| |
| |
| |
De vrouwenbeweging.
Een fantasist verdeelde de geschiedenis in twee tijdperken, vóor het stoomtuig en na het stoomtuig. En inderdaad, de stoomkracht heeft het aanzijn der aarde veranderd. Niemand zal hare weldaden loochenen. Stippen wij slechts het feit aan dat de gemiddelde levensduur een tien- tot vijftiental jaren hooger loopt dan in de vorige eeuw. Aan wien hebben wij die weldaden te danken? Aan den werkman. Wie heeft het meest echter door het stoomtuig geleden? De werkman.
Ten tijde van Van Artevelde b.v., zegt Vanderkindere in zijn schoon boek ‘De eeuw der Artevelden’ (bl. 126), was de werkman voorzeker gelukkiger dan nu. Hij won meer dan vijf franken daags, hij werd meester, patroon, onafhankelijk. Wie heeft echter nog meer dan de werkman geleden?
De vrouw der lagere klassen. In de middeleeuwen had de armste vrouw een koninkrijkje: haar huisgezin. Nu verslindt het stoomtuig, ‘dat, gelijk de heer Carton de Wiart op het kongres te Zurich zeide, als Ugolino zijne eigen kinderen opvreet’ en hare krachten en te dikwijls helaas! hare zedelijkheid. Een tiende der fabriekmeisjes te Gent hebben een onwettig kind. Duizenden huisgezinnen in onze groote fabrieksteden hebben voor eenig woonvertrek eene enkele kamer of, gelijk de Troglodyten, een kelder.
Aan die vrouwen predikt het socialismus een bedrieglijk evangelie. Aan de vrouwen der burgerklasse, die door den wetgever tot eene eeuwige minderjarigheid en ondergeschiktheid veroordeeld worden, wordt een evangelie van emancipatie, ontvoogding, verkondigd.
| |
| |
Laat ons onderzoeken of die vrouwenbeweging is ‘een wettige opstand na de langdurige uitbuiting (in de werkersklasse) en vernedering (in al de klassen der maatschappij) der vrouw, eene beweging, die wonderen verricht’ (Vicomtesse d'Adhémar - Le Correspondant - 25 août 1897) of wel ‘eene kwestie van trouwen of niet trouwen: als de vrouwen niet trouwen, dan is de vrouwenbeweging een surrogaat’ d.i. iets dat het huwelijk vervangt, zooals eikels, gebrande gerst, suikerei surrogaten van koffie zijn (Wynaendts-Francken, Vragen des Tijds, Juni 1897).
Om die vraag te beantwoorden, zullen wij eerst zien, 1o welke de natuurlijke zending der vrouw is en 2o welke rol zij uit dien hoofde in de geschiedenis gespeeld heeft.
In physiologisch opzicht was in de aloude tijden bij de barbaarsche volkeren, en is op onze dagen bij de wilden het verschil aan lichaamskracht tusschen beide seksen zeer gering. ‘Hoe lager een volk op de ladder der beschaving staat, hoe meer de vrouw den man in lichaamssterkte nabij komt’ (Lombroso, La femme criminelle, bl. 40). En indien wij met den grooten Italiaanschen geleerde in de misdaad een atavismus, een terugkeer tot de barbaarschheid onzer eerste voorouders zien, merken wij op dat ten huidigen dage de misdadige vrouwen in lichaamssterkte de andere vrouwen overtreffen (ibid. bl. 98). Die sterkte gaat met wreedheid gepaard en bij de wilde volksstammen zijn de vrouwen wreeder dan de mannen. En zelfs in onze beschaafde eeuw, wanneer het kunstmatig vernis der beschaving onder den gloeienden adem van opbruisende hartstochten kraakt, zien wij gruweldaden door vrouwen in het Parijs van 1870 gepleegd, waarvoor de krijgeressen van Dahomey zouden terugschrikken.
Toch is de vrouw de zwakkere gebleven en zij boet voor die zwakheid. De man heeft zijne kracht misbruikt om haar te
| |
| |
verlagen tot een lastdier, waarop de zware last van den arbeid rust. Bij de wilde en bij de barbaarsche volksstammen beploegt zij het veld, vervaardigt de kleederen, morselt het graan tusschen zware steenen. Zij is de slavin van den man, die haar verkoopt, wegschenkt, het recht van leven of dood over haar bezit.
