èn van geschiedenis èn van folklore èn van letterkunde èn van kunst,’
Maar vooral zal U gelijk hebben met te zeggen: ‘dat het minachten van ons Lied niet kan zijn het kenmerk van een werkelijk vrij volk, dat het minachten een bewijs is van minderheid, van slaafschheid, en het Liederboek van Groot-Nederland mòet zijn van voortdurende actueele beteekenis door het opwekken hier en daar van een onweerstaanbaren drang om alle in het Nederlandsche Volk sluimerende krachten te ontwikkelen, meer en meer en er mee te woekeren, als we weer ons zelf durven zijn, waardoor we weer kunnen staan bovenaan, aan de spits .... in alle richtingen en vakken.’
‘Het Liederboek van Groot-Nederland zàl aanwakkeren Nederlandsche Volkskracht, teruggeven aan ons volk z'n karakter, z'n hooge zedelijkheid, teruggeven het heilrijke voor een volk: het Zelf-vertrouwen, het Geloof in zichzelf.’
Wij hebben gemeend uw eigen woorden te moeten bezigen om uw streven juist te kunnen weergeven.
Wij waardeeren eigen meening ‘die door hardnekkig worstelen met de omgeving, met allerlei en velerlei moeilijkheden weet te staan, te overwinnen en sympathie te dwingen.’
Reusachtige arbeid en inspanning wordt verwacht om tot stand te brengen, wat gij wilt.
Het zou niet ridderlijk - ja laf van ons zijn, indien wij u alleen lieten, ploeteren en zwoegen.
Wij willen een bewijs geven van onze innige sympathie door te verklaren, dat ieder van ons in zijne familie en omgeving inschrijvers op uw ‘Liederboek van Groot-Nederland’ zal trachten te verkrijgen.
Wanneer velen b.v. dadelijk aan u ƒ 10. - overhandigen en gij u verbindt hun dadelijk na het verschijnen het eerste, tweede en derde boek te leveren, zal uw streven krachtig bevorderd worden.