| |
| |
| |
Uit Fransch-Vlaanderen.
Voor een paar maanden lieten wij in het Tijdschrift de uitkomsten drukken van een klein enkwest aangaande den toestand van onze taal in Fransch-Vlaanderen. Het eindbesluit was dat de zieke een kloek gestel heeft en 't nog lang uithouden kan, maar dat hij toch reddeloos verloren is. Het Vlaamsch moet eindigen met uit te sterven omdat er geen ander voortzetting is dan de mondelinge overlevering en dat zulks onvoldoende is tegenover het Fransch onderwijs en het verspreiden van Fransche lectuur.
Juist op hetzelfde tijdstip waarop wij ons met de quaestie bezighielden, reisde de heer Paul Fredericq in Fransch-Vlaanderen en benuttigde hij zijn verblijf aldaar om kennis te maken met de voornaamste leden van het Comité flamand de France, en op de hoogte van den waren toestand te geraken. Ook de heer Fredericq kwam tot het besluit dat die toestand hopeloos was, zoo het uitsluitend bij de mondelinge overlevering bleef. Maar gelijk het een nooit ontmoedigden Vlaming betaamt, wilde hij alle hoop niet opgeven, maar zoeken of er toch geen middel was om die mondelinge overlevering door onderwijs, op welke wijze ook, te versterken.
In het omstandig programma - want een programma, mag het wel heeten - dat hij aan het Comité flamand de France voorlegde, vinden wij drie middelen om het heropbeuren van de landstaal te vergemakkelijken: het eigenlijke onderwijs in de school, het onderlinge onderwijs door voorlezingen en de propaganda door dagbladartikels, kleine boekjes, enz.
| |
| |
Nu reeds, of liever nu nog wordt in verschillende kerken de catechismus in 't Vlaamsch onderwezen: waarom, vraagt de heer Fredericq, zou dit niet meer algemeen worden, en in al de kerken van de twee Vlaamschsprekende kantons geschieden? Vooral aangezien de geestelijkheid de landstaal zeer genegen is? Misschien, meent de heer Fredericq, ware er ook middel om eenig Vlaamsch onderwijs in te voeren in de lagere scholen, of ten minste in de vrije scholen, die meest alle van den pastoor der gemeente afhangen?
Van tijd tot tijd drukt een dagblad niet geheele artikels, maar een paar regels spreekwoorden of zegswijzen in het Vlaamsch: kan dat niet uitgebreid worden zoodat het blad tweetalig worde? Kunnen tezelfdertijd geen boekjes en almanakken verspreid worden? Zou men niet kunnen bekomen dat in de herbergen of elders voorlezingen gehouden werden uit Vlaamsche boeken?
En eindelijk, kan het Vlaamsch niet aangewend worden als voertaal voor de propagande in kiestijd? Is zulks niet geschied tijdens de verkiezing van Generaal Boulanger en heeft men niet ondervonden dat de gewone kiezer graag het oor leende naar wie zijn taal sprak?
***
Waarlijk de voorstellen van den heer Fredericq schijnen uiterst practisch en wie het met de zaak wel meent, zal vast en zeker zijn zegel daaraan hechten. En nochtans hadden wij, reeds bij 't eerste lezen van deze voorstellen, eenigen twijfel nopens de mogelijkheid van het verwezenlijken.