Hoe kon het anders, in die voorwaarden, of ook in intellectueel opzicht, moest de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der vrouw, aanvankelijk tot een zeer engen kring, den kring van een kind, waarbij Lombroso haar bij de wilde volksstammen vergelijkt, beperkt blijven? Zij was en zij is, ook voor de verstandelijke vermogens, de ondergeschikte van den man, een ‘minder-mensch’ zou Huygens zeggen in zijn ‘Oogentroost.’ Om wetenschappelijk te spreken ‘zijn (bij haar) de schommelingen in schedelcapaciteit minder aanzienlijk dan bij den man’ (Wynaendts-Franken). Vrouwelijke genies zijn zeldzaam en zelfs wijken de vrouwen van genie van den natuurtypus af en vertoonen een min of meer mannelijk karakter, in zooverre dat een George Sand en eene Rosa Bonheur de kleederdracht der mannen aannemen (Lombroso, bl. 167). Hun ontbreekt het methodisch denken, het vermogen om algemeene begrippen te vormen. De vlucht van den wijsgeer is hun te hoog: die sfeer blijft voor hen gesloten. Zij hebben daarentegen een fijn en levendig gevoel, dat hen bij de barbaarsche volksstammen tot priesteressen, tot ziensters wijdt, het ‘sanctum aliquid et providum’ van Tacitus, d.i. die bovennatuurlijke blik in de toekomst, dien onze voorouders, de Germanen, de vrouwen toeschreven, maar het is een instinctmatig gevoel, iets als eene openbaring. - In den strijd van den zwakke tegen den sterkere zijn de wapens van den zwakke: de list en de leugen, of ten minste het veinzen erfelijk geworden aan de gansche kunne en Schopenhauer beweert zelfs dat de vrouwen geenen baard hebben ‘omdat de baard den man door de natuur geschonken werd, om de
| |
| |
aandoeningen, die zich op het gelaat en vooral in de omtrekken van den mond weerspiegelen, en hem verraden, te verbergen. De vrouwen echter hebben dit wapen niet noodig.’ (bl. 230, Welt als Wille). Door den strijd om de alleenheerschappij in den huiselijken kring, onder de wet der veelwijverij, is de ijdelheid, de liefde tot opschik, een blijvend kenmerk geworden (Lombroso, bl. 146-167). Want nog op onze dagen zijn de diefstallen in de Parijzer bazars, waar de schoone stoffen de oogen tergen, een echt vrouwelijk misdrijf (bl. 481). En de misdaad, die de meeste list en den minsten moed eischt, de giftmenging, is eene echte vrouwlijke misdaad. -
Doch, met al hare zwakheden, vervult de vrouw eene hooge natuurlijke zending. Zij is de moeder, de draagster der levensvlam door alle tijden en door alle geslachten. Van dit oogenblik af, treedt een hooger wezen voor ons op. In de liefde voor het kind aan hare borst heeft zij eene heilige teederheid, een goddelijk medelijden met zwakken en lijdenden geput. Welke gedaanteverwisseling! Zij bemint den zwakken hulpeloozen zuigeling, zij strekt die liefde uit tot al wat lijdt. Bij de Grieken roept de moederliefde de diakonessen, heidensche zusters van liefde, in 't leven. Door alle eeuwen heen ontsteekt zij in de vrouw een zalige drift tot weldoen. Maatschappijen komen op en vergaan: de moeder blijft, de natuurtypus blijft, omdat het grootsche werk iederen dag op nieuw begint. Dit type is onveranderlijk. Lombroso herkent dat de vrouw bijna nooit een kenteeken van ontaarding vertoont (bl. 31). - Van daar bij de vrouw een angstvallig vastkleven aan oude levensvormen, van daar een bloeien en geuren der huiselijke deugden: zachtmoedigheid, geduld, zelfopoffering. De zending van de vrouw mag vergeleken worden bij het tapijtwerk van Penelope, dat elken dag op nieuw en waarin de schoonste bloemenpracht van haar gemoedsleven geweven wordt. -
| |
| |
***
Hoe heeft de vrouw die zending in de geschiedenis van ons volk vervuld?
