een jaar van eenvoudige levenswijze, volstrekte gelijkheid, blinde gehoorzaamheid en toch ook vaardigheid tot zelfstandig handelen waar 't noodig is - en voortdurende flinke beweging in Gods buitenlucht?
In afwachting, dat het daartoe komt - wie weet wanneer? - hebben eenige honderden jongens van Jan de Wit alvast gedaan wat zij konden, om zich zelf en anderen ten minste een deel dier opvoeding te geven. Aansluiting bij de na 1866, onder den indruk der inlijving van Hannover, in menigte opgerichte en nog altijd talrijke weerbaarheidsvereenigingen was daartoe niet voldoende. Want gelijk de rederijkerskamers, die hen in de algemeene gunst voorafgingen, bloot liefhebberijtooneel, is de ‘Weerbaarheid’ op de meeste plaatsen enkel schietvereeniging geworden; en al hebben de Transvaalsche broeders schitterend getoond wat goed schieten waard is - het is bij lange na niet de geheele opvoeding van den krijgsman, allerminst wanneer men deze als deel der opvoeding van den mensch en burger beschouwt. Zoo werd dan vijf jaar geleden de ‘Ned. Weerbaarheidsvereeniging’ opgericht, die thans 8 afdeelingen telt, wier leden (ten minste 16 jaar oud) tweemaal 's weeks onderricht in den wapenhandel ontvangen, tweemaal in 't jaar een velddienstoefening houden en eens 14 dagen in 't kamp doorbrengen. De regeering, ditmaal eens niet chineezerig, draagt het grootste deel der kosten; Koningin Emma en de stad Amsterdam geven medailles voor den aan het kampleven verbonden schietwedstrijd. Dat alles wordt in 't breede behandeld in 't boekje hierboven genoemd, zoo frisch en opgewekt, dat een man van veertig jaar - ik spreek uit ervaring - nog lust krijgt om meê te doen. Is dat alles ook niet mogelijk ten uwent, Vlaamsche vrienden?
Wie 't beproeven wil en meer inlichtingen verlangt, wende zich tot den steller van dat boekje, den heer G.F. de Jonge, N.Z. Voorburgwal, 42, Amsterdam, of wel tot den schrijver der vereeniging, den heer W.E. Merens, Leidschevaart, 140, Haarlem.
Dr W. Zuidema.