Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 65]
| |
Een nieuwe toekomstdroom.
| |
[pagina 66]
| |
die, later nog, 't middel vond om de lichamelijke, ja zelfs de zielepijn te doen ophouden. Dit geschiedt door middel van een klein toestel, dat men in den zak kan dragen, en dat algophoob (smartverdelger) genoemd wordt. Het heeft twee stompe uiteinden, gelijk polen. Het eene plaatst men op den schedel, het andere te midden der wervelkolom. Van de eene pool naar de andere loopt een stroom, die de gevoelscellen verdooft, en de pijn houdt onmiddellijk op. Is men er aldus nog niet toe gekomen, alle ziekten te helen, toch heeft men reeds de pijn overwonnen, die vroeger zooveel stoornis aanbracht. Het baren, bv., geschiedt heelemaal zonder smart, en weinige uren na de bevalling kan de vrouw hare gewone bezigheden verrichten. Voor 't raadplegen van een geneesheer schijnen de menschen ook verstandiger geworden. Vroeger ontbood men den geneesheer eerst dan, wanneer de genezing moeilijk of onmogelijk geworden was. Thans weet men, dat bijna geene enkele ziekte plotseling opkomt, maar zich langzaam, door bijna onmerkbare storingen voorbereidt. Daarom leert een ieder in de scholen den gang zijner levensfunctiën aandachtig nagaan, en zoodra iemand de geringste storing bemerkt, laat hij zich aanstonds onderzoeken, om de ziekte aldus in de kiem te stikken. Patienten worden eerst bij een hulparts geleid. Hij wijst hun den specialist aan, die hen zal onderzoeken; want de dokters hebben de verdeeling van het werk tot in de kleinste bijzonderheden doorgevoerd, zoodat alleen voor de hersenen niet minder dan twintig specialisten bestaan. Aan een jongeling, die door eene longziekte bedreigd is, welke echter nog maar het aanvangstadium is ingetreden, wordt - om ons tot een paar voorbeelden te bepalen - een verblijf van een jaar voorgeschreven te Darley, op den Everest, op eene hoogte van 2000 meters, met melk- en vleeschregime. Naderhand zal hij | |
[pagina 67]
| |
daar slechts gedurende eenige wintermaanden moeten terugkeeren. De bijzonderheden zullen hem ter plaatse worden medegedeeld. Geneesmiddelen dient hij volstrekt niet in te nemen, en van de gewezen apothekers worden, terloops, dingen gezegd, die in bitterheid vrij wel met sommige hunner vroegere drankjes zouden overeenkomen. Alle ziekten worden genezen door verandering van klimaat, dieet, gepaste aanwending van warmte, licht en electriciteit Een ander man, uit wiens diep gewonden arm zeer veel bloed stroomt, hoeft niet te vreezen dat hij het gebruik van dit lid zal verliezen. Tot de vernieuwing van spier en huid zal men protoplasma gebruiken, dat het weefsel zal verbinden en den man zal toelaten zijne normale functiën te verrichten. De moeilijke zijde van deze bewerking is, het juiste mengsel protoplasma uit te kiezen; maar daarvoor schrikt de heelkundige practijk niet in het minst terug. Het honorarium der geneesheeren bedraagt 50 fr. De armen worden kosteloos behandeld, of de rijken betalen voor hen. De hoogste klasse onder de geneesheeren is die der hygiëniekers, die de gezonde lichamen nagaan, om, vóor de ontwikkeling der ziekte, de plaats te bestudeeren van 't organismus, waar zich eene storing zou kunnen verklaren. Zij zijn het ook, die de nieuwgeborenen onderzoeken, om te weten of zij leefbaar zijn. Luidt hun oordeel ongunstig, dan wordt het kind van kant gemaakt, ten minste indien moeder of vader de toestemming geeft. Van een vijftal kinderen wonen onze reizigers het onderzoek bij. Van nr 17 heet het: gezond, sterk, leefbaar; normale hersenen; geen neiging tot misdaad. Van nr 18: gezond, maar niet sterk; leefbaar, maar behoeft krachtig voedsel; normale hersenen; vreesachtig karakter; energieke, Spartaansche opvoeding noodig. Van nr 19: gezond, sterk, leefbaar; normale herse- | |
[pagina 68]
| |