Onze voorouders, de Germanen, waren geene barbaren. Zij hadden reeds eenen hoogen trap van ontwikkeling bereikt en stonden in zedelijkheid hoog boven de Grieken en de Romeinen. Hunne zeden waren rein als de woudlucht, het hart der Germaansche vrouw zuiver als de woudbron. En indien de plaats, die de vrouw in de maatschappij bekleedt, de maatstaf der ware beschaving is, mogen wij met recht fier op haar zijn. Zij was niet de slavinne van den echtgenoot, al torste zij ook nog den zwaren last van huis- en veldarbeid; zij was niet, gelijk voor de Romeinen eene zaak, een ‘res’; neen, zij was een persoon, zij was de gezellinne, de vreugdebrengster. Zelfs in geval van echtbreuk, de gruwelijkste misdaad, had de gemaal het recht niet haar te dooden: hij moest hare bloedverwanten en hare vrienden verwittigen, alvorens de schuldige met afgesneden haar en verscheurde kleederen, met zweepslagen, uit de woning te drijven. - Hare kuischheid werd beschermd door de wetten. Het enkel ontblooten van den arm eener vrije vrouw werd zwaar beboet. Het oud Germaansch recht spreekt van de vrouw, vooral van de moeder, op de meest naïef roerende wijze: de maat van den kleinsten eigendom is de maat van de wieg eens kinds en van het voetbankje voor de moeder, die het wiegt. Een wolf, die toevlucht zoekt bij eene vrouw, mag niet gedood worden. Vruchtboomen worden langs de wegen geplant voor de zwangere vrouwen, die ongestraft in allen wijngaard wijntrossen zullen mogen plukken. Wordt een kind in sommige gevallen vóor den wettelijken ouderdom meerderjarig verklaard, dan zal het zijne moeder een stuiver, een symbolisch geldstuk, schenken, omdat zij hem bevrijd heeft van den tand van den ever, van de hoef van het paard, van
| |
| |
het loopende water en het brandende vuur (Grimm, Rechtsaltertümer).
De opkomst van het christendom bevorderde de zedelijke ontwikkeling der vrouw. Renan spreekt een waar woord, wanneer hij zegt, dat het Evangelie in onze streken door de vrouwen gepredikt en ingeplant werd. De onverbreekbaarheid van den huwelijksband, ook voor de ellendige slaven, en lijfeigenen, is het werk der vrouw, - versterkte en louterde den natuurlijken eerbied, het Germaansche ras eigen - een gevoel, dat ook in onze eeuw de Germaansche volkeren, Amerikanen, Engelschen, enz. onderscheidt boven de Latijnsche. Het ridderschap eindelijk, in zijne schoonste gedaante: de verheerlijking der vrouw, was een ideaal voortleven van dit gevoel; later in zijne ontaarding, eene zinledige vergoding, eene uitheemsche plant, door franschgezinde Vlaamsche graven en hunne menestreelen gekweekt. -
Die vereering der vrouw duurt voort na de zegepraal der gemeenten over de ridderschap. Een Maarlant, een Boendale zijn niet minder onuitputtelijk in den mystieken lof der edele vrouwen dan de adellijke zanger. Tal van gedichten worden aan ‘soete minnelike joncvrouwen’ opgedragen. Minne, edele minne zonder ‘dorpernie’ d.i. laagheid, is het kenmerk van een beschaafd man, ‘want, zegt Dirk Potter in zijn 'Minneloep (1417), de dorper kent de ware minne niet, zijn vel is te dik, de liefdepijl kan er niet door.’ En nog in de XVIde eeuw dicht een Houwaart een 20000 verzen tot verafgoding van het schoone geslacht. De vrouwen gaan de mannen in alles te boven. De vrouw, die zich wascht, maakt het water klaar, de man zwart. (VIII Boek-Lusthof der Maagden). En de Vlaamsche vrouwen der middeleeuwen toonen zich die eerbetuigingen waardig. Reine, ware liefde is wel bekend ‘int duutsce land’ maar die taal wordt zelden verstaan door ‘Lombaard, Engelander ofte Waal’ (Dirk Potter, Boek II, v. 721). In verstandelijke ontwikkeling staan de
| |
| |
vrouwen der XVIde eeuw misschien hooger dan hunne moderne zusters. Guicciardini, een Italiaansch schrijver, getuigt: De kennis der Fransche, Italiaansche, Engelsche, Spaansche talen is bij hen zeer gemeen. De vrouwen lezen, schrijven, halen bewijsgronden aan uit de H. Schrift, redetwisten over de geloofspunten ‘comme bien sçavants docteurs.’ In het Holland der XVIIde eeuw mocht de vrouw niet onkundig zijn in de klassieke litteratuur; zij ontving privaat onderwijs op scholen, die bestemd waren om de vrouwen in de geheimen der Grieksche en Hebreeuwsche talen in te wijden (Schotel. Oud-Hollandsch huisgezin, bl. 101).
