Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3

[p. CXXXIX]

Algemeen bestuur.

Aan den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs werd het volgende verzoekschrift gezonden.

Gent, den 11 Juni 1898.

Hooggeachte Heer Minister,

Het Staatsblad van 28 Mei j.l. kondigt het Koninklijk Besluit af, dat den algemeenen wedstrijd tusschen athenaea en colleges herinricht.

Met het oog op de Vlaamsche gestichten heeft het aan 't Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds geschenen dat bij deze herinrichting het Nederlandsch zijn rechtmatig aandeel niet heeft gekregen en dat er met de uitvoering der taalwet van 15 Juni 1883 geen voldoende rekening gehouden is.

Immers, terwijl de bijzondere prijskamp in het Nederlandsch afgeschaft is, werd aan onze taal geen vaste plaats tusschen de vakken van den algemeenen prijskamp toegekend. Alleen voor de eerste klasse der oude en ook der nieuwere humaniora komt ze in aanmerking; maar voor de andere drie klassen der beide afdeelingen hangt het van het lot af of ze van den prijskamp zal deel uitmaken, terwijl er wel voor gezorgd is dat in deze zelfde klassen noch het Fransch, noch het Latijn, noch zelfs het Grieksch kunnen uitgesloten worden.

Daarenboven, behalve in de oude humaniora staat ze niet op denzelfden rang als het Fransch, maar als de vreemde talen, het Duitsch en het Engelsch, en aan de leerlingen wordt voor hun Nederlandsch werk slechts de helft, in sommige omstandigheden zelfs slechts het derde van den tijd gegund, die hun voor hun Fransch werk toegestaan wordt.

Behalve voor de 1^e klasse der handelsafdeeling is het Engelsch volkomen uit den kampstrijd gesloten; evenzoo het

[p. CXL]

Duitsch voor al de klassen der oude en de vierde klasse der nieuwere humanoria; daarbij komt dat deze taal voor de tweede en derde klasse, alsook de natuurlijke wetenschappen, de geschiedenis en de aardrijkskunde voor alle klassen slechts door het toeval van het lot kunnen aangeduid worden.

Men mag dus zeggen dat al de vakken, waarop de taalwet van 15 Juni 1883 toepasselijk is, of wel uit den prijskamp gesloten zijn of aan de willekeur van het lot overgelaten, terwijl aan de leerlingen, ook van de gestichten die onder het beheer dezer wet staan, vrijheid gelaten wordt om hunne antwoorden niet in het Nederlandsch te stellen.

Ons eerbiedig verzoek strekt dus, Hooggeachte Heer Minister, om door Uw machtige tusschenkomst te verkrijgen:

1^o dat het Nederlandsch voor de Vlamingen op denzelfden voet gesteld wordt als het Fransch;

2^o dat de vakken die binnen de palen der taalwet van 15 Juni 1883 vallen, op zulke wijze in den prijskamp opgenomen worden, dat deze prijskamp bedoelde wet niet langer ontduikt; - en indien dit nu niet kan:

3^o dat men voorloopig terugkome tot de voorgaande inrichting, die beter onze rechten en belangen waarborgt.