Het is zeker dat de geestelijken van Fransch-Vlaanderen de ware, schier de eenige voorstanders van de beweging zijn: ze vinden in het behouden en bewaren der landstaal een krachtig middel om 't indringen van Fransche romans tegen te werken en dat helpt de bevolking vrijwaren voor zedebederf. Uit dat oogpunt moet gewis de hoogere geestelijkheid hun
| |
| |
handelwijze goedkeuren; maar die hoogere geestelijkheid komt veelal uit andere deelen van Frankrijk en, mag er van harentwege soms gehoopt worden op een aanmoedigend woord, meer zal men nooit bekomen: de tegenwoordige aartsbisschop van Kamerijk heeft dat aanmoedigend woord reeds uitgesproken, maar wie verzekert ons dat zijn opvolger niet zal veto zeggen? wie dat de tegenwoordige aartsbisschop zelf niet van zienswijze veranderen zal? Hebben wij in Rond den Heerd niet gelezen dat de particularisten van West-Vlaanderen togen 't Nederlandsch (R. den H. schreef: 't Hollandsch) waren uit godsdienstzin, omdat ze Vlaanderen wilden vrijwaren voor de Hollandsche boeken, die protestantsch waren? 't Was gewis onzin, maar 't werd toch geschreven en geloofd!
Er wordt Vlaamsch onderwijs gegeven in het klein seminarie van Hazebroek, dit met goedkeuring van de hoogere geestelijkheid: zou men ook bekomen dat in de scholen door de geestelijken gesticht en bestuurd, het Vlaamsch onderwijs zou binnendringen? Ware hier de eerste vraag niet: zijn in het onderwijzend personeel der vrije scholen de noodige elementen aan de hand om dat onderwijs, hoe elementair ook, te geven?
Aan het inrichten van regelmatige voorlezingen, willen wij twijfelen: wel zien wij dat de socialisten dat ondernemen en, naar 't schijnt, met zeer goed gevolg; maar dergelijke inrichting eischt in de eerste plaats een ware toewijding, die wij bij de jongere partijen vinden, maar die hier met het voorgestelde doel te vergeefs zou gezocht worden. Daarenboven zou hier de toewijding van de hoogere klassen, van de meer ontwikkelden moeten komen.... en dat juist gaat niet. In de veronderstelling dat men een goede keus van voor te lezen werken vinden zou, en - wat wij zeer betwijfelen - ook een zeker getal bereidwillige voorlezers, dan nog zou de inrichting zeer moeilijk zijn: er ware een heele opvoeding van de toehoorders te ondernemen, die nooit gelezen hebben, die juist daar- | |
| |
door voor al wat verstandelijke ontwikkeling betreft, zeer verachterd zijn. Tenzij men er toe geraakte om genootschappen te stichten waar die voorlezingen langzamerhand zouden binnendringen, als de voordrachten in de plaatselijke feesten van het Willems-Fonds.
***
Waarlijk die eerste punten van 't programma laten ons pessimist; maar wij treden zooveel te gereeder de andere punten bij. Wij zijn vast overtuigd dat er door de dagbladpers en door het verspreiden van gepaste lectuur wel veel kan bekomen worden, misschien zooveel, dat ook de andere punten van 't programma eens tot hun uitvoering zouden geraken.
Want - en hier zijn wij nu veel meer optimist dan de heer Fredericq - de moeilijkheid om de geschreven taal te doen begrijpen is niet zoo groot als men wel zegt. De heeren van het Comité flamand spreken immer van het flamand du pays, flamand du siècle précédent; dat zoogezegde flamand du siècle précédent zoeken wij te vergeefs. De lieden van Fransch-Vlaanderen spreken eenvoudig een dialect dat zeer veel, zeer veel overeenkomst heeft met de gewestspraak van Veurneambacht en ze staan dus tegenover de eigenlijke beschaafde taal juist zooals de ongeletterde inwoners van Veurne-ambacht en de omstreken van Ieperen. Die menschen nu verstaan de letterkundige taal evenmin als de ongeletterden uit Frankrijk - en zelfs velen die onderwijs ontvingen - het Academisch Fransch. Niet de orthographe is hier een hinderpaal, noch het gebruik van aa voor ae, k voor ck, enz.; de eenige hinderpaal is het gebruiken van woorden en wendingen die niet tot de gewone, alledaagsche taal behooren. Wij hebben het beproefd om uit een tiental regelen al de woorden te doen verdwijnen die voor een ongeletterde vreemd zijn en de taal werd zeer goed begrepen. Wij zijn dus vast overtuigd dat men op die wijze een heel boek zou kunnen geschikt maken om in Fransch-Vlaan- | |
| |
deren gelezen te worden door al wie lezen kan en nog gewoonlijk Vlaamsch spreekt.