In de maatschappij echter bleef de werkkring der vrouw tot den huiselijken kring beperkt. Zelfs de Antwerpsche ‘naaistertjes, spinsters, meiden, mallooten en danten die den Bijbel beter wilden uitleggen dan de beste paap’ (Anna Bijns) droomden van geene emancipatie, geene ontslavIng. Leest de ‘Kostuime van Limburch.’ De vrouw is gehoorzaamheid schuldig aan haren man, gelijk de discipel aan den meester, zij heeft ‘ni vouloir ni nouloir’ noch willen noch niet willen (Defacqz. Ancien droit belgique bl. 377), al mag haar echtgenoot ook niet meer ‘sijn wijf slaen ende steken, upsniden, splitten van beneden tote boven ende waermen sijn voeten in haer bloet ende naeyse weder toe up dat zoo leven blijft’ (Kostuime van Aardenburg. Artikel 9): - het eenigst artikel dat den man recht van leven en dood toekent, dat nergens anders aangetroffen wordt en waarvan de geleerden den oorsprong niet weten te verklaren. De vrouw is uitgesloten van de erfenis der onroerende goederen. - Maar als moeder, is de vrouw niet de ondergeschikte, maar de gelijke van den man, in den vollen zin des woords.
In het geestesleven van ons volk is er, na de XVIde eeuw, stilstand, achteruitgang. In de lagere volksklasse de gewone sleur van het dagelijksch leven zonder opflikkering der geestesvlam; een angstige vrees voor verlichting, zoodat het
| |
| |
Brusselssh magistraat van 1584 het gevaarlijk acht knechten en meiden te onderwijzen; in de hoogere klassen, bij den Vlaamschen adel, bij den burger, eene vervreemding van het volk, eene dieper en dieper gapende klove, door de verfransching.
Pater Poirters in zijn ‘Masker der Wereld’ zweept ongenadig de verfranschte juffertjes die Frankrijk naäpen, boncoeuren, soupireeren, servantjes maken.
De heele Fransche hel, die stadigh op en toe
Nieuw ijdelheden braeckt (Huyghens, Oogentroost).
Op het einde der XVIIIde eeuw schamen de Brusselsche juffertjes zich den goeden God in 't Vlaamsch te bidden. De Fransche revolutie eindelijk breekt, ook met al het goede en schoone der verleden eeuwen af. Een despotiek brutaal wetboek, het wetboek van Napoleon, breekt met de hoogschatting der vrouw van het Belgisch recht af, verlaagt en vernedert haar, in zoo verre dat onze moderne vrouwenbeweging, in den grond, slechts een terugkeer is tot de gezonde overleveringen van ons eigen recht - de oplossing der vrouwenkwestie in eene versmelting van oude, goede, eigen vormen met het nieuwe streven schuilt.
Wij zullen dit trachten te bewijzen.
