| |
| |
| |
Verslag over de buitengewone algemeene vergadering van het Willems-Fonds gehouden te Brussel in het ‘Hotel Ravenstein’ den 19 Juni 1898.
De zitting vangt aan te 11 uren.
Aan het bureel zetelen de heeren leden van het Algemeen Bestuur.
Het voorzitterschap der vergadering wordt waargenomen door den heer A.C. Van der Cruyssen.
De heer J. Vercoullie, secretaris-schatmeester, leest een brief van den heer G.D. Minnaert, voorzitter van het Algemeen Bestuur, die met spijt aankondigt dat hij wegens ziekte de vergadering niet kan bijwonen, en gaat vervolgens over tot de naamafroeping der stemgerechtigde afgevaardigden, waaraan de volgende heeren beantwoorden:
Afdeeling Antwerpen: H. Mulder, M. Rooses, A.C. Van der Cruyssen. |
Afdeeling Brugge: H. Macqué, J. Sabbe, M. Verkest. |
Afdeeling Brussel K. Bogaerd, P. Dhondt, Jul. Hoste en J. Strang. |
Afdeeling Gent: K.D. Duyckers, Paul Fredericq, J. Mac Leod, A. Pennoy, J. Vercoullie en B. Wante. |
| |
| |
Afdeeling Ledeberg: Fr. De Cuyper. |
Afdeeling Lier: Fr. Lambrechts. |
Afdeeling Nederbrakel: P. De Wolf. |
Afdeeling Nieupoort: G. Van de Sompel. |
Afdeeling Schaarbeek: Ev. Danckers, Ad. Mulle en Em. Van Doorslaer. |
Afdeeling St-Nikolaas: H. Van Eyck. |
Afdeeling Tienen: E. Pittomvils. |
Afdeeling Tongeren: P. Neven. |
Voor de inschrijvers buiten de Afdeelingen: Fr. Schoonjans, E.H. T'sjoen en J. Winnens.
| |
I. - Over zicht van de werkzaamheden der Afdeeling Brussel gedurende haar vijf-en-twintigjarig bestaan.
De heer K. Bogaerd. secretaris der Afdeeling Brussel, leest het volgende verslag:
Art. 1. Er is te Brussel eene Afdeeling van het Willems-Fonds gesticht. Zij bevat de stad Brussel en de aanpalende gemeenten St.-Joost-ten-Oode, Schaarbeek, Elsene, St.-Gillis, Ukkel, Anderlecht, St.-Jans-Molenbeek, Koekelberg, Etterbeek en Laken.
Art. 2. De Afdeeling is toegewijd aan de werkzaamheden in de Algemeene Grondslagen van het Willems-Fonds opgesomd, en hoofdzakelijk aan: a) het inrichten van volksvoordrachten; b) het bevorderen der Nederlandsche taalbeschaving bij middel van het onderwijs, het volksgezang, het tooneel, enz. (zie art. 16 der Algemeene Grondslagen.)’
Aldus luidde een besluit, genomen te Brussel, op de Algemeene Vergadering der leden van het Willems-Fonds, Brussel en bovengenoemde voorsteden bewonende, den 31 October 1873. Dit besluit werd onderteekend door de heeren Em. Van Driessche en Th. Coopman.
Het Bestuur dier nieuwe Afdeeling werd vopr de eerste maal samengesteld als volgt: MM. Em. Van Driessche, Voorzitter; Th. Coopman, secretaris; Ch. Coremans, schatbewaarder; G. Huberti, J. Scherpenseel, F. Van den Dungen, Corn. Verbrugghe, leden.
| |
| |
Op dat tijdstip beliep het getal leden der Brusselsche Afdeeling van het Willems-Fonds tot 88, gerangschikt als volgt: Brussel 51, Elsene 7, Ukkel 6, Curegem 1, St.-Gillis 5, St.-Joost-ten-Oode 8, Schaarbeek 5, Molenbeek 5.
De eerste oproep tot het stichten dier Afdeeling ging uit van de heeren H. Bauduin on Em. Hiel, toegevoegde bestuurleden van het Willems-Fonds.
Die omzendbrief noodigde de leden, te Brussel en in de voorsteden gevestigd, uit op eene Algemeene Vergadering, belegd op 18 October 1873, on voor dool hebbende, evenals te Antwerpen en te Brugge, eene Afdeeling te stichten te Brussel, 45 leden van de 88 beantwoordden dien eersten oproep. En het voorstel tot het oprichten eener Afdeeling te Brussel werd mot eenparige stemmen aangenomen. Op dezelfde vergadering werden de heeren Em. Van Driessche, Th. Coopman en K. Coremans tot voorzitter, secretaris en schatbewaarder gekozen.
In eene volgende vergadering, op 31 October 1873, werd het ontwerp van reglement goedgekeurd, en, zooals wij reeds zegden, het Bestuur der Afdeeling volledigd.
Getrouw aan haren plicht, aan het doel van hot Willems Fonds, stelde de jonge Afdeeling zich onmiddellijk en met ijver aan het werk: eerst en vooral werd gezorgd voor eene zaal, behoorlijk geschikt als feest- en vergaderzaal. Men vond eene schoone en ruime concertzaal in het Lucashuis, Hertoglijke straat.
Den 21 December 1873 werd de Brusselsche Afdeeling plechtig ingesteld; en van dan af ging het rusteloos voort: voordrachten en feesten, zang en muziek, pen en woord, alles werd door de jonge Afdeeling aangewend om het Vlaamsche volksleven in de zoo diep verfranschte hoofdstad krachtig op te beuren, en 6 maanden later was het getal leden reeds verdubbeld. IJver en goede wil ontbraken niet, maar geldelijke middelen, le nerf de la guerre (vergeef mij die Fransche uitdrukking!) ook daar moest worden naar uitgezien; na eene eerste toelage van 200 fr. van wege het Algemeen Bestuur, bekwam de Afdeeling een hulpgeld van 300 fr. geschonken door den Onderrichtingsbond, op voorstel van zijnen secretaris, den heer Karel Buls, een man die, om zoo te zeggen, sedert 25 jaren, de goede geest onzer Afdeeling is geweest.
| |
[pagina CVIII]
[p. CVIII] | |
Nu waren de eerste moeilijkheden uit den weg geruimd, de grondslag der Brusselsche Afdeeling gelegd. Denzelfden winter reeds werden er zes voordrachten gegeven, echte kunstfeesten met muziek en zang, welke telkens door een overtalrijk publiek werden bijgewoond.
In weerwil der kosten van inrichting, enz. sloot de rekening der Afdeeling. voor het eerste jaar van haar bestaan, met een overschot van fr. 201,87.
Wat ik betreur, is dat het mij niet toegelaten is eene nauwkeurige en uitgebreide beschrijving te geven der werkzaamheden onzer Afdeeling: een lijvig boekdeel ware daartoe niet voldoende. Slechts een vluchtig overzicht der voornaamste gebeurtenissen, die het vijf-en-twintigjarig bestaan onzer Afdeeling hebben gekenmerkt, roep ik hier weer in het geheugen.
Reeds in 1875 werd besloten te Brussel eene openbare kostelooze volksboekerij te stichten; en ofschoon de Brusselsche Afdeeling aan het Nationaal Tooneel eene som van 450 fr. had betaald voor toegangskaarten, aan de leerlingen der gemeentescholen uitgedeeld, sloot zij hare rekening voor 1876 met een overschot van 404 fr.
Op einde 1877 telde de Brusselsche Afdeeling 250 leden. Dat jaar werd de openbare volksboekerij van het Willems-Fonds te Brussel ingericht, en gelastte de heer K. Buls onze Afdeeling eene uitsluitend Vlaamsche klasse te stichten in de Modelschool, Die klasse werd den 5 September van dat jaar geopend.
In Februari 1877 werd de volksboekerij geopend in eene zaal der Modelschool en geplaatst onder het bestuur van den heer H. Van Kalken; zij bevatte reeds 1100 boekdeelen.
Openbare volksleergangen werden insgelijks door de Afdeeling ingericht benevens eene eerste Onderafdeeling voor Schaarbeek en St-Joost-ten-Oode.
In 1880 beliepen de kosten, door de Brusselsche Afdeeling in de drie laatste jaren aan da Vlaamsche klasse besteed, reeds tot 6000 fr.
In 1880-1881 hadden er twee gewichtige gebeurtenissen plaats in onze Afdeeling, namelijk het aandeel dat zij nam in het inrichten der prachtige feesten, ter eera van Vlaanderens grooten romanschrijver Hendrik Conscience, en het oprichten van een leergang van Nederlandsche taal.
Afgevaardigden onzer Afdeeling bij het inrichtingscomiteit der Consciencefeesten waren de heeren H. Temmerman, L. Lambrecht,
| |
| |
H. Van Kalken, E. Doms. De voorzitter J. Hoste zetelde reeds als secretaris, de heer F. De Veen als lid van het hooger Comiteit.
De leergang van Nederlandsche taal, waarvan de oprichting in November 1880 was besloten, werd dit jaar geopend voor 140 personen, in een der zalen der gemeenteschool nr 10, Rollebeekstraat, welke zaal de heer Buls, schepen van onderwijs, welwillend te onzer beschikking had gesteld.
