Tweede prijsvraag. De letterkundige waarde onderzoeken van de voornaamste rederijkers der XVe en XVIe eeuw, onder andere: Jan Van Hulst, Anthonis de Roovere, Cornelis Everaert, Matthijs de Casteleyn, Eduard de Dene en Jan-Baptista Houwaert.
Derde prijsvraag. De rechtsverhoudingen, in vredes- en oorlogstijd, van den eeuwig onzijdig verklaarden Staat, volgens de rechtswetenschap en de verdragen bepalen. De gevolgen van de schending van het onzijdig grondgebied zullen bijzonder in acht genomen worden. De schrijvers zullen hunne bewijsvoering staven met voorbeelden uit de geschiedenis der onzijdige Staten, alsmede de antecedenten der Belgische onzijdigheid bestudeeren.
Vierde prijsvraag. De geschiedenis schrijven van de verschillende admiraliteitsraden, welke in de Nederlandsche gewesten vóór hunne scheiding, en daarna in de Spaansche en Oostenrijksche Nederlanden bestaan hebben.
Vijfde prijsvraag. De leer van de burgerlijke persoonlijkheid, in het oud en in het hedendaagsch recht, uiteenzetten. De toepassingen dier leer op den tegenwoordigen maatschappelijken toestand onderzoeken, alsook de inrichting die er aan zou moeten beantwoorden.
Zesde prijsvraag. Geschiedenis en beschrijving, volgens de oorspronkelijke bronnen, van het Asklepios-heiligdom te Epidaurus. De schrijver zal bijzonder den schouwburg van Polykleitos bestudeeren.
Zevende prijsvraag. De geschiedenis schrijven van de Belgische volkplantingen, welke, volgens Caesar en Tacitus, in Engeland (Britannia) gevestigd waren.
Achtste prijsvraag. Eene verhandeling schrijven over de grondstelseis der colonisatie in de XIXe eeuw en de rol van den. Staat in de ontwikkeling der koloniën.
De waarde der als prijs uitgeloofde gouden eerepenningen zal van acht honderd frank zijn, voor eIk dezer prijsvragen (Termijn: 1 Nov. 1898).