nen, maar met sterke sexueele en wellustige neiging; de opvoeding moet op 't verzwakken van die neiging gericht worden. Nr 20 is zwak, longziek, tot leven ongeschikt. En op de vraag, zoo wreed in hare beknoptheid: ‘Welnu?’ antwoordt de moeder, met bijna onverstaanbare stem: ‘Ja.’ En zij ijlt heen. ‘Een hulparts nam het kind, opende een zwart beschot in den wand der zaal, schoof het er in en sloot het weer. Hij drukte op eene veer, men hoorde een zucht, door een kleinen knal vergezeld. Het kind, in een heeten luchtstroom van circa 2000 graden gebracht, was verdwenen, en er bleef slechts een hoopje asch over.’ Het volgende kind is insgelijks ongeschikt tot leven: het heeft eene hartkwaal, en de geneeskunst is onmachtig. Driemaal herhaalt de hygiënieker het wreede ‘Welnu?’ Maar de moeder - eene weduwe - weigert, en stormt vol trots en verachting de zaal uit, het kind vast in heure armen klemmend. - ‘Arme vrouw! zeide de dokter. Hoe dikwijls zal zij zich dit “neen” nog berouwen! Zij houdt zich voor eene goede moeder en is toch wreed. Het van kant maken der kinderen, die toch tot lijden of tot een vroegen dood bestemd zijn, dàt alleen is de echte barmhartigheid.’ ‘Maria en Paul - gaat de schrijver voort - waren diep geschokt en wilden niets verder meer zien. Zij verlieten het gebouw met de dringende behoefte aan de frissche lucht, den blauwen hemel, de groene boomen. Zij zochten rust in de bewondering der natuur, die toch, veel wreeder en veel medelijdender, dagelijks duizenden en nogmaals duizenden wezens doodt, omdat deze niet tot den strijd voor 't bestaan geschikt zijn.’
***
Bij den ingang van het kerkhof treft hen het woord: ‘Hoop’. De lijken worden begraven, verbrand, inge- | |
[pagina 69]
| |
balsemd of opgelost. Allerlei wijzen van drogen en balsemen van lijken zijn er voorhanden, allerlei zeldzaamheden van den vindingrijken geest. Vele inwoners bepalen, vóor hun afsterven, dat zij verbrand willen worden. In vijf of zes minuten is een lichaam tot asch veranderd. Het meest wordt het lijk in salpeterzuur opgelost. Deze oplossing wordt in een kristallen fleschje bewaard en mag, evengoed als de asch van verbranden, door de familieleden opgeëischt worden. Sommige zonderlingen willen dat uit hun lijk al het ijzer worde getrokken en daaruiteene medaille geslagen, waarop hun naam en hun overlijdensdatum. Men noemt ze siderophilen. Eene zeer oude dame in Anthropolis, die vele aanbidders had gehad, van wie zij eischte dat zij siderophilen werden, draagt zelfs een eigenaardigen halsband, met de medailles van hare vóor haar overleden geliefden: eene soort van rozenkrans dus, die haar de gansche galante levensgeschiedenis herinneren kan. Thans vindt deze ‘aristocratische sport’ minder aanhangers, vooral sedert men, in 2858, ontdekt heeft dat een weinig nauwgezette chemicus aanzienlijke rijkdommen verwierf door dergelijke medailles niet uit een lijk, maar eenvoudig uit een nagel te vervaardigen. Alle graven zijn kleine tuinen. Het is streng verboden eene lofspreuk op een graf te schrijven, of beeldzuilen of prachtige tomben op te richten. In zijn eigen huis of tuin kan men mausolea oprichten, - hier rijst op elk graf slechts een zwart marmerblok, dat niets anders bevat dan den naam en de dagteekening van geboorte en overlijden. Voor de beroemde dooden bestaat er een Pantheon, waar niet alleen de borst- of standbeelden der gestorvenen voorhanden zijn, maar ook hunne portretten uit verschillende levenstijdperken, hunne biographieën, de verschillende uitgaven van hunne werken, de afbeeldingen van hunne schilderijen, beeldhouwwerken, | |
[pagina 70]
| |
monumenten, de teekeningen van machines die zij hebben bedacht, bruggen die zij hebben gebouwd, wegen die zij hebben aangelegd. De Academie van Anthropolis beslist, bij meerderheid van stemmen, welke de aard, de vorm en de grootte zal zijn van ieder op te richten monument.