***
Voor de geschiedenis der beweging is het, geloof ik, overbodig op te klimmen tot den vrouwenopstand van den Griekschen blijspeldichter Aristophanes, eenige honderden jaren vóor Christus, tot onze Bloemardinne der XIVde eeuw die reeds de communistische vrije liefde predikte, of zelfs tot Olympe de Gouges, die reeds in 1793 het vrouwenkiesrecht eischte. Het prototype der beweging, de Amerikaansche, is het vierde eener eeuw oud. In Europa dagteekent het eerste vrouwencongres van 1878; maar slechts met het tweede, in 1889 gehouden, treedt de vrouwenbeweging van kop tot teen gewapend, in
| |
| |
het strijdperk. Berlijn onthaalt de strijderessen in September 1896 in zijne muren. Het jaar 1897 eindelijk ziet een congres te Versailles en een ander den 3den Augustus te Brussel. Met het programma der besprekingen van dit laatste vóór ons, zullen wij de eischen en wenschen der aanhangers onderzoeken. Waren vertegenwoordigd: Ligue française pour le droit des femmes, Avant-Courrière, Frauenverein, Frauenwohl, Rechtsschutzverein, Société des femmes russes, Woman's franchise league, Woman's progressive union, Féminisme Chrétien, Ligue belge du droit des femmes, Vrije vrouwenvereeniging, Vereeniging voor vrouwenkiesrecht (beide Nederland), Ligue italienne pour la défense des interêts féminins.
***
Het eerste punt. Herstelling der vrouw in hare burgerlijke rechten: recht om getuigen te zijn, deel uit te maken van den familieraad en over haar spaargeld als gehuwde vrouw te mogen beschikken.
Volgens het wetboek van Napoleon, getrouw aan den geest die het Latijnsch, het Romeinsch recht bezielt, heeft de moeder niet het minste gezag in 't huisgezin. De vader is heer en meester: hij voedt de kinderen op, gelijk hij wil; hij alleen geeft de toestemming tot hun huwelijk, hij alleen beschikt over de goederen der minderjarige kinderen. De moeder maakt zelfs geen deel uit van den familieraad.
Het oud Belgische recht integendeel herkende het wettig gezag der moeder. Na het invoeren van het Romeinsche recht, zegt de wetgeleerde Defacqz, was de herstelling der vrouw in haar zedelijken invloed als moeder, een vooruitgang, dien wij vooral aan 't oud Belgische recht verschuldigd zijn. Dertien costumen van Vlaanderen verklaren eenpariglijk dat de kinderen ‘in maecht ende bedwanck van haerlider-vader en moeder’ staan (ibid. bl. 431). Beider toestemming werd tot het huwelijk der kinderen geëischt (Frank, Catéchisme de la
| |
| |
femme, bl. 47) en volgens de costume van Brugge hadden beide echtgenooten dezelfde rechten en konden niet ‘d'eene sonder d'andere’ (ib. bl. 50). - Wel is waar mocht de vrouw geen getuige zijn vóor de rechtbank noch zonder de toestemming van den man eene rechterlijke verbintenis aangaan, maar zij genoot toch ‘eene volkomen onafhankelijkheid voor de uitgaven van het huishouden, de beschikking over hare roerende goederen’ (Defacqz. bl. 559).
De moderne vrouwenbeweging eischt: herstelling der moeder in de haar van ouds toegekende rechten, in hare waardigheid van moeder, van vrouw. Een wetsontwerp, den 18den Februari 1891 in de Belgische Kamers neergelegd, vraagt voor de vrouw het recht om over hare spaarpenningen te beschikken.
Het tweede punt. Onderzoek naar het vaderschap.