Die leergang, bestuurd door den heer Van Kalken, viel zoo zeer in den smaak der leerlingen, dat hij, in plaats van te eindigen met einde April, op verzoek van 71 personen tot 1 Juli werd voortgezet.
Dit jaar werden verscheidene wijzigingen aan het reglement onzer Afdeeling toegebracht.
Het Bestuur bestond uit de heeren: K. Buls, eerevoorzitter; J. Hoste, voorzitter; F. De Veen, ondervoorzitter; Th. Coopman, secretaris; H. Temmerman, schatbewaarder; H. Van Kalken, boekbewaarder; E. Doms, E. Hendrikx, L. Lambrechts, R. Steyns, leden.
1881-1882. Terecht zegt het verslag dat dit jaar niet zonder vrucht is geweest. Om de waarheid dier bewering te staven, zal het voldoende zijn de voornaamste werkzaamheden te herinneren: het Bestuur hield 67 zittingen; 427 nieuwe leden werden aangeworven, wat hun getal van 181 op 564 bracht. Onder die nieuwe leden bevonden zich 6 senators en volksvertegenwoordigers, 9 provincieraadsleden en 34 gemeenteraadsleden, 105 onderwijzeressen en onderwijzers.
12 openbare volksvoordrachten werden gehouden, alle opgeluisterd door muziek, zang en boekentombola's; daarbij nog 3 voordrachten te St.-Gillis, Laken en Molenbeek.
Eene nieuwe openbare volksboekerij werd opgericht te Laken, met de HH. K. Bogaerd en Van den Bergen als boekbewaarders.
In den Vlaamschen Schouwburg werd, ten voordeele der boekerijen en voordrachten, eene vertooning gegeven welke 1093 fr. opbracht. De prachtige Consciencefeesten, de grootsche betooging ter eere van onzen eerevoorzitter Karel Buls, als burgemeester te Brussel, het sturen van niet minder dan 71 verzoekschriften, het regelmatig voortzetten van den Nederlandschen leergang, enz., dat alles geschiedde in den loop van een enkel jaar!
Eene enkele schaduwzijde valt er aan te stippen, namelijk dat de rekening van dit jaar sluit met een tekort van 740 fr.
| |
| |
1882-1883. Nogmaals een buitengewoon jaar voor onze Afdeeling: weer werden 500 nieuwe leden ingeschreven; het getal klom tot ɛool
Een nieuw vergaderingslokaal werd geopend en den 30 September plechtig ingehuldigd, waarbij de HH. Burgemeester Buls, Couvreur, ondervoorzitter van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, Aug. Gondry, Paul Fredericq, P. Da Swarte en Dr Kops merkwaardige redevoeringen uitspraken.
13 voordrachten werden gegeven te Brussel, 3 te Laken, 3 te Boschvoorde, 2 te St.-Pieters Jette, 2 te Curegem, 2 te Elsene, 1 te St-Gillis, 2 te Ukkel.
Een Vlaamsch Grievencomiteit benevens comiteiten voor stoffelijke belangen, propaganda, onderwijs werden ingericht. Den 24 December werd een prachtig kerstfeest in den Nationalen Schouwburg aan 800 leerlingen der gemeentescholen aangeboden, waarop voor 1400 fr. geschenken en kledderen aan die kinderen werden uitgereikt. Dat feest werd bijgewoond door de HH. Ministers Van Humbeek en Graux, Burgemeester Buls, Schepenen André, Becquet en Walravens, alsmede door talrijke Volksvertegenwoordigers, Burgemeesters en Schepenen van de voorsteden.
Voor den Nederlandschen leergang was het getal leerlingen geklommen tot 550. Dit cijfer ontslaat ons van verdere commentariën.
Onze Afdeeling nam een ijverig aandeel aan de feesten ter eere van Vlaanderens beroemde romanschrijfster, Mevrouw Courtmans: eene som van 401 fr. werd voor dat feest ingeschreven, en namens onze Afdeeling en de Veldbloem werd aan de gevierde dichteres haar door Jef Lambeaux vervaardigd borstbeeld aangeboden.
Eene betooging werd insgelijks ingericht ter eere van den Waalschen uitgever Gilon, als hulde voor zijne uitgaven van vertaalde Vlaamsche werken. De uitgave van het Maandblad werd voortgezet.
De heer Th. Coopman legde om gezondheidsredenen zijn ambt van secretaris neer en werd vervangen door de heeren Harynck en Fr. Reinhard, met H. Ledeganck als hulpsecretaris.
1883-1884. Dit jaar heeft de Afdeeling niet minder dan 200 leden verloren; zulks is grootelijks toe te schrijven aan den omkeer van den politieken toestand in ons land, daar het Willems-Fonds gekend is als eene vrijzinnige maatschappij.
Uit hoofde van besparing werd dit jaar slechts ééne voordracht gege- | |
| |
ven, namelijk in het Paleis der Beurs, door den heer voorzitter, Julius Hoste, over Hendrik Conscience. Die voordracht verwierf een buitengewonen bijval en werd door eene overgroote menigte bijgewoond en toegejuicht.
De Nederlandsche leergangen werden meer en meer gevolgd. Bij dien leergang was dan ook een cursus van Nederlandsche letterkunde gevoegd, die gegeven werd door den bestuurder, M. Van Kalken.
De uitgave van het Maandblad werd voorloopig opgeschorst, daar de kosten te hoog beliepen om ze voort te zetten.
Door de Afdeeling werd een oproep gedaan tot het houden van eenen Landdag te Brussel. Daar echter van Gent en Antwerpen van liberale zijde geen voldoende medewerking werd aangetroffen, werd de Landdag niet gehouden.
Gedurende dit jaar had het bezoek te Brussel plaats van de afgevaardigden der Transvaalsche Republiek en van Koning Willem III. Die bezoeken gaven aanleiding tot twee grootsche Vlaamsche betoogingen, ingericht door het Willems-Fonds gezamenlijk met de Veldbloem.
1885-1886. Voor dit jaar was het Bestuur samengesteld als volgt; MM. Karel Buls, eerevoorzitter; Julius Hoste, voorzitter; F. De Veen, ondervoorzitter; K. de Quéker, secretaris; Fr. Reinhard, schatbewaarder; H. Van Kalken, Edm. Hendrikx, C. Boussemaere, L. Lambrecht, A. Maenhout, Van der Wee, Em. Courtmans en H. Houben, leden.
De Afdeeling telde 400 leden; nogmaals vele ontslaggevers, vooral onderwijzers die op wachtgeld werden gesteld; verder talrijke weigeringen van betaling. Die toestand zal stellig niet verbeteren onder een clericaal gouvernement.
Dit jaar werden door de Afdeeling 8 openbare voordrachten gegeven. Bijna elken Zaterdag werden in het lokaal letterkundige vergaderingen gehouden.
De drie openbare boekerijen: Brussel, Laken en Molenbeek, verkeerden in bloeienden toestand; zelfde geval voor de Nederlandsche leergangen.
In vergadering van 8 Mei besloot het Bestuur eene openbare hulde te brengen aan den Eerevoorzitter der Afdeeling, den achtbaren heer Burgermeester Buls, die zoo edelmoedig en rechtvaardig de rechten der Vlamingen voorstaat en verdedigt. Men zou hem zijn bronzen borstbeeld, door Jef Lambeaux vervaardigd, aanbieden; bij die gele- | |
| |
genheid zou eene cantate (woorden van Em. Hiel en muziek van Peter Benoit) worden uitgevoerd door 500 zangers met begeleiding van orkest.
Het in den schoot der Afdeeling opgericht Grievencomiteit hield zich, evenals voorgaande jaren, druk bezig met het aantoonen en bestrijden van de talrijke recht- en wetsverkrachtingen, voortdurend ten nadeele der Vlaamsche bevolking gepleegd.
1886-1887. Het Bestuur onderging geene verandering gedurende het afgeloopen dienstjaar: in den loop van 1887 namen echter de heeren Courtmans, Lambrecht en Maenhout hun ontslag, uit hoofde van hun menigvuldige bezigheden. De Afdeeling telde 340 leden. Verscheidene voordrachten werden gegeven. Voor de Nederlandsche leergangen waren niet minder dan 420 leerlingen ingeschreven.
Den 14 November schonk onze Afdeeling aan haren eerevoorzitter, den achtbaren heer Burgemeester Buls, zijn bronzen borstbeeld, een meesterwerk van den beroemden beeldhouwer J. Lambeaux, benevens zijn gesteendrukt portret, geteekend door den verdienstelijken kunstteekenaar Fl. Van Loo. Bij dia gelegenheid werd eene feestcantate uitgevoerd van Hiel en Benoit, door meer dan 400 zangers en instrumentisten; de solo's werden gezongen door Blauwaert en Mevr. De Give-Ledelier. De feestrede werd uitgesproken door den voorzitter, M. Hoste. Meer dan 25 Vlaamsche maatschappijen namen deel aan dat feest ter eere van den man, die zulke gewichtige diensten aan de Vlaamsche zaak heeft bewezen en nog bewijst.
De zangafdeeling de ‘Benoits-kring,’ in den schoot onzer Afdeeling gesticht, telde dit jaar 68 leden.