***
Van de doodenstad naar de schouwburgen is er een reuzenstap, niet waar? Maar.... zelfs hier is af en toe gelegenheid het gestorvene, het verleden namelijk, te herdenken. Wij teekenen bv. onder de programma's op: den cyclus der cosmische vreugden, van Homerus tot het jaar 3000; den laatsten paus-koning; de geschiedenis der beweging; de ark van Noach. Verder nog, onder meer: de veranderingen van een' zijdeworm (door als insecten verkleede menschen), den grooten plantenslag, de tooveriris (lichteffecten); Kleopatra, ballet uit het oude Egypte (met 500 danseressen, waaronder 200 zwarte); een bedrijf uit den Barbier, uit Norma, uit Lohengrin; Hamlet, in 't Cosmisch vertaald; eindelijk - voor de zeer geleerde lieden - Oedipus, in 't Oudgrieksch. Sommige titels zullen bewezen hebben dat de schouwburg ook in enkele gevallen tot onderwijzen bestemd is. De stad Anthropolis bezit meer dan vijftig groote schouwburgzalen, die alle, op éene uitzondering na, 't eigendom zijn van bijzondere personen of vennootschappen. De vertooningen hebben óf 's avonds óf gedurende den dag plaats en worden druk bezocht; want de arbeidsduur is, dank zij de mechanische kunst, tot zes uren daags beperkt, en de onvermogenden hebben vrijen toegang tot het amphitheater der schouwburgen. Bloemengeur, frissche wandelzalen, een onzichtbaar orkest, knoppen aan de zetels, waarbij een druk van voet of vinger den bezoeker de moeite uitspaart van toejuichen of sissen, maken 't verblijf aangenaam en gemak- | |
[pagina 71]
| |
kelijk. Men heeft er zelfs een extasiometer op nagedacht: een kapje met zes draden, dat men op 't hoofd zet, na den diksten draad te hebben vastgemaakt aan een klein tafeltje vóor den zetel; daardoor bekomt men eene verbinding met een grooten condensator van electrische zenuwkracht, die voor alle toeschouwers dezelfde is; de dunnere draden brengt men, naar verkiezen, aan voorhoofd, oor of neus, om de indrukken van 't gezicht, 't gehoor, den reuk te verscherpen.
***
Evengoed als door de overzichten op 't gebied van kennis en kunst, die op het programma van sommige schouwburgen voorkomen, kan de weetgierige zich ontwikkelen in het overgroote, weelderig en methodisch aangelegde museum der menschenstad. Daarin zijn, systematisch gerangschikt, alle specimens voorhanden uit het delfstoffen-, het planten - en het dierenrijk. Bij de dieren zijn ook de bekende geologische voorouders van elk type voorgesteld, de wijzigingen die elk geslacht in den loop der eeuwen heeft ondergaan, de levensphasen van het individu, de parasieten die er op leven. Met voorliefde is, hier weer, het anthropologisch museum beschreven. Reeds sedert eenige eeuwen heeft men den mensch van het bruinkolentijdperk ontdekt. Op hem volgt de ruwe en wilde Adam der steenkolenperiode, de holenbewoner, de mensch van 't steenen tijdperk, en eindelijk de nieuwere vormen, die reeds van de oppervlakte der aarde verdwenen zijn: de Australiërs, Hottentotten, Boschmannen, vele negerstammen, enz. In Afrika is er geen zuiver negertype meer, maar veel mulatenrassen. Het Maleisch ras heeft zich sterk met Arisch bloed vermengd. Zelfs China heeft geen, zuivere Mongolen meer, maar bastaardrassen van Ariërs, Semieten, Maleiers en Mongolen. | |
[pagina 72]
| |
De snelle en gemakkelijke verbindingen tusschen de landen, de diepe wijzigingen, welke 't klimaat heeft ondergaan, begunstigen ongemeen de rassenvermenging. Men heeft ook getracht zonderlinge mozaïekgedaanten te combineeren van de waarschijnlijke bewoners van andere planeten; want, al zijn de astronomische werktuigen ook in zooverre verbeterd, dat men de zeeën, bergen, rivieren, wouden van Venus, Mars, Mercurius, enz. gansch duidelijk kan waarnemen, toch moeten de natuurvorschers nog steeds de phantasie te hulp roepen, om de vermoedelijke menschen van die planeten te belichamen. Maar de wetenschap staat niet stil..... Wij vermelden nog, volledigheidshalve, het museum van den menschelijken arbeid, waarin zoowel eene enkele industrie of arbeidsvorm naar tijd en plaats, als de nijverheid van een gansch volk kan bestudeerd worden. Hier krijgen er de scholen van impressionisten, van pointillés, van decadents er op hunne beurt van langs.
