brussel te mogen vieren. Tegen dien tijd zal ongetwijfeld ook het grootsche werk van Brussel-Zeehaven zijne uitvoering hebben bekomen, en zal de hoofdstad, dank zij drie harer grootste en werkzaamste burgemeesters, Jan Locquenghien, Julius Anspach en Karel Buls eene der prachtigste steden van Europa zijn geworden.
Locquenghien, Anspach en Buls zijn inderdaad de drie groote baanbrekers geweest aan wie Brussel zijne opkomst, zijnen bloei en vooruitgang verschuldigd is: voor bijna drie eeuwen legde Locquenghien den grondslag dier opkomst, door het graven der vaart die onze hoofdstad verbindt met de zee, een werk dat, te dien tijde, als een reuzenwerk mocht worden beschouwd, en sedert zijn ontstaan eene rijke bron van voorspoed, leven en beweging, niet enkel voor Brussel, maar voor heel Brabant is geweest.
Dat werk, thans zijne voltrekking, volgens de vereischten van onzen tijd, nabij, zal in de geschiedenis der drie laatste eeuwen een verbindingsteeken vormen tusschen de namen van Locquenghien en Buls en daartusschen prijkt natuurlijk de naam van Anspach, den herbouwer en gezondmaker van Brussel.
Aan burgemeester Buls was echter de eervolle taak voorbehouden, het werk van Anspach te voltooien, het herbouwde Brussel te sieren met al de pracht en den luister der kunst. Getrouw aan zijne zinspreek: ‘Rust roest,’ zelf kunstenaar en uitstekend geleerde, begaafd met buitengewone kennis en wetenschap, heeft hij zijne vaderstad tot eene prachtige kunst-