Het Grievencomiteit stuurde 250 vertoogen en verzoekschriften aan verschillende besturen en ambtenaars, verscheidene van die stukken hadden het gewenschte gevolg.
1887-1888. De heeren Dr Kops, Geboes en De Nayer werden tot bestuurleden gekozen; de heeren de Veen, ondervoorzitter, en De Quéker, secretaris, namen hun ontslag.
De Afdeeling bevatte 256 leden.
Dit jaar werden door de drie boekerijen uitgedeeld: door de boekerij nr 1 (Brussel) 9603, door nr 2 (Laken) 4206, door nr 3 (Elsene) 2403 boekwerken.
De Nederlandsche leergangen werden geopend met 370 leerlingen.
| |
[pagina CXIII]
[p. CXIII] | |
De heer Van Kalken gaf daarenboven een leergang, uitsluitend voor het personeel der Brusselsche scholen en door een zestigtal personen gevolgd.
De uitreiking der diploma's werd bijgewoond door Burgemeester Buls, die bij deze gelegenheid in eene krachtige Vlaamsche toespraak de leerlingen aanmoedigde om zich meer en meer onze rijke moedertaal eigen te maken.
Verder waren nog tegenwoordig de heeren André, schepen van Openbaar Onderwijs, benevens verscheidene gemeenteraadsleden.
1888-1889. Het Bestuur was samengesteld als volgt: Eerevoorzitter, M.K. Buls, burgemeester te Brussel; voorzitter, J. Hoste; 1ste ondervoorzitter, F. De Veen; 2de ondervoorzitter, Dr Goffin; secretaris, K. Bogaerd; schatmeester, H. Symays; leden, C. Boussemaere, J. De Nayer, J. Geboes, Edm. Hendrikx, Dr Kops, Fr. Reinhard, H. Van Kalken
De heeren Boussemaere, Geboes en Dr Kops namen hun ontslag en werden vervangen door de heeren E. Courtmans, H. De Bock en L. Delpire.
In de maand December 1888 verzocht M. Hoste den heer De Veen, 1sten ondervoorzitter, voor eenigen tijd het voorzitterschap te willen waarnemen. Dat verzoek werd door den heer De Veen, die reeds in den laatsten tijd de werkzaamheden der Afdeeling leidde, ingewilligd.
De Afdeeling bestond uit 220 leden.
Aan ons bestuurlid den heer Edm. Hendrikx werd door onze Afdeeling zijn geschilderd portret aangeboden, ter gelegenheid van zijn vijf-en-twintigjarig jubelfeest als tooneelkunstenaar.
1889-1890. De heeren C. Smeekens en H. Leen werden als bestuurleden gekozen, de heer F. De Veen nam zijn ontslag als bestuurlid.
Vier voordrachten werden dit jaar gehouden, alle opgeluisterd door muziek- en zangfeesten.
De drie boekerijen gaven gezamenlijk 16,542 boeken in lezing.
Voor de Nederlandsche leergangen waren 480 leerlingen ingeschreven, 153 meer dan verleden jaar!
Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan der Nederlandsche leergangen werd aan den ijverigen en bekwamen bestuurder, M. Van Kalken, eene schitterende hulde gebracht, als erkentenis der onschat- | |
| |
bare diensten door hem aan de Vlaamsche zaak en aan het Willems-Fonds bewezen. Een bronzen beeld werd hem aangeboden; de heer Voorzitter somde in een prachtige redevoering de verdiensten van den gevierden leeraar op, en de heer Hendrikx droeg een gedicht voor, aan den heer Van Kalken toegewijd.
Onze Afdeeling telde 215 leden.
1890-1891. Da heer Victorien Van de Weghe werd als bestuurlid gekozen.
Drie voordrachten werden gegeven, voorafgegaan en gevolgd door muziek, zang en declamatie.
De boekerijen behielden hunnen gewonen bijval; de Nederlandsche leergangen insgelijks.
De geldelijke toestand der Afdeeling was niet alleen in evenwicht gesteld, maar sloot dit jaar met een overschot van 731,79 fr.
Het was de eerste maal dat een dergelijke gunstige toestand zich in onze Afdeeling voordeed.
1891-1892. De heer Julius Hoste nam, uit hoofde zijner talrijke bezigheden, zijn ontslag als voorzitter; hij werd vervangen, als voorzitter, door den heer Dr Goffin, eersten ondervoorzitter. De heer P. Gassée, 1ste ondervoorzitter nam in den loop van dit jaar insgelijks zijn ontslag; de heer Prayon van Zuylen werd als bestuurlid gekozen. Het Bestuur was samengesteld als volgt: MM. K. Buls, burgemeester van Brussel, eerevoorzitter; Dr A. Goffin, voorzitter; V. Van de Weghe, 2de ondervoorzitter; K. Bogaerd, secretaris; H. Symays, schatmeester; Edm. Hendrikx, C. Smeekens, E. Courtmans, A. De Nayer, J. Hoste, H. Van Kalken, A. Prayon van Zuylen, leden.
Gedurende dit jaar hadden zeven voordrachten plaats, waarvan eene te Laken.
Door de drie boekerijen werden gezamenlijk 16,093 boeken ter lezing uitgeleend.
Voor de Nederlandsche leergangen overtrof het getal leerlingen dat van het voorgaande jaar met 64.
Verscheidene verzoekschriften werden gezonden, onder andere een aan het Gemeentebestuur te Antwerpen, om te vragen dat in die stad geen gedenkteeken zou worden toegelaten ter herinnering aan de aldaar in 1832 gesneuvelde Fransche soldaten.
De rekening sloot met een overschot van 519, 44 fr.
| |
| |
1892-1893. Gedurende dit jaar namen de heeren Julius Hoste, E. Courtmans en A. De Nayer hun ontslag als bestuurleden.
Vijf voordrachten werden dit jaar gehouden.
De honderdste verjaring der geboorte van J.F. Willems werd door de Brusselsche Afdeeling plechtig herdacht.
De uitreiking der diploma's aan de bekroonde leerlingen der Nederlandsche leergangen ging gepaard met een luisterrijk feest, dat door meer dan 500 personen werd bijgewoond.
Een prachtig kunstfeest werd door de Afdeeling gegeven in de zalen der Groote Harmonie. Meer dan tweeduizend personen, waaronder de heeren Gouverneur, Burgemeester Buls, Senators, Volksvertegenwoordigers, Burgemeesters, Schepenen, Provincie- en Gemeenteraadsleden en een aanzienlijk getal kunstenaars woonden dat feest bij. De dichter Pol de Mont hield hij die gelegenheid eene heerlijke voordracht.
De boekerijen en Nederlandsche leergangen namen voortdurend toe.
1893-1894. Voor dit jaar bestond het bestuur uit de heeren: K. Buls, eerevoorzitter; A. Goffin, voorzitter; V. Van de Weghe, 1sten ondervoorzitter; J. Strang, 2den ondervoorzitter; K. Bogaerd, secretaris; H. Symays, schatmeester; H. Van Kalken, bestuurder der Nederlandsche leergangen; Edm. Hendriks, A. Prayon van Zuylen, C. Smeekens, J. Kouwenaar, J. Derboven, A. Buyl, J. Van Tricht, leden.
Zes voordrachten, opgeluisterd door zang en muziek, waaronder een groot kunstfeest in den Vlaamschen Schouwburg, hadden in den loop van dit jaar plaats. Da uitreiking der diploma's aan de bekroonde leerlingen van den Nederlandschen leergang ging nog met een aantrekkelijk kunstfeest gepaard.
Op het stadhuis te Brussel had eene bijeenkomst plaats tusschen de heeren K. Buls, burgemeester en eerevoorzitter van het Willems-Fonds te Brussel, Julius Vuylsteke, algemeenen voorzitter, J. Vercoullie, algemeenen secretaris, Dr Goffin, voorzitter, K. Bogaerd, secretaris der Afdeeling Brussel, en K. De Quéker, secretaris van M. Buls, met het doel, om te onderhandelen over de Algemeene Vergadering te houden te Leuven.
Die Algemeene Vergadering had den 26 Maart 1894 plaats vooral om de voorstellen van de Brusselsche Afdeeling, te bespreken naar aanleiding van den brief, door onzen eerevoorzitter, Burgemeester Buls, aan het Algemeen Bestuur ingediend.
| |
| |
De heer Buls woonde die buitengewone Algemeens Vergadering bij. De heeren Van Rijswijck, burgemeester van Antwerpen, en H. Lippens, burgemeester van Gent, beiden verhinderd, lieten zich verontschuldigen.
Onze Afdeeling was aldaar vertegenwoordigd, buiten haren eerevoorzitter, door de heeren Dr Goffin, voorzitter, J. Strang, ondervoorzitter, K. Bogaerd, secretaris, Advocaat Prayon van Zuylen en A. Buyl, bestuurleden, De Quéker en T'Sjoen, leden.
De voorzitter Goffin, las aldaar eene belangrijke redevoering, waarin hij vooral harde en onbewimpelde waarheden zeide aan zekere zoogenaamde mossel- noch vischflaminganten, met hun gekke zinspreuk van ‘Alles voor Vlaanderen’ en ‘Vlaanderen voor Christus!’
De heer De Quéker behandelde in eene merkwaardige redevoering de quaestie der werkmanshuizen en volksbanken.