***
Er is echter een punt dat niet mag uit het oog verloren worden. Wij hebben er vroeger reeds op gedrukt: Fransch-Vlaanderen, al spreekt men er Vlaamsch, maakt deel uit van een Fransch departement en de bevolking is er nationaal Franschgezind. Wat de aanleiders van het Comité flamand verontrust, is dat men soms hun werken zou kunnen uitleggen als geschiedend met een antinationale bedoeling, welke veronderstelling geheel valsch zijn zou. Dit gaat zelfs zoo verre dat de strekkingen van eenige Belgische Vlaamschgezinden om de Vlaamsche Beweging tot eene Dietsche uit te breiden, in Fransch-Vlaanderen onmiddellijk als antwoord zouden krijgen het staken van alle pogingen om de landstaal te beschermen en herop te beuren. Een paar artikels (uit ‘Vlaamsch en Vrij’ geloof ik) waar veel over Pangermanismus gesproken wordt, hadden zelfs de meest overtuigden doen aarzelen. Gelukkiglijk was het manifest van den Volksraad daar om alles weer in den haak te brengen.
Deze bijzonderheid moest aangestipt worden, opdat de lezer begrijpen zou welke gevolgen het Comité flamand aan de voorstellen van den heer Paul Fredericq gegeven heeft.
***
De zitting had plaats op 30 September laatstleden. Onze briefwisselaar, die ons de besluiten der vergadering mededeelt, schrijft dat het de heer Looten was, de bekende bewonderaar van Vondel, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie, die met het verslag over de voorstellen van den heer Fredericq gelast was: ‘Il l'a fait, schrijft hij, avec l'intention de dissiper les malentendus qui auraient pu s'élever.’
De volgende conclusies werden met eenparige stemmen aanvaard.
| |
| |
1o Les membres du Comité flamand de France, représentés par leur bureau, affirment, comme l'ont fait les fondateurs de cette société, leur attachement indissoluble à la France, leur patrie; ils demandent seulement que leurs traditions et leur langue soient respectées, comme le sont les traditions et les langues des bretons, des provençaux et des basques, aussi bons français que les habitants des départements où la langue française est seule en usage.
Dit 1o moet natuurlijk als antwoord dienen op de artikels over Pangermanismus, waarvan wij hooger spraken.
2o Reconnaissent avec bonheur la sympathie que Mgr. l'archevêque de Cambrai témoigne à leur société, dont il a accepté d'être membre d'honneur; ils savent aussi que Sa Grandeur se rend fort bien compte de l'action nécessaire de la langue flamande pour l'instruction religieuse des populations auxquelles le français n'est pas familier; ilsprient leur président d'en témoigner toute leur gratitude à Sa Grandeur, certains que l'approbation de leur archevêque confirmera les membres du clergé de Flandre dans leur attachement à la langue flamande.
Het voegt inderdaad niet aan het Comité om aan den aartsbisschop bepaalde voorstellen te doen.
Indien men alleen een openbare goedkeuring bekomen kon, ware dat onzes inziens een ware zegepraal.
3o Au point de l'utilisation de la langue flamande dans les luttes politiques, le Comité ne peut prendre position; c'est aux candidats et à leurs amis à se servir d'une arme qui peut être très utile.
Die reserve is te begrijpen; maar het geven van den raad heeft toch ook zijn waarde.
4o Le bureau décide en principe l'impression de petits tracts en flamand du pays, qui, traitant d'un sujet de dévotion, pourraient êtremis à la disposition de MM les curés pour être donnés gratuitement aux eufants des catéchismes.