***
Een godsdienst van den Staat is sedert eeuwen afgeschaft. De kosten van den eeredienst worden uitsluitend door vrijwillige giften gedekt. Rome is zonder paus; de bouddhistische tempels en de moskeeën zijn vervallen, omdat zij noch priesters noch geloovigen meer bezaten. De ontwikkeldste bevolking van ieder land behoort tot geen enkelen godsdienst meer, maar de grootste menigte der mannen en bijna alle vrouwen gelooven aan de onsterfelijkheid der ziel en aan God. De meeste inwoners van Anthropolis behooren tot den godsdienst der hoop. In den tempel prijkt, onder meer, dit opschrift: ‘Gelooven wat uwe voorouders geloofden, is dwaasheid. God en het eeuwig leven loochenen, is hoogmoed. De wijze man moet noch gelooven, noch loochenen. Hij moet hopen.’ Benevens het hoofd- | |
[pagina 73]
| |
altaar der hoop zijn er in de kerk kleine altaren, gewijd aan den dienst van het schoone, het goede, het ware, van de gezondheid, de kracht, de beleefdheid en andere menschelijke deugden. Bloemen en wierook zijn de vorm der vereering gebleven. Van 9 tot 23 uren wordt, om de twee uur, een sermoen gehouden. Ook der christenen kerk bestaat nog; vele dogma's en belachelijke gebruiken zijn echter verdwenen. De katholieke godsdienst is, sedert meer dan vijf eeuwen, onder de simonie en de onwetendheid der laatste pausen vervallen, en al de andere christelijke kerken zijn tot eene enkele versmolten geworden. Het staat aan een ieder vrij, al dan niet aan de goddelijke natuur van Jezus te gelooven, en de godsdienst Christi heeft den verhevensten vorm aangenomen van een godsdienst van medelijden. In de tempels wordt gebeden en gepredikt. De priesters moeten gehuwd zijn. Als herinnering aan de sacramenten bestaan nog het doopsel (met een droppel bloed uit den arm van vader en moeder op 't voorhoofd van den pasgeborene), het vormsel, het huwelijk (onder zekere voorwaarden is de echtscheiding toegelaten) en het laatste oliesel. In de kerk bewondert men een gekruisigden Christus, een meesterstuk van een Italiaanschen kunstenaar der 25e eeuw, die den bijnaam droeg van den nieuwen Michel Angelo, en een even prachtig beeld van de Maagd Maria, van zijn Engelschen tijdgenoot, den nieuwen Donatello. Eindelijk is er nog een naakte tempel - waar alleen mannen komen - ‘aan den onbekenden God’ gewijd.
***
In 't laatste hoofdstuk van Mantegazza's roman wonen wij eene plechtige zitting bij van de Academie van wetenschap, literatuur en kunst, en het toekennen van den wereldprijs. De Academie bestaat uit honderd leden, die den | |
[pagina 74]
| |
31n December van elk jaar samenkomen. Dertig leden wonen 't gansche jaar in Anthropolis en genieten eene wedde van 500,000 fr. Om de tien jaar wordt door de Academieleden de wereldprijs uitgereikt aan dengene, die zich door de grootste ontdekking van 't afgeloopen tijdperk heeft onderscheiden. De prijs bestaat in een millioen fr., en wie hem wint heeft het recht in den hoogsten raad der regeering te zetelen en ontvangt den titel Sophos, die alleen met dien van den Pancraat kan gelijk gesteld worden. Er waren in 't jongste tijdperk 150 mededingers. Drie onderscheidingen worden toegekend: eene aan den ingenieur John Newton, voor eene monster-boormachine, door eene nieuwe electrische machine in beweging gesteld, waardoor het mogelijk zal zijn, het middelpunt der aarde te bereiken; eene tweede aan Karel Copernic, voor een zóo verbeterden telescoop, dat men de bewoners der naburige planeten kan zien; en de hoogste aan Paolo Fortunati, den Paul uit den roman, die met zijne bekroning zijne levensgezellin ten hoogste verrast, zoodat hier de tranen vrijen loop kunnen hebben, ook die van de gevoelige lezeressen. Onze Paolo heeft een toestel bedacht, den psychoscoop, waardoor men de gedachten van den mensch, op wien het gericht is, gemakkelijk kan lezen. Wie weet, dat een ieder in zijne hersenen lezen kan, zal immer zorgen dat de handelingen de gedachten niet tegenspreken, en aldus zal - naar de Academie hoopt - de menschheid een nieuw tijdperk van zedelijkheid en oprechtheid ingaan. Afgezien van de voordeelen, die het nieuwe toestel kan aanbieden in de diagnostiek der zieleziekten, in de opvoeding en de psychologie, zal ook aan de wetenschap van 't denken eene nieuwe wereld worden ontsloten, en stellig is het voor den mensch nuttiger zich zelven te kennen, dan de ingewanden der aarde of de bewoners van andere planeten. | |