De secretaris Bogaerd gaf lezing van twee verslagen, op last der Afdeeling door hem opgesteld, een over de beroepscholen en leerwerkhuizen, en een over het werk in de kloosters en in de gevangenhuizen.
De drie volksboekerijen der Afdeeling werden van langs om meer bezocht.
Dit jaar was men genoodzaakt twee nieuwe klassen te voegen bij den Nederlandschen leergang, en dan moest men nog ongeveer honderd personen weigeren, bij gebrek aan plaats.
Door den heer Van Kalken werd aan het Bestuur een uitgebreid programma voorgelegd over een in te richten leergang bestemd voor de studie der letterkunde en de geschiedenis der taal, en welke het volgende jaar zou worden geopend.
1894-1895. Sedert eenige jaren heeft het getal der leden bijna geene verandering ondergaan.
Als nieuwe bestuurleden werden gekozen de heeren P. Vogelaere, hoofdingenieur, bestuurder der Staatsspoorwegen, en A. Jacquart, gemeenteonderwijzer te Laken.
De heer P. Vogelaere werd als 2den ondervoorzitter aangesteld.
Dit jaar werden de gewone feesten en voordrachten vervangen door volksvoordrachten, naar aanleiding van den gekenden brief, door onzen eerevoorzitter, burgermeester Buls, aan het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds gericht. Die voordrachten werden gegeven te Laken en te Molenbeek, in de lokalen der Werkersbonden, door de heeren K. De Quéker en K. Bogaerd. Verder, gedurende het afge- | |
[pagina CXVII]
[p. CXVII] | |
loopen jaar, warden door dan haar K. De Quékar, met tusschenkomst onzer Afdeeling, kostelooze openbare Vlaamsche leergangen ingericht over gezondheidsleer, volksbanken, werkmanswoningen, spaarkassen, onderlingen bijstand, werkersvarzekeringen, enz., benevens een leergang over werktuigkunde en hare toepassing op een groot getal ambachten; insgelijks een leergang van Duitsche taal. Die leergangen werden gegeven door de heeren De Quékar, Dr Goffin, Bogaerd, Batteux en De Decker.
Eene prachtige en goedgelukte vertooning werd door onze Afdeeling met de medewerking der verdienstelijke maatschappij ‘De jonge Tooneelliefhebbers’ ingericht in den Vlaamschen Schouwburg, ten voordeele der drie boekerijen onzer Afdeeling, en bestond uit de opvoering van het drama ‘Camoëns’ van Alexander Dandois.
Hoogst merkwaardige vertoogschriften werden, op voorstel onzer Afdeeling, door het Algemeen Bestuur gedrukt en gezonden aan de Ministers van Oorlog, Binnenlandsche Zaken, Geldwezen, Openbare Werken en Spoorwegen. Die vertoogschriften, opgesteld door een volkomen bevoegd persoon, wezen op tal van onregelmatigheden, welke nog immer voorkomen ten nadeele dar Vlamingen, bij de examens voor het bekomen van verschillende bedieningen, van die ministeriën afhankelijk. Niet alleen toonde de achtbare schrijver die onregelmatigheden aan, maar wees tevens op de geschikte middelen om ze op doelmatige wijze uit den weg te ruimen, en da Vlaamsche en Waalsche candidaten, bij gezegde examens, op volkomen gelijken voet te stellen.
De Nederlandsche leergangen, evenals de bijzondere leergang van Nederlandsche taal en letterkunde bekwamen dit jaar een buitengewonen bijval: bij de driehonderd leerlingen van Brussel en van 16 omliggende gemeenten volgden die leergangen.
Evenveel bijval bekwamen de boekerijen, welke van jaar tot jaar hun getal lezers zien aangroeien.
De algemeene rekening sloot met een overschot van 282 fr.
1895-1896. Op voorstel van M. Jacquart, bestuurlid, werd eene onderafdeeling ingericht, waarvan de leden enkel 2 fr. jaarlijksche bijdrage betalen, maar echter geen stemrecht bezitten en ook geene boeken ontvangen. Op dit oogenblik bevat die onderafdeeling een twintigtal leden.
Op 4 Januari 1898 gaf onze Afdeeling een luisterrijk kerstfeest ten voordeele der arme kinderen. Twee voordrachten werden gehou- | |
[pagina CXVIII]
[p. CXVIII] | |
den, met concert en boekentombola, volgens gewoonte; en vervolgens op 4 Mei had de uitreiking plaats der diploma's voor de Nederlandsche leergangen, met opvoering van een blijspel van den heer Van Kalken, den verdienstelijken bestuurder dier leergangen.
332 leerlingen volgden dit jaar de Nederlandsche leergangen; ook de leergang van letterkunde werd met goed gevolg voortgezet tot aan het einde van zijn programma, en zonder door één leerling te worden verlaten vóór het sluiten.
De boekerijen, vooral die van Brussel, bekwamen weer den gewonen bijval, 300 nieuwe boekwerken werden aangekocht.
Twee vertoogschriften werden door onze Afdeeling gericht aan den Minister van Openbaar Onderwijs, on hem te wijzen op den gebrekkigen toestand van het onderwijs der Nederlandsche taal in de twee normaalscholen voor onderwijzeressen en regentessen te Brussel.
Onze Afdeeling zond tevens een adres van gelukwensching aan den Voorzitter der Transvaalsche Republiek, ter gelegenheid der schitterende overwinning, door de dappere Boeren op de Engelsche vrijbuiters behaald, waarop wij een hartelijken dankbrief van het Transvaalsche Staatsbestuur ontvingen.
1896-1897. Op 21 Maart hield de heer E. T'Sjoen eene hoogst belangrijke voordracht over Frans De Cort. Een muziekfeest met boekentombola had bij die gelegenheid plaats.
In de maand Juli van 1897 nam de heer Vogelaere zijn ontslag als ondervoorzitter, de heer Goffin insgelijks als voorzitter. De overige bestuurleden trokken zich ook terug.
Bij de kiezing van een nieuw Bestuur werd de heer Julius Hoste met algemeene stemmen gekozen als voorzitter, in vervanging van M. Goffin. Het nieuw Bestuur voor 1897-1898 bestaat uit de heeren; Julius Hoste, voorzitter; J Strang, 1sten ondervoorzitter; H. Van Kalken, 2den ondervoorzitter; K. Bogaerd, secretaris; Jacquart, hulpsecretaris; Symays, schatbewaarder; Derboven, Janssens, Lejour, Teirlinck, D'Hondt, Van Cuyck, leden.
Zoo staat onze Afdeeling opnieuw onder de leiding van den koenen Vlaming, welke gedurende 17 jaren haar heeft aangevoerd als een krachtig Vlaamsch leger tegen de aanhoudende plaag der verfransching, die bijzonder in de hoofdstad van België haren verderfelijken invloed doet gevoelen. Vijf-en-twintig jaren heeft het Willems-Fonds te Brussel met woord en daad de zedelijke Fransche
| |
| |
overweldiging bestreden, aan de Vlaamsche bevolking van Brussel de waarde harer eigene taal leeren begrijpen en schatten. Bij elke gelegenheid stond de Brusselsche Afdeeling op de bres ter verdediging der Vlaamsche belangen: overwegend was haar invloed, onder anderen voor het stemmen der taalwet van 1883. Door hare volksboekerijen, maar vooral door hare bloeiende Nederlandsche leergangen, sedert 17 jaren in volle werkzaamheid, heeft zij onschatbare diensten bewezen, het Vlaamsche leven in de verfranschte hoofdstad krachtig opgewekt en uitgebreid: naast de verdienstelijke Vlaamsche kringen ‘De Veldbloem,’ ‘De Distel’ en andere blijft zij hare edele roeping getrouw: werken en waken voor Vlaanderens taal, voor Vlaanderens recht, voor de stoffelijke en zedelijke opbeuring van het Vlaamsche volk.
Drie verdienstelijke mannen, E. Van Driessche, Dr Goffin en P. Vogelaere, twee oud-voorzitters en een ondervoorzitter onzer Afdeeling werden ons in eenige maanden tijd door den dood ontrukt. Met erkentenis blijft hun aandenken in eere gehouden.
1897 en 1898 mogen wij met gouden letteren aanteekenen: na 67 jaren onrecht en miskenning is de droom van hem, wiens naam wij voeren, eene wezenlijkheid geworden: het Vlaamsche volk heeft recht en gelijkheid bekomen. Op dat volk, op ons allen rust de plicht om van dat recht, van die gelijkheid bij elke gelegenheid gebruik te maken, zonder verder acht te geven op de geestelooze spotternijen en onnoozele kwinkslagen van Fransche gelukzoekers en kortzichtige franskiljons, aan wie wij veel moeten vergeven, omdat zij eigenlijk niet weten wat zij doen.