L'impression d'un petit almanach populaire, dans le genre de l'almanach de Snoeck, est mise à l'étude. Sa réalisation semble à tous éminemment désirable, si les finances de la société peuvent en supporter la dépense. Une commission est nommée pour en faire rapport au bureau.
| |
| |
Over het Flamand du pays zeiden wij hooger onze meening. Nu reeds wordt de almanak van Snoeck veel gelezen; de heer abt Lemire, deputé, geeft jaarlijks een almanak uit met een reeks wetenswaardigheden - en ook wel wat propaganda pro domo - voor zijne kiezers: er was sprake geweest van een Vlaamsche uitgave van dien almanak, maar 't eindbesluit bleef onderwege: de heer Lemire was op de zitting niet tegenwoordig; hij ware anders best in staat geweest om de vereischte inlichtingen te verschaffen. Wij twijfelen echter niet of de opbrengst van den verkoop zou allicht de kosten van uitgave van dergelijken almanak dekken en de onderneming wordt dus heel wel mogelijk.
5o Au point de vue des écoles, le Comité ne saurait émettre de voeu pour l'enseignement du flamand dans les écoles officielles assuré qu'il est que ce voeu serait repoussé. Il ne croit même pas pouvoir émettra un voeu en faveur de l'enseignement du flamand dans les écoles libres. Actuellement ce voeu n'aurait aucune chance de succès; les maîtres n'accepteraient pas cette adjonction à des programmes déjà fort chargés; les parents verraient de mauvais oeil qu'une partie du temps, trop court, passé à l'école fut employé à l'étude d'une langue qui leur semblerait inutile.
Wij zelf onderlijnden ‘que ce voeu serait repoussé’: daaraan valt geen oogenblik te twijfelen. Voor het vrije onderwijs kan veel afhangen van de wijze, waarop de aartsbisschop spreekt: maar er blijft weinig hoop!
6o La Croix du Nord a accepté d'insérer de temps à autre de petits articles flamands; les membres du Comité flamand ayant des relations avec les directeurs de journaux locaux sont priés de leur demander de vouloir bien imiter l'exemple de la Croix du Nord.
Men weet dat de Croix du Nord in de verschillende gewesten van het departement afdruksels heeft met het locale nieuws der streek. Men verzekerde ons dat het besluit van La Croix du Nord genomen werd in eene vergadering van afgevaardigden van locale bladen, op voorstel van den heer Looten, die
| |
| |
zich bij deze gelegenheid nog eens zeer verdienstelijk maakte. Men voegde er bij dat de andere dagbladen, van welke opinie ook, wel zouden verplicht zijn dit voorbeeld te volgen.
Eindelijk:
7o Les lectures à haute voix en flamand seraient possibles dans quelques centres, si l'on avait des livres intéressants écrits en vieux flamand(?)
***
De drie eerste punten zijn dus theorie, en ook het vijfde is alleen een wensch, waarop niet veel te rekenen valt. Maar het vierde en het zesde besluit zijn van onmiddellijke toepassing en het verheugt ons zeer dat het Comité flamand die besluiten nam. Tot nog toe hield het zeer ijverige Comité zich alleen bezig met oudheidkunde, geschiedenis en een beetje taalkunde. Nu is er een groote, een zeer belangrijke stap gedaan: benevens de zuivere taalbeweging der félibres in het Zuiden ontstaat de beweging der Vlamingen in het Noorden. Misschien worden die beide eerstdaags geroepen om elkander te helpen en te steunen.
Voorloopig zal de beweging noodzakelijk de hulp moeten inroepen van de Vlaamsche taalbroeders, die, dit gelooven wij te mogen verzekeren, gaarne zullen medewerken aan de ontvoogding der Vlaamschsprekenden van Fransch-Vlaanderen en de heropbeuring der moedertaal aan gene zijde der grens.
Welke ook de uitslag zij van de pogingen die daar zullen beproefd worden - en dat die pogingen beproefd zullen worden, is grootendeels aan den heer Paul Fredericq te danken - ze verdienen onze allergrootste belangstelling en onze onbeperkte medewerking.
A. Vermast.
|
|