Hè!.... ma is ziek.... die ligt in bed.
Dan zeg ik het tegen pa...
(plagend)
en dan krijg je lekker een pak slaag!
(praat hem na).
Dan krijg je lekker een pak slaag!... Geef je me nou mijn pop terug!
Geef me dan eerst m'n wagen.
Die heb ik niet... Mientje heeft hem.
Dan zal-je hem eerst voor me halen.
Akeligheid!
(Zij gaat naar Mientje).
Geef eens hier?!
(Wil Mientje het wagentje ontnemen, doch deze blijft het vasthouden).
Mientje
(schreeuwt).
Nee!... da's van mij!.... da's van mij!
Geef hem mij maar, dan krijgt Mientje wat mooiers van me
(huilt).
Nee!... ik wil dit houen.
(neemt een kegeldoos van tafel).
Kijk 'ns, dat is voor Mientje... die mooie kegeldoos, hè?
Dat wil ik niet!... ik wil den wagen houen.
Jetje
(tracht Mientje den wagen te ontrukken, wat haar niet gelukt. Daar Mientje luid begint te schreeuwen, geeft Jetje het op en gaat weêr naar Piet. Vleiend):
Piet... geef me nou m'n pop?
(halstarrig).
Als ik eerst mijn wagen heb.