[pagina 75]
| |
IV. Het Eiland der Proefnemingen.De regeeringsvorm, dien wij in de Menschenstad in enkele bijzonderheden hebben nagegaan, is in alle landen dezelfde. Op 't eiland Ceylon echter worden, als in een museum, alle vroegere regeeringsvormen bewaard. Daarom wordt Ceylon het eiland der proefnemingen genaamd. En soms gebeurt het dat personen, die in dagbladen of tijdschriften de noodzakelijkheid prediken, het bestuur van de Vereenigde Staten te veranderen, naar het eiland worden gezonden, om van nabij de stelsels na te gaan, waarvan zij zich voorstanders verklaren. Wanneer zoo wat honderd menschen eene sociale utopie uitdenken of eene sedert eeuwen begravene hernieuwen, zoo kunnen zij zeker zijn, aldaar een kleiner of grooter maagdelijk gebied te vinden, om er de nieuwe republiek of de nieuwe theocratie te stichten. Ceylon is dus, als men 't zoo mag uitdrukken, eene politieke leerschool voor de gansche wereld. Wie zich aan anderen spiegelt, spiegelt zich zacht. Allerlei staatjes zijn op 't eiland te vinden; zoo bv. Polygamea, waar elke man verscheidene vrouwen heeft; Polyandra, waar de veelmannerij heerscht; Cenobia, eene priestersstad, waaruit de vrouwen verbannen zijn; Monachia, uitsluitend door nonnen bevolkt, die zich aan den dienst van Sappho overgeven; Peruvia, een communistische staat, waarin de oude regeeringsvorm van het Inka-rijk wordt nagebootst, en waar het eigendom, dat volledig aan den Staat behoort, aan een ieder naar behoefte wordt uitgeleend.
***
Daar is ook Logopolis, de woordenstad, eene navolging, ja eene verbetering van de vroegere parlementarische staatslichamen, echter nog niet gansch vrij van gebreken te noemen. | |
[pagina 76]
| |
*** Daar is de stad der gelijkheid, waar alle rechten en plichten, kleeding en haardracht, geldbezit, huizen en straten gelijk zijn, waar allen op 'tzelfde uur dezelfde spijzen eten, ja waar aan de meeste tafels 'tzelfde getal personen zitten, daar het celibaat niet toegelaten wordt en het verboden is, meer dan drie kinderen te hebben. Eene in 't vorig jaar uitgevaardigde wet beveelt zelfs, den huwelijksplicht slechts den 1n Mei uit te oefenen. Wat overigens de liefde betreft, - daaraan besteden alle inwoners elken morgen denzelfden tijd, als eene klok in 't regeeringsgebouw luidt: een stelsel, dat de Jezuïeten reeds ten jare 1600 in Paraguay deden toepassen. De menschen dragen er geen naam, maar een nummer. Elke inwoner wordt, op beurt, burgemeester - voor een enkelen dag. *** In de Tirannenstad heerscht Czaar Nicolaas III, een despotisch vorst, ook opperhoofd van den godsdienst, waarvan de heiligen al de beroemde dwingelanden van 't verleden zijn. Zijn troon is omgeven door eene dubbele aristocratie, de wereldlijke en de geestelijke. De bevolking, uit twee geslachten van slaven gesproten, is er geduldig en onderworpen. De verstandigste en fierste bewoners hopen op een Messias, die de tirannen zal dooden, de bestaande aristocratie vernietigen en aan allen het licht der vrijheid brengen. *** In Turatia is het collectivistisch socialismus in eere. De Staat werd zoo genoemd naar Turati, die tegen het einde der 19e eeuw in Italië woonde en door de pen en het woord de groote socialistische omwenteling voorbereidde, die later in Europa losgebroken is. ‘Sedert het jaar 1895 - aldus Paul tot zijne gezellin - telde Europa socialisten van verschillende soort en een zekere Bianchini, een scherpzinnig en diep schrijver van dien tijd, deelde ze in drie categorieën in. | |
[pagina 77]