In de middeleeuwen, in de vorige eeuwen ‘maakten kerkelijk en wereldlijk recht den verleider het wreede spel niet zoo gemakkelijk als onze huidige wetgeving. Het kanonieke recht b.v. verplicht den man het onteerde meisje te huwen (Fokker, Vragen des Tijds, Nov. 1896). Het oude Belgische recht: Antwerpen, Lier, Geel, Mol, Leuven, Mechelen en Deurne, verklaren dat de vrouw in barensnood “sulcken vader als 't haar belieft” mag aanduiden, indien zij zulks later bewijzen kan, en Mechelen en Deurne verleenen dat recht zelfs aan de gehuwde vrouw (Defacqz, bl. 402-412). Defacqz noemt dit: eene monsterachtige theorie. Wij nemen gaarne aan dat dit voorrecht wel overdreven is, maar van den anderen kant gaat “ons absolute verbod verder dan de chantage-vrees noodig maakt en levert onze wetgeving treurige bewijzen van de eenzijdigheid en teere zorg, waarmede de mannen, vooral van goeden huize, van den wetgever beschermd worden” (Fokker, ibid.). Het onderzoek naar het vaderschap (wetsontwerp Lejeune), is een democratische maatregel. De redenen, die men tegen het weerinvoeren van die wet wil doen gelden, houden geen
| |
| |
steek. Zij komen ongeveer neer op de volgende redeneering van den geestigen Franschen schrijver F. Brunetière: Alle eerlijke vrouwen vormen een gesloten kaste, die zekere voordeelen geniet. Het meisje, dat een misstap begaat, wordt er uit gesloten en verbeurt die voordeelen: achting, goeden naam, eerbied. Het onderzoek naar het vaderschap, de schadevergoeding, eerherstelling voor het gevallen meisje, brengt eene waardevermindering mede van de deugd der vrouwen, die eerlijk gebleven zijn; schaadt bijgevolg aan de heele kaste.’ Ergo!
Helaas! de wetenschap leert ons dat in de meeste gevallen, bijna altijd, zegt Lombroso (bl. 581), de verleiding, de eerste misstap, de oorzaak der prostitutie is.
Het derde punt. Vrijheid van werk met gelijkheid van werkloon (gelijk loon als de man).
‘Het kapitalismus, roept Mevrouw Paula Mink uit, buit de vrouw uit die voor een hondenloon in fabrieken en mijnen slaaft. Sluiten wij ons aan bij het socialismus.’
Wij zagen hooger dat het lot der fabriekwerkster niet benijdenswaardig is, dat de nijverheid de familiebanden verbreekt, het vuur uitdooft in den haard, het symbool van 't familieleven. Doch het geneesmiddel dat Mevrouw Mink aanbiedt, is duizendmaal erger dan de kwaal. Het socialismus, met zijn vrij huwelijk, zijn opvoeding van het kind door den staat is een aanslag op het edelste in de menschelijke natuur, een terugkeer tot de barbaarschheid.
Met eene andere spreekster, Mevrouw Kergomord, zien wij in het toenemend, aangroeiend getal der vrouwen in alle takken der nijverheid een ongeluk voor het kind, eene kwaal voor de samenleving. ‘Indien de vrouw moet werken, dat het een moederlijk werk zij, dat zij moeder zij.’ - Maar in België zijn er, op 875,561 vrouwen, 339,215 ongehuwd en 203,841 weduwen. In Frankrijk, zegt Mej. Maria Martin, zijn er 1,300,000 vrouwen van 25 tot 50 jaar ongehuwd, die noch
| |
| |
haard noch wieg hebben.’ Voor hen allen is het werk buitenshuis een stalen wet.
Het vraagstuk kwam op 't Zuricher arbeiderskongres van 23 Augustus 1897 te berde. Er vormden zich twee partijen. De heer Carton de Wiart wilde volkomen uitsluiting der vrouw uit mijnen, groeven, groote nijverheid. ‘Indien de vrouw in omvang der longen 1/3 onder den man staat, indien haar beengestel 2 % minder is dan dat van den man, is dit wel een natuurlijk teeken dat zij ongeschikt is voor dien zwaren arbeid.’ De heer Schleicher, katholiek afgevaardigde van Weenen, zag het redmiddel in het familieloon, d.i. een loon toereikend genoeg om vrouw en kinderen te voeden. De socialisten eischten volledige economische onafhankelijkheid, gelijkheid van loon voor de vrouw.
Op een punt echter zijn het alle partijen eens: bescherming van den vrouwenarbeid. ‘Het is eene schande voor ons land dat België het eenigste land is, waar de arbeid der vrouwen in de koolmijnen niet verboden is.’ (Frank, bl. 98).
Het vierde punt. Rol der vrouw in de openbare weldadigheid.