Ik ben aan het einde mijner taak gekomen, namelijk een beknopt overzicht geven van de voornaamste feiten en werkzaamheden der Brusselsche Afdeeling van het Willems-Fonds gedurende haar vijf-en-twintigjarig bestaan. Indien de plaatsruimte mij zulks had toegelaten, zou ik gaarne de namen hebben vermeld van al de personen, schrijvers en sprekers, dichters en toonzetters, kunstenaars en kunstenaressen, die medewerkten tot den bloei onzer Afdeeling: ik moet mij bepalen met aan hen allen, in naam van ons Bestuur dank en hulde te brengen voor hunne belanglooze en gewaardeerde medehulp. Eene uitzondering moet ik echter maken voor een viertal namen, die met het leven, het bestaan, de geschiedenis van het Willems-Fonds in het algemeen, en van onze Afdeeling in het bijzonder zoo innig zijn
| |
| |
verbonden, dat zij bijna op elke bladzijde dier geschiedenis met lof en eere staan aangeteekend. Over hunne verdiensten zal ik niet uitweiden, evenmin over wat zij waren en zijn voor onze Afdeeling: dat alles weten de leden dier Afdeeling en de Vlamingen van Brussel zoo goed, dat ik mij van alle verdere beschrijving kan ontslaan. Als ik hier de namen neerschrijf van Burgemeester Buls, eerevoorzitter, Julius Hoste, voorzitter, Th. Coopman, een der stichters en gedurende 10 jaren secretaris dier Afdeeling, H. Van Kalken, bestuurder der Nederlandsche leergangen, dan hoef ik daar niets meer bij te voegen, dan nog een vijfden naam, dien van onzen ijverigen, nauwgezetten en verdienstelijken schatbewaarder H. Symays.
Dit gezegd, sluit ik mijn al te kort overzicht, met nog een innig dankwoord aan de verdienstelijke onderwijzeressen en onderwijzers, die den heer Bestuurder der Nederlandsche leergangen zoo trouw en onvermoeid terzijde staan in zijne lastige, maar edele taak.
Dank ook aan allen, die ons helpen en steunen, om het verheven doel van het Willems-Fonds: de stoffelijke en zedelijke verheffing en ontwikkeling van het Vlaamsche volk, te bereiken! dank aan het Provinciaal Bestuur van Brabant, het Stadsbestuur van Brussel, de Gemeentebesturen van St-Jans-Molenbeek, Elsene, St-Joost-ten-Oode, St-Gillis en Laken. Die besturen begrijpen wat al nut en goed het Willems-Fonds heeft gesticht en nog sticht, en zij rekenen het zich ten plicht, wat nuttig en goed is stoffelijk en zedelijk te ondersteunen. Aan de Brusselsche Afdeeling de plicht, zich dia vereerende ondersteuning meer en meer waardig te maken!
Die lezing wordt met toejuichingen begroet.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter, maakt zich den tolk der gansche vergadering om de Brusselsche Afdeeling geluk te wenschen over de werkzaamheid, waarvan zij gedurende de vijf-en-twintig jaren, dat zij bestaat, bewijs heeft gegeven. Zij zal een spoorslag zijn voor andere Afdeelingen om denzelfden ijver aan den dag te leggen. Spreker stelt voor het opstel van den heer K. Bogaerd in het Tijdschrift op te nemen. Het zal aldus blijvend toonen wat er kan gedaan worden, daar waar krachtdadige mannen eene goede zaak warm ter harte nemen (Toejuichingen).
| |
| |
De heer J. Hoste (Brussel) bedankt den heer Voorzitter over zijne vleiende woorden. Indien de Brusselsche Afdeeling veel en nuttig heeft kunnen werken, dan is dit vooral toe te schrijven aan de omstandigheid dat zij in een Franschgezind midden gevestigd is.
| |
II. - Deelneming aan de feestviering van den Boerenkrijg.
De heer K. Bogaerd (Brussel). De verleden week heb ik een brief ontvangen van den heer Blondeel, voorzitter van Gelijkheid, te Halle, die de bijlreding van het Brusselsch Willems-Fonds vraagt voor de viering van den Boerenkrijg te Halle. Het blijkt dat dit feest inderdaad geheel onpartijdig zal zijn, zoodat wij er ons gerust kunnen bij aansluiten.
De heer J. Hoste (Brussel) is van oordeel dat iedere Afdeeling zou moeten vrij zijn te handelen volgens de omstandigheden en het midden, waarin zij leeft. Het is stellig dat in vele gemeenten bij de viering van den Boerenkrijg de politieke quaestie de overhand heeft. Wat het Algemeen Bestuur betreft, het kan altijd aannemen dat het in principe de herdenking van den Boerenkrijg zal toetreden.
De heer J. Vercoullie, secretaris. De laatste Algemeene Vergadering verklaarde dat het Willems-Fonds zich aansluit bij de viering van den Boerenkrijg, maar zich niet kan voegen bij de betooging te Hasselt omdat deze een politiek karakter heeft. Ik ondersteun het voorstel van den heer Hoste om de Afdeelingen vrij te laten.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Het Algemeen Bestuur zou dus handelen naar goeddunken volgens de omstandigheden.
De heer J. Vercoullie, secretaris. De zaak schijnt mij te belangrijk om overgelaten te worden aan het Algemeen Bestuur. Laat ons dus overeenkomen dat het A.B. zich zal houden bij hetgeen het reeds gedaan heeft.
| |
[pagina CXXII]
[p. CXXII] | |
De heer K. Bogaerd (Laken). Ik geloof dat het A.B. er zich kan bij bepalen den Boerenkrijg in zijn wezenlijk daglicht te stellen en te doen zien dat hij enkel een strijd was van een moegetergd volk tegen zijne verdrukkers.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Dit geschiedde reeds: het Tijdschrift kondigde twee artikels over den Boerenkrijg af en het Algemeen Bestuur noodigde de Afdeelingen uit eene voordracht over die gebeurtenis te geven.
Uit de bespreking vloeit: 1o dat het Algemeen Bestuur alles gedaan heeft wat het in die zaak hoefde te doen: 2o dat de Afdeelingen zich zullen aansluiten bij zulke betoogingen, die met onze grondbeginselen niet in strijd zijn (Toetreding).
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). De heer Opdebeek heeft zich tot den heer Helleputte gewend, om door dezes tusschenkomst teverkrijgen dat de betooging van Hasselt een onzijdig karakter zou hebben, maar het antwoord dat hij bekomen heeft, was zeer ontmoedigend. In de provinciën Antwerpen en Limburg zal de viering van den Boerenkrijg eene uitsluitend clericale kleur hebben.
De heer E. Pittomvils (Tienen). Te Kappellen insgelijks.
De heer G. Van de Sompel (Nieuwpoort). Ook te Overmeire.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. De Afdeelingen zullen zich dus naar de omstandigheden schikken.
| |
III. - De vervlaamsching van het hooger onderwijs.
De heer J. Mac Leod (Gent) herinnert dat op het 23e Nederlandsch Congres (Antwerpen, 1896) een Commissie werd benoemd, gelast met het onderzoeken van de wenschelijkheid van het inrichten eener Nederlandsche hoogeschool in Vlaamsch België.
Na verscheidene vergaderingen te hebben gehouden bracht
| |
[pagina CXXIII]
[p. CXXIII] | |
de Commissie een verslag uit, waarin de trapsgewijze vervlaamsching der Gentsche hoogeschool werd voorgesteld. Dit verslag werd gedrukt, op 3000 ex., in den vorm van eene brochure, en daarenboven door verscheidene nieuwsbladen en tijdschriften in zijn geheel overgenomen; het aantal exemplaren die aldus werden verspreid, mag op ruim7000 geschat worden.
Door het Studentengenootschap 't Zal wel gaan werd, in 1897 en 1898, een referendum over de vervlaamsching van het hooger onderwijs geopend. Aan een groot aantal personen werd hunne meening daarover gevraagd; uit de ontvangen antwoorden, die in de Studenten-almanakken voor 1897 en 1898 werden opgenomen, blijkt dat vele gezaghebbende en bevoegde personen de ontworpen hervorming genegen zijn. De meeste Fransch-Belgische couranten, die zich met het verslag van de Commissie en met het referendum hebben bezighouden, hebben daarover aan hunne lezers niets anders ten beste gegeven dan holklinkende volzinnen.... en scheldwoorden of onwaarheden. Aldus werd o.a. geschreven dat 't Zal wel gaan nagenoeg uitsluitend antwoorden had uitgelokt van personen, waarvan men wist dat ze de vervlaamsching genegen waren; de waarheid is dat een groot aantal vermoedelijke tegenstrevers geraadpleegd werden, maar dat verreweg de meesten niet hebben geantwoord, - hetgeen de meening doet ontstaan, dat zij geen gegronde redenen ten voordeele van het behoud van het statu quo weten in 't midden te brengen.
Spreker wil enkele tegenwerpingen, die tegen de ontworpen hervorming werden gemaakt, in korte woorden bespreken; hij wil zich alleen bezighouden met de faculteiten van wetenschappen en van geneeskunde, omdat hij niet de noodige bevoegdheid bezit voor de overige wetenschappen.
