De kunstzin begint hier te herleven en bepaalt zich niet tot het tentoonstellen van mooie voorwerpen. Ook de bouwkunst deelt in die klimmende belangstelling.
Hieraan heeft men het dan ook te danken dat torens en kerken in den laatsten tijd werden hersteld of dat er pogingen worden aangewend om daartoe te geraken.
De restauratie van den Brielschen toren, waaraan men nu sedert drie jaren werkt, gaat goed vooruit. De Westzijde is dit jaar gereed gekomen en met de toegezegde gelden van het Rijk hoopt men den herstel te voltooien, want particuliere bijdragen worden niet meer ontvangen.
Te Rhenen wenscht men over te gaan tot opbouw van den toren, kort geleden door brand vernield. De kosten worden beraamd op ƒ 47,000 gulden, welke men voor de helft wenscht te verkrijgen door het sluiten van een leening. De rest zal men het Rijk vragen. In dien geest heeft men reeds een adres gezonden aan H.M. de Koningin. De toren moet een kunstwerk geweest zijn uit den bloeitijd van den kerkbouw.
Voor de mooie kerk te Aalten, opgetrokken in Gothischen stijl, heeft de minister ƒ 5000 op de begrooting aangevraagd en zal dit nog twee volgende jaren doen. Het kerkbestuur zal dan een ƒ 7000 moeten bijleggen om het gebouw en de daarin ontdekte muurschilderingen te herstellen.
Nog zal men bij de regeering moeten aankloppen om het schoone zandsteenen altaar in de kerk te Vianen voor ondergang te behouden. Het stuk, dat dagteekent uit den tijd van voor de reformatie heeft een hoogte en breedte van twee meter; boven de altaarplaat bevinden zich drie nissen, versierd met schoon beeldhouwwerk. Een der nissen draagt de kwartierschilden van de Brederode's en Van der Mark's, wier grafmonument, een kunststuk, in de kerk aanwezig is.
De boogvormige bekroning der middelste nis ligt reeds in stukken en het altaar is op verschillende plaatsen gescheurd.