Hier is de vrouw op haar gebied, het gebied dat zij door haar natuurlijken aanleg veroverd en ontgonnen heeft. Wij haalden hooger de woorden van eene Fransche schrijfster aan: ‘de vrouwenbeweging heeft wonderen verricht, ja, wonderen van moed en volharding in den bitteren strijd tegen het alcolismus, dat de beste levenskrachten van den werkersstand verslindt! In Amerika heeft zij de machtige vereeniging der “Shriekers” of onthouders, die 900,000 leden telt, in 'tleven geroepen; in Zweden vormen 140,000 vrouwen, in Noorwegen 170,000, in Zwitserland 70,000, een bond tegen het misbruik der sterke dranken en wij weten allen dat hunne pogingen met den schitterendsten uitslag bekroond werden. Ziedaar eene weldadigheid, die ons den maatstaf geeft van hetgeen de vrouw vermag tot genezing der zedelijke kwalen eener samenleving.’
| |
| |
***
Wij zullen het voorbeeld der dames Kongressisten volgen en het netelig vraagstuk van het vrouwenkiesrecht ter zijde laten. Stippen wij slechts volledigheidshalve aan, dat de vrouwen het kiesrecht in verscheidene Staten van Amerika en Australië veroverd hebben, dat hunne tusschenkomst in den politieken strijd, naar het getuigenis van Lombroso (bl. 83) de zeden verzacht heeft en het misbruik van de revolver b.v. bijna geheel heeft doen verdwijnen; dat het Engelsch parlement, het meest behoudende van Europa, hun het kiesrecht slechts met eene meerderheid van 23 stemmen weigerde; dat zelfs in ons land het vrouwenkiesrecht geene nieuwigheid zou zijn, want in het oude hertogdom Brabant en in de heerlijkheid Luik hebben de vrouwen zekere kiezersrechten genoten (Frank, bl. 111), dat zij, sedert 1302, evenals de mannen, afgevaardigden naar de Algemeene Staten zonden (bl. 117).
***
Ziedaar de voornaamste punten van het programma eener vrouwenbeweging, die zich door geene ijdele hersenschimmen van het spoor laat brengen. Herstelling der vrouw in hare waardigheid van vrouw, door een terugkeer tot ons aloud Germaansch recht, dat hare natuurlijke zending wist te waardeeren en te huldigen; bescherming der maagd, bescherming van den arbeid der vrouw, zoolang het ideaal: de vrouw buiten de fabriek niet bereikt wordt, zoolang aan de armste de weelde van een haard, gelijk voorheen, niet verzekerd is. Juist in het land waar de vrouwenbeweging het diepst wortel heeft geschoten, in Amerika, is de vrouwenarbeid het geringst (82 mannen en 18 vrouwen tegen 70 mannen en 30 vrouwen in Belgie) (Frank, bl. 92). - Mogen de woorden van Jules Simon in zijn boek: ‘La femme au XXe Siècle’ weldra waarheid worden: ‘Men ziet in Amerika vrouwen van boeren en werk- | |
| |
lieden, verplicht een loon te winnen, die nochtans slechts weinigen slafelijken arbeid verrichten en met meer eerbied en zorgen omringd worden dan onze burgervrouwen. Ik zou zulk een omwenteling in onze zeden willen zien. Ik zou willen dat de vrouwen eene aristocratie waren, in het belang van de democratie zelve Hun invloed zou grooter en grooter worden. In het huisgezin zou hunne rol, die nu de rol eener dienstmeid is, voortaan de rol eener onderwijzeres zijn.’
***
Onderwijzeres, opvoedster van een Vlaamsch geslacht, de Vlaamsche vrouw? Het zal nog heel wat duren eer dit zoo zal zijn! Opvoedster, de vrouw wier eigen opvoeding of zoo oppervlakkig, zoo onbeduidend of zoo anti-vlaamsch, anti-nationaal is! Opvoedsters, de toekomende moeders, die een jaar of twee of drie bij de nonnen of in 't een of 't ander Fransch pensionnaat school gelegen hebben, er minder kennis verworven hebben dan de vrouwen der XVIde eeuw, en die, na het verlaten der school, zich de gouden moedertaal schamen of een Vlaamsch spreken dat:
‘tot schreien dwingt of blozen’.