Men heeft onder anderen de meening uitgesproken, dat de studenten niet genoeg Nederlandsch kennen om leergangen in die taal te volgen. Hierop dient geantwoord te worden, dat
| |
[pagina CXXIV]
[p. CXXIV] | |
sedert een tiental jaren de kennis van het Nederlandsch onder de studenten veel vooruitgang heeft gemaakt. Thans zijn verreweg de meeste Vlaamsche, zooniet alle Vlaamsche studenten in staat om Vlaamsche leergangen te volgen. Na een paar weken oefening zouden zij dergelijke lessen evengoed als de Fransche lessen verstaan, en velen zijn er, die ze beter zouden verstaan dan de Fransche. Er zijn immers vele Vlaamsche studenten, die niet voldoende Fransch kennen, ofschoon zij in het middelbaar onderwijs gedurende ten minste zes jaren, het grootste gedeelte van hun tijd aan die taal hebben besteed. In 1891 heeft Spr., die te dien tijde secretaris was van de faculteit van wetenschappen te Gent, op 86 Fransche brieven, door studenten tot hem gericht, 13 brieven moeten terugzenden omdat ze niet verstaanbaar waren!!! De 73 overige brieven waren bijna zonder uitzondering door grove taalfouten ontsierd. Men kan zich voorstellen welke vruchten een Fransch onderwijs voor dergelijke studenten oplevert! Vele studenten zijn het slachtoffer van den tegenwoordigen toestand.
Er wordt nog beweerd, dat de vervlaamsching van het hooger onderwijs de belangen der wetenschap zou benadeelen, - en ze in een toestand van inferioriteit en afzondering zou brengen. - Om hierop te antwoorden behoeft men slechts te wijzen op de schitterende resultaten, die op de Noordnederlandsche hoogescholen, met een Nederlandsch onderwijs, verkregen worden. De Nederlandsche werken over geneeskunde staan, in 't algemeen, op een hooger peil dan de meeste werken die thans aan onze hoogescholen worden gebruikt. Spr. handelt nog over de middelen welke kunnen aangewend worden om een Nederlandsch hooger onderwijs te verkrijgen. Hij wijst op een middel, dat eenieder kan gebruiken, nl. het verspreiden, aanbevelen en lezen van Nederlandsche wetenschappelijke werken. Daardoor zal men de vooroordeelen doen verdwijnen, die tegen het gebruik van het Nederlandsch als wetenschappelijke taal bestaan, en tevens de
| |
| |
wetenschap bevorderen, - en aldus den weg banen voor een Nederlandsche hoogeschool (Toejuichingen).
De heer M. Rooses (Antwerpen). Ik stem ten volle in met de rede van den heer Mac Leod, maar wensch er eenige woorden bij te voegen over de noodzakelijkheid eener Vlaamsche hoogeschool en over de werkzaamheden van de commissie aangesteld door het Taalcongres van Antwerpen om die universiteit tol stand te brengen. Het is een stellig feit dat men wel wetten heeft te stemmen, men nooit eene volkomen gelijkheid zal verkrijgen, zoolang onze taal niet in de middelbare en hoogere standen is doorgedrongen. Alleen wanneer deze standen onze taal met gemak zullen kunnen spreken, zal deze de plaats innemen, die haar toekomt. ‘Mijn kind moet geen Vlaamsch leeren, het kent dat genoeg’ hoort men zoo menigmaal zeggen. Dit vooroordeel moet verdwijnen, wij moeten de studie onzer taal doordrijven in de school. De schoonste overwinning, die wij behaald hebben is de gelijkstelling onzer taal met het Fransch in het middelbaar onderwijs. Daarmee is de Chineesche muur eindelijk doorgebroken, maar nu is het eene allergrootste noodzakelijkheid eene wet te bekomen, die ook in het hooger onderwijs onze taal gelijk stelt met het Fransch. De bloem onzer bevolking zal onze taal nooit gebruiken, zoolang deze buiten het hooger onderwijs gesloten blijft; dat mogen wij geen enkel oogenblik uit het oog verliezen. Wij weten wel dat de hoogere standen niet bestaan uit Vlaamschgezinden, maar zij moeten overtuigd worden van het overgroot belang dat de kennis van het Nederlandsch oplevert. Velen kunnen in Kamer en elders onze taal niet spreken, omdat hun onderwijs Fransch is geweest. In de academiën zijn zij in denzelfden toestand; zij hebben immers nooit wetenschappelijk onderwijs in onze taal genoten.
De commissie der Vlaamsche hoogeschool door het Congres
| |
[pagina CXXVI]
[p. CXXVI] | |
benoemd is voor de helft samengesteld uit liberalen en voor de helft uit clericalen; er is daar dus geen quaestie van politiek, maar van nationale opbeuring.
De commissie heeft zich dadelijk aan den arbeid gezet, en hel kruimig verslag van professor Mac Leod heeft u geleerd tot welk besluit zij is gekomen. Dit verslag is op verscheiden duizenden exemplaren verspreid. Het spijt mij te moeten aanstippen dat het niet meer weerklank heeft gevonden, zoowel bij liberalen als bij katholieken. Wij hadden gedacht dat de zaak die wij verdedigen zoo rechtvaardig, de middelen voorgesteld om ons doel te bereiken zoo doelmatig, onze bewijsgronden zoo overtuigend waren, dat de openbare denkwijze er noodzakelijk zou door getroffen worden. Wij hebben ondervonden dat wij onze verwachtingen te hoog hadden gesteld. Het is niet waar dat het voldoende is zich te wapenen met rechtvaardigheid, men moet eischen en zedelijken dwang uitoefenen. Enkele bladen hebben het verslag opgenomen, eene maatschappij, de Vlaamschgezinde studentenkring van Gent, heeft de zaak ter harte genomen, maar dat er buiten deze ééne maatschappij, één kring is geweest, die er voor ijverde, kan ik niet bevestigen. Het optreden dier eene maatschappij is niet genoeg; ook in andere kringen, ook in andere steden moet er gewerkt worden. Ik denk overigens dat iedereen wel overtuigd is van de rechtvaardigheid der zaak, maar, dat de werkeloosheid, die men waarneemt, te wijten is aan zorgeloosheid, aan gemakzucht.
Ik wil hier nog bijvoegen dat het voornemen der commissie niet alleen was een verslag uit te geven, maar ook aan te dringen bij andere kringen, bij het hooger bestuur, doch dat haar werk tijdelijk werd geschorst, om den strijd voor de gelijkheid onzer taal in de wetgeving niet te belemmeren.
Nu de vraag van de officiëele erkenning onzer taal te onzen gunste is opgelost, moet er bij den Minister en de Kamers aangedrongen worden om het Nederlandsch in het hooger
| |
[pagina CXXVII]
[p. CXXVII] | |
onderwijs de plaats te doen verkrijgen, die er aan toekomt. Dat zal de commissie in de eerste tijden doen. Wij rekenen op den steun van al wie zich bezighoudt met de Vlaamsche Beweging: zoolang er geen drukking is van de groote massa, is er geen uitslag te verhopen, maar wanneer het volk eens zijn machtige stem laat hooren, dan moeten wij wel overwinnen. De tijd is gekomen om te toonen dat wij willen (Toejuichingen).
De heer J. Hoste (Brussel). Het spreekwoord zegt: wie veel hazen wil jagen, vangt er geen een. De Vlamingen hebben dat nog al in 't oog gehouden en zoo hebben zij wet voor wet bekomen. Ik ben het eens met den heer Rooses dat wij alle onze krachten moeten samentrekken op een punt; dat hebben wij nog onlangs kunnen ondervinden met de gelijkheidswet, en ik ben overtuigd dat wij thans nog eens zullen lukken, indien wij weer onze krachten niet verspreiden.
Laat ons dus van heden af ons bezighouden met de vraag dat de Gentsche hoogeschool zal vervlaamscht worden, en wij zullen dat ook verkrijgen; maar dat eischt door gansch het Vlaamsche land eene krachtdadige beweging en eene goede verstandhouding tusschen de beide partijen.
Er heeft zich echter iets voorgedaan in de laatste dagen dat de dringendheid ook van een andere zaak heeft aangetoond; ik bedoel het geval van advocaat Sulzberger te Antwerpen. Hel wordt hoog tijd ook de vervlaamsching der krijgsraden te eischen (Toejuichingen).
Het ware goed dat de commissie, waarvan de heer Rooses heeft gesproken, van tijd tot tijd kleine mededeelingen aan de bladen zond. Eens dat de gazetten gesproken hebben, volgt de rest gewoonlijk.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter, geeft dit in overweging aan bedoelde commissie.
| |
[pagina CXXVIII]
[p. CXXVIII] | |
De heer Paul Fredericq (Gent) stelt voor de volgende verklaring van grondbeginsel te doen:
‘De Algemeene Vergadering van het Willems-Fonds, te Brussel gehouden, acht het oogenblik gekomen om als vraagstukken van onmiddellijke toepassing op het programma der Vlaamsche Beweging de twee volgende punten te brengen: erkenning van het recht der Vlamingen vóór de krijgsraden en vervlaamsching van het hooger onderwijs.’
Spreker drukt de hoop uit dat de commissie van het Nederlandsch Congres zal gevolg geven aan de wenken, die hier in deze vergadering door de heeren Max Rooses en Julius Hoste werden gegeven.
Het voorstel van den heer Paul Fredericq wordt aangenomen.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter, verzoekt den heer J. Sabbe om bij den heer advocaat K. De Poortere aan te dringen opdat hij zijne studie over de krijgsraden zou afstaan voor ons Tijdschrift.
De heer J. Sabbe (Brugge) antwoordt dat de heer K. De Poortere daarin reeds heeft toegestemd en men het hem slechts hoeft te herinneren.