| |
In de eerste rangschikte hij de socialisten der wetenschap: eene wetenschap, die in den grond niet gansch zuiver was, maar naar den schijn ernstige, systematische hoedanigheden vertoonde. Deze socialisten voorspelden dag, uur en minuut van de naaste sociale omwenteling en van het burgerlijk bankroet. Aan buitengewone verscheidenheid ontbrak het hunne ontdekkingen niet. Of men veel arbeidde of in 't geheel niet, of het regende of stormde, - zij zagen in de wereld niet anders dan het infame kapitaal en den naderenden god Mars, den grooten voorganger van Turati. Dan kwamen de socialisten der literatuur: hier of daar een man van talent, eenige middelmatigen en dan de groote schaar van hen, wien het socialismus als eene wraak voor het miskennen hunner zoogezegde genialiteit tegenlachte, als een heilig werk, waarin de tirannie van 't kapitalismus niet meer de onbegrensde vlucht der gedachte zou kortwieken. De letterkundige socialist was een geestdriftig wezen, tot het absurde toe van zijne eigen ideeën overtuigd, maar op zich zelf zeer onschadelijk. In de derde groep werden de kathedersocialisten gerangschikt. Hun speculatieve arbeid had hen langzaam van de wereld der levenden gescheiden, om ze in eene streek te verplaatsen, waar men slechts éene godheid kende: de wet. De wet was alles, mocht alles, kon alles. Hierbij - meent Paul - mocht wel eene vierde klasse gevoegd worden, de talrijkste: de socialisten van het medelijden.’ Zij, die den Staat Turatia gesticht hebben, behooren tot deze laatste groep. In dat gewest, waar de liefde vrij is en de kinderen, die naar hunne moeder heeten, allen aan den Staat behooren, den grooten vader van een ieder, bestaat de groote massa van 't volk uit onwetenden of uit lieden met zwak karakter, die er heen gekomen zijn in de | |
[pagina 78]
| |
hoop er een algemeen en afdoend middel tegen alle lijden te vinden. Er zijn wel is waar mannen van talent, maar met meer hart dan hoofd, die zich afslooven om deze soort van quadratuur van den cirkel op te lossen: aan allen te geven wat aan ieder individu toekomt, dewijl zij met gelijk gewicht de waarde van den arbeid afwegen, die toch bij de verschillende menschen zoo zeer verscheiden is. De Staat is eene soort van gezwel geworden, dat alles opzuigt met het loffelijk inzicht, aan allen eene gelijke hoeveelheid bloed en levenskracht te verdeelen; maar die verdeeling wordt door menschen gedaan, die, zij mogen nog zoo verstandig, nog zoo goed zijn, toch immer menschen blijven met bijzondere neigingen en hartstochten. Dit zijn dan alweder reeds oorzaken van dwaling en ontevredenheid. Bedenk verder dat de onmogelijkheid, om de vruchten van het werk zelf in te oogsten en ze aan de kinderen over te laten, de arbeidskracht der individuen verlammen moet. Uit dien hoofde heerscht eene groote lusteloosheid in dien Staat, waar, al zijn hier noch verdrukkers noch verdrukten, toch de machtige strijd om den voorrang ontbreekt en waar de schoonste en edelste krachten verkwijnen, omdat arbeid haar geweigerd wordt. Paul critiseert niet in bijzonderheden alle stelsels van wat hij noemt ‘de groote utopie van 't socialismus, een Arcadië der teederheid, evenwel uit eene volledige onbekendheid met de menschelijke natuur gesproten.’ Hij heeft niet altijd den moed de inwoners tegen te spreken, die hem gastvrijheid verleenen of inlichtingen verstrekken. Overigens, elke geestdrift, ieder gloeiend geloof is steeds een verschijnsel van de gedachte, dat verrast en dengene, die het in zich voelt, des te gelukkiger maakt. P.A.
N.B. Nu is ook bij A.H. Adriani, te Leiden, een Nederlandsche vertaling verschenen ten prijze van fr. 1,90. |
|