O! zie! indien ooit onze schoone droom eener Vlaamsche hoogeschool verwezenlijkt wordt, laat ons dan den hoogsten wensch der vurigste aanhangers der vrouwenbeweging vervullen, laat ons de deuren dier hoogeschool wijd, wijd openzetten voor de vrouwen. Wij hoeven niet te vreezen dat de Vlaamsche meisjes de hoogeschool stormenderhand zullen innemen, dat er duizenden dubbelgerokte doctoressen in medicijnen of in rechten de arme mannen het brood uit den mond zullen stelen. Het zal nog lang duren eer ook in ons land, in het in dit opzicht zoo verachterd Vlaanderen, gelijk in andere Germaansche landen, colleges van hooger onderwijs voor vrouwen zullen geopend worden. De hoogeschool
| |
| |
te Wellesley (Amerika) telt een duizendtal meisjes, die het Grieksch, het Latijn, de Wiskunde, enz. bestudeeren!
Genies zijn zeldzaam zoowel bij de mannen als bij de vrouwen. Doch men hoeft juist geen genie te zijn, om advokaat, dokter of volksvertegenwoordiger te worden! Het zal nog lang duren eer wij eene Vlaamsche vrouw, gelijk in Holland, ten jare O.-H. 1896, tot doctor in de Nederlandsche letteren zien promoveeren! Laat ons echter beginnen met onze eigen vrouwen, dochters en zusters eerst voor de Vlaamsche zaak te winnen. ‘Een bolwerk, riep de heer De Maere-Limnander in eene geestrijke redevoering in den schoot der Vlaamsche Akademie uit, een bolwerk blijft de Vlaamsche beweging te veroveren, ons eigen huis, onze eigen haard.’ In den heldhaftigen strijd der Vlaamsche gemeenten tegen uitheemschen dwang is de vrouw de trouwe gezellin der gemeentehelden geweest. Gansch Vlaanderen loopt te wapen tegen den vijand; geen weerbaar man bleef te huis en nooit, zegt de naïeve kronijkschrijver Van Velthem, vond ik in eenig boek dat de vrouwen, gelijk toen, de wapens grepen en
Sonder man, in mansgewade.’
Zij moet ons helpen in den strijd voor ons goed recht, zij moet Vlaamsche zonen opkweeken, onzen vijand, de verfransching, die den band tusschen den burgersstand en den werkman verbreekt, bekampen. Zij zal eindelijk de vredebodin zijn, die het werkend volk met de burgersklasse verzoent.
Immers het socialismus predikt den opstand van den werkman tegen den burger, van de vrouw tegen den man. Volkomen gelijkstelling op zedelijk en economisch gebied, der vrouw met den man, is zijn ideaal; vrij huwelijk, opvoeding van het kind door den Staat, de middelen om het doel te bereiken. Voor de Vlaamsche vrouw echter, voor wie de haard alles is, wier
| |
| |
denken en streven in de familie als in een brandpunt samenstraalt, is dit een onbegrijpelijk dwaze hersenschim.
Welnu de vrouw uit de hoogere klassen der samenleving moet hare mindere zusters voorlichten, troosten en helpen: zij moet de engel der verzoening zijn. Maar om die schoone zending te vervullen moet zij eerst zelve eene degelijke opvoeding genoten hebben, zal zij op de hoogte van haren tijd zijn. Zij mag niet meer blijven hangen tusschen kelder en keuken; zij moet zelve in het strijdperk treden, voor het goede en het schoone.
Ziedaar het einddoel eener gezonde vrouwenbeweging die de ontwikkeling der vrouw bevordert, haar verheft en adelt; haar in andere Germaansche landen, waar de evolutie het verst gevorderd is, de beschaving het hoogst geklommen, het monopolium geeft van alle inrichtingen, bestemd om de vijanden der samenleving: misdaad, ondeugd, ellende, te bekampen (Lombroso, 1885).
En zonder de Vlaamsche vrouw, voegen wij er nog bij, is de Vlaamsche beweging gelijk aan het paard van Roeland, dat zeer schoon.... maar ongelukkiglijk steendood was.
M. Brants.
|
|