Op voorstel van den heer Jul. Hoste (Brussel) besluit de vergadering de studie van den heer De Poortere niet alleen in het Nederlansch, maar ook in 't Fransch vertaald uit te geven.
De heer J. Sabbe (Brugge). Zal onze bespreking van de zoo gewichtige zaak van de vervlaamsching der hoogeschool van Gent tot geene practische uitslagen leiden? Al wat er dient gedaan te worden, kan misschien langs administratieven weg gebeuren, daar de organieke wet op het hooger onderwijs de taal niet vaststelt waarin de leergangen gegeven zullen worden; maar de drang der openbare meening moet sterk genoeg wezen om den Minister te doen gewaar worden dat die administratieve veranderingen noodzakelijk zijn. Alle dagen moeten wij
| |
[pagina CXXIX]
[p. CXXIX] | |
op denzelfden nagel kloppen en daartoe is de commissie best geschikt.
Het ware ook goed het referendum van 't Zal wel gaan broksgewijze mede te deelen.
Uit het Willems-Fonds moet de veldtocht beginnen en doorgezet worden dag voor dag.
De heer J. Hoste (Brussel). Ik geloof dat de heer Mac Leod voldoende bewezen heeft dat het Ministerie trapsgewijze de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool kan verwezenlijken, zelfs met het nu bestaande professorskorps.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Deze bespreking komt dus hierop neer dat elke Vlaming, elke kring zonder verpoozing alles aanwenden moet om tot de vervlaamsching der Gentsche hoogeschool te komen.
| |
IV. - Toepassing der taalwet van 1883 in het middelbaar onderwijs van den 2den graad.
De heer L. Delpire (Laken). 't Is vooral in de middelbare scholen voor meisjes dat de wet wordt over 't hoofd gezien. Zoolang er geene normaalschool bestaat, waar regentessen gevormd worden bekwaam om in 't Nederlandsch te onderwijzen, zal de toestand niet verbeteren.
Er bestaan twee normaalscholen voor regentessen: eene Waalsche te Luik en eene franskiljonsche te Brussel. Twee normaalscholen is stellig genoeg, en 't ware voldoende die van Brussel over te brengen naar Brugge. Het Willems-Fonds zou daartoe persoonlijke stappen bij den Minister moeten aanwenden, want ik ben verzekerd dat hij den toestand niet kent. 't Schijnt dat er katholieke normaalscholen zijn, waar de wet wordt uitgevoerd; ik kan het echter niet bevestigen.
De heer H. Van Kalken (Brussel). Het Willems-Fonds heeft verleden jaar nog bij het Ministerie aangedrongen om verbete- | |
| |
ring in dien toestand te brengen. Er worden bij de examens twee systemen gevolgd: een voor het Vlaamsche en een voor het Waalsche land. De onrechtvaardigheid bestaat nu hierin dat, terwijl voor de Walen het Fransch als moedertaal geldt, waarbij dan Nederlandsch, Engelsch of Duitsch als tweede taal komt, voor de Vlamingen het Nederlandsch en Fransch als moedertaal worden gerekend, en zij dan nog over eene derde taal ondervraagd worden. De Vlamingen moeten dus, voor hetzelfde getal punten, over drie talen antwoorden, tegen de Walen over twee, en zoo komt het dat bijna al de juffrouwen uit het Vlaamsche land het Waalsch regiem verkiezen, iets dat we niet kwalijk kunnen nemen.
Men beweert dat in het Ministerie de verplaatsing der normaalschool van Brussel naar Antwerpen of Mechelen ter studie ligt.
De heer L. Delpire (Laken). Er wordt in de normaalschool van Brussel wel Nederlandsch geleerd, maar er wordt geen enkel vak in 't Nederlandsch onderwezen.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Wij zullen dus nogmaals een verzoekschrift aan den Minister sturen om hem te wijzen op de noodzakelijkheid om eene normaalschool voor regentessen in het Vlaamsche land op te richten. Wij kunnen er de vrees in uitdrukken dat er misschien op den duur in de Staatsnormaalscholen geen onderwijzeressen voor de Vlaamsche middelbare scholen meer zullen te vinden zijn.
De heer L. Delpire (Laken). Ik vraag dat men zich niet bepale bij een schrijven. 't Is beter met twee of drie bij den Minister te gaan.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Ik ondersteun het voorstel van den heer Delpire; er is reeds zoo dikwijls geschreven en toch komt er geene verandering. Wel is er in de middelbare scholen iets verbeterd, ook in de normaalscholen voor jongens, maar niets in die voor meisjes. In zitting van de Kamer der
| |
[pagina CXXXI]
[p. CXXXI] | |
Volksvertegenwoordigers van 17 Maart ll. wees Minister Schollaert op den vooruitgang in de studie van het Nederlandsch in de middelbare normaalscholen van Gent en Nijvel en hij voegde er bij: ‘Voor 't onderwijs der meisjes is het anders gelegen, zoowel in de officiëele als in de bijzondere scholen. De regeering bestudeert het middel om zulks te verhelpen.’
Er blijft nu ook over, den toestand te onderzoeken in de middelbare scholen van den 2en graad. Hier vinden wij soms wel een voldoende personeel, maar er wordt niets gedaan. Voor Brussel is dit o.a. het geval, zooals blijkt uit een open brief door het Nationaal Vlaamsch Verbond den 25 Maart ll. gericht tot de Regeering dezer stad.
De inlichtingen, die ons uit Brussel en voorsteden zijn toegekomen, zijn van de slechtste. In de voorbereidende afdeeling is het met het Nederlandsch zeer deerlijk gesteld; door den band wordt het Waalsche stelsel gevolgd. Hoe meer men kan snoeien op het getal uren Nederlandsch hoe liever; muziek en gymnastiek staan er op dezelfden voet als onze taal.
De heer L. Delpire (Laken). De toestand in de middelbare jongensscholen van Schaarbeek is beter dan men denkt: geschiedenis en aardrijkskunde worden er in de twee talen onderwezen. In de meisjesschool is het echter ellendig gesteld.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). In Brussel geeft men in enkele studiejaren 5 uren Vlaamsche les; in Sint-Gillis in alle klassen, 3 uren, terwijl men in de scholen van het Vlaamsche land 6 en meer uren per week aan het Fransch besteedt. Daar kunnen de leerlingen in de middelbare afdeeling Fransche leergangen volgen; hier kunnen zij geene Nederlandsche lessen voldoende begrijpen, en de leeraar kan maar voortwroeten.
Toch zijn de leerlingen dikwijls in meerderheid van Vlaamsche afkomst; zoo in de middelbare afdeeling der school B (Populierstraat):
| |
[pagina CXXXII]
[p. CXXXII] | |
Ingeschreven: 78 leerlingen. |
Vlamingen: 65 id. |
Andere: 13 id. |
Onder deze 13, zijn er 3 Franschen, 2, die ontslagen zijn met toestemming des leeraars; de rest volgt niet of volgt uit de verte. Voor die 8 Walen moet er vertaald worden; vertalingen worden, krachtens een oud reglement, den leeraar stelselmatig opgedrongen.
In de school Leuvenschen steenweg is de verhouding omtrent de helft van iedere soort. De toestand van den leeraar is daar nog moeilijker, daar hij te gelijker tijd les moet geven aan gevorderde en gansch onwetende leerlingen. De stad wil van geene verdubbeling, met benoeming van een tweeden leeraar, hooren. Liever den onzaligen kreeftengang.
Een bestuurder moet zelfs hebben voorgesteld, het Nederlandsch niet verplichtend te maken. Het getal uren aan Duitsch en Engelsch gewijd (nu reeds 5 per week) zou nog verhoogd worden.
De twee leeraars hebben vóor een paar jaren 4 uren vermeerdering van werk gekregen, zonder de minste verhooging van jaarwedde.
De school B zou moeten onder Vlaamsch regiem gebracht worden (zie getal Vlaamsche leerlingen).
Onderwijskrachten in de middelbare afdeeling:
School A. Bestuurder: Waal; regenten: 3 Walen, 2 Vlamingen, 1 Duitscher (kent wat Vlaamsch), 1 Engelschman.
School B. Bestuurder: Waal; regenten: 3 Walen en 1 Vlaming; Duitsch en Engelsch als in A. Muziekleeraar: Waal.
Met de prijsboeken is het al even erg gesteld: in de voorsteden is een Vlaamsch boek een soort van witte raaf. In sommige besteedt men 4 à 5000 fr. aan Fransche werken, 500 fr. aan Belgische en 100 fr. aan Vlaamsche. In Brussel werd er voor eenige jaren nu en dan een Vlaamsch boek gegeven, maar in de scholen A en B deelt men geen enkel Vlaamsch werk meer
| |
[pagina CXXXIII]
[p. CXXXIII] | |
uit; evenmin in de scholen Gatti en Dachsbeek. De heer Hoste heeft gezeid dat er eenige verbetering is gekomen: er is inderdaad spraak van verbetering, maar wachten wij eerst de voorvallen af.
De heer J. Hoste (Brussel) deelt mede dat voor de scholen van Brussel een onderzoek is ingesteld door een Vlaamsche commissie samengesteld uit katholieke, socialistische en liberale gemeenteraadsleden. Het verslag van deze commissie zal voor iedere school de onderwijzers opgeven, die in 't Vlaamsch kunnen onderwijzen.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Le Soir van gisteren heeft geschreven, dat de scholen van Brussel gaan geplaatst worden onder Waalsch regiem.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Van den heer Hoste heb ik vernomen dat de heer schepen Lepage voornemens is alle mogelijke verbeteringen in te voeren. Ik hoop dat de vrienden der voorsteden hetzelfde zullen trachten te verkrijgen.
De heer L. Delpire (Laken). Waar kwade wil bestaat, is er iets veel machtigers dan principes. Wij kunnen aan den Staat vragen slechts toelagen te verleenen op voorwaarde dat de wet uitgevoerd wordt.
De heer J. Winnens (Schaarbeek). Mij dunkt dat de Staat verplicht is toelagen te schenken.
De heer J. Vercoullie, secretaris. De voorwaarde om zich aan de wet te onderwerpen blijft toch bestaan.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Indien de Staat onder de drukking der gemeentebesturen van Brussel en voorsteden de scholen aldaar onder Waalsch regiem plaatst, dan moeten wij protesteeren.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Willen
| |
[pagina CXXXIV]
[p. CXXXIV] | |
wij de zaak voor onderzoek en protestatie overlaten aan het Algemeen Bestuur, alsook de vraag of van den Minister zal verzocht worden slechts de scholen te subsidiëeren waar de wet uitgevoerd wordt?
Aangenomen.
Wordt nog aangenomen het voorstel van den heer L. Delpire om eene deputatie bij den heer Minister van Openbaar Onderwijs te zenden.
De heer J. Vercoullie, secretaris. Het is wel verstaan dat wij, alle persoonlijke en plaatselijke belangen onaangeroerd latende, aan den Minister vragen om het normaal onderwijs voor meisjes zóó in te richten dat de taalwet van 1883 kan uitgevoerd worden.
Toetreding.
| |
V. - Herinrichting van den algemeenen wedstrijd voor 't middelbaar onderwijs.
De heer J. Vercoullie, secretaris. Voor eenige weken werd de algemeene wedstrijd voor 't middelbaar onderwijs gewijzigd en wel in zulken zin dat de invloed der taalwet van 1883 nagenoeg vernietigd wordt. Gezien de dringendheid der zaak heeft het Algemeen Bestuur gedacht zonder uitstel een verzoekschrift aan den Minister te moeten zenden.
Spreker geeft lezing van dit stuk (zie verder blz. CXXXIX).
De vergadering bekrachtigt dit schrijven.
De heer J. Sabbe (Brugge). Wat het Algemeen Bestuur heeft gevraagd, heeft zooveel te meer kans om te lukken daar vier prefekten van het Vlaamsche land ook reeds verzocht hebben den wedstrijd van Nederlandsch en Fransch verplichtend te maken en zij reeds een gunslig antwoord hebben bekomen.
De heer J. Vercoullie, secretaris. Men heeft hun alleen beloofd dat hun vraag zou onderzocht worden.
| |
[pagina CXXXV]
[p. CXXXV] | |
De heer P. Fredericq (Gent). Aangezien de Algemeene Vergadering heeft besloten afgevaardigden bij den Minister te zenden om hem te onderhouden over de middelbare normaalscholen voor meisjes, zou hem ook kunnen gesproken worden over de wedstrijden.
Instemming.
De heer H. Temmerman (Lier). Men zou aan den Minister ook kunnen vragen om voor te schrijven dat de wiskunde in 't Nederlandsch onderwezen worde. In de lagere scholen leert men bijna geen Fransch en als de leerlingen dan in de middelbare afdeeling komen, moeten zij in eens de wiskunde in die taal aanleeren. Dit heeft tot noodzakelijk gevolg dat zij ten achter blijven.
De heer M. Rooses (Antwerpen). Het punt door den heer Temmerman aangeraakt, is van grooter draagkracht dan men wel vermoedt. De taalwet van 1883 bestaat nu eens; wanneer wij thans gaan vragen om onze jongens de wiskunde in het Nederlandsch te laten aanleeren, dan werpen wij geheel den grondslag der wet omver. Zeker is de wet geen ideaal, maar wij moeten voorzichtig zijn en vooraleer te vragen dat men haar verandere of volledige eerst bekomen dat zij eerlijk en in haar geheel worde uitgevoerd.
De heer J. Sabbe (Brugge). De wet schrijft voor dat geschiedenis en aardrijkskunde in het Nederlandsch zullen onderwezen worden en toch mogen de leerlingen hunne lessen in die vakken in het Fransch opzeggen. Ook de heele administratieve gang onzer middelbare scholen wordt door den invloed sommiger bestuurders gansch verfranscht. Weekbulletijns, briefwisseling, enz., zelfs voor ouders, die men weet geen of zeer weinig Fransch te kennen, worden stillekens aan alle in deze taal opgemaakt, uitgenomen voor gekende Vlaamschgezinden, en sommige bestuurders maken werkelijk een dolle jacht op leeraars, die het anders willen doen. Men gaat zelfs de ouders
| |
[pagina CXXXVI]
[p. CXXXVI] | |
ophitsen en verbluffen, om van hen de vraag te bekomen, dat al die stuks in 't Fransch zouden wezen. Dat dient dan om vervalschte talenstatistieken op te maken ten voordeele van het Fransch, en de wet in de toekomst te ondermijnen. Ik zou daar veel voorbeelden kunnen van geven. Zoo ging het ook, tot verleden jaar toe, met de jaarlijks herhaalde vraag aan de kinderen, welke hunne moedertaal was. Onder dreiging, drukking en spotternij, verkreeg men van dezelfde kinderen dat jaar aan jaar al minder de Vlaamsche taal verklaarden te spreken. De Minister heeft daar een einde aan gesteld, met dit jaar de vraag naar de moedertaal af te schaffen. Ook voor de briefwisseling en de berichten aan ouders moet een maatregel getroffen worden.
De heer P. Fredericq (Gent). De wet van 1883 is de gewichtigste taalwet die wij bekomen hebben, omdat zij moest afgedwongen worden. Gaan wij nu verklaren dat die wet niet voldoende is, dan loopen wij gevaar eer te verliezen dan te winnen. Bepalen wij ons bij te vragen dat de wet eerlijk toegepast worde.
De heer H. Temmerman (Lier). Wij verlangen enkel de gelijkheid. Van in de laagste klassen wordt gedwongen Fransch geleerd, omdat de kinderen in de middelbare afdeeling de wiskunde in 't Fransch moeten volgen. 't Is hier geen zaak van hooger onderwijs, maar slechts van grondbeginselen van meetkunde, van eenvoudige reken- en stelkunde. Wij vragen overigens geen onmiddellijke verandering, maar willen doen verstaan, dat die eerlang zal gevraagd worden.
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Indien ik het goed voor heb, doet de heer Temmerman geen eigenlijk voorstel; maar wenscht hij enkel dat in het onderhoud met den Minister de zaak opgeworpen worde als er gelegenheid toe bestaat.
De heer M. Rooses (Antwerpen). De quaestie is niet rijp.
| |
[pagina CXXXVII]
[p. CXXXVII] | |
Zijn wij het niet eens over de wet van 1883, dan is dit geen zaak om in eene eenvoudige redekaveling met den Minister af te doen; zij moet rijp overwogen worden. Wij moeten eerst verkrijgen dat de wet eerlijk en volledig uitgevoerd worde. De Vlaamsche hoogeschool is heel wat anders. Wij vragen dat voor de Vlamingen, die zulks verlangen, de gelegenheid open gesteld worde om Vlaamsche universitaire leergangen te kunnen volgen; Fransche universiteiten worden er dan buiten Gent nog genoeg gevonden. De redenen, die ons een tweetalig middelbaar onderwijs deden aannemen, bestaan niet voor het hooger onderwijs.
Wij willen dat ons volk ook in zijne taal de hoogste ontwikkeling van zijnen geest kunne bewerken.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Ik geloof dat de heer Temmerman niet zoo zeer aan de wet van 1883 raakt en er een misverstand bestaat. De heer Temmerman heeft gesproken over de voorbereid ende afdeeling. Indien de wiskunde daar in 't Fransch aangeleerd wordt, dan is dit een verkrachting van de wet.
De heer H. Temmerman (Lier). Mijn meening is, nu dat wij de gelijkheid in de Wetgevende Kamers bekomen hebben, ook. de gelijkheid voor onze kinderen te vragen. Die zaak moet door het Willems-Fonds zoodra mogelijk onderzocht worden.
De heer J. Sabbe (Brugge). Niets belet ons aan den Minister te spreken in den zin door den heer T'sjoen aangeduid.
De heer Paul Fredericq (Gent). Dat is toepassing der wet.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Indien we 't zelfde voor de middelbare afdeeling vroegen, ware dat geheel iets anders: dat zou ons misschien verder brengen dan wij denken.
Het incident wordt gesloten.
| |
[pagina CXXXVIII]
[p. CXXXVIII] | |
De heer A.C. Van der Cruyssen, d.d. voorzitter. Wij mogen tevreden zijn over hetgeen hier heden werd verricht; wij hebben goed en deugdelijk, werk volbracht. Ik wensch er u allen geluk over en verklaar de zitting gesloten.
De vergadering gaat te 2 uren uiteen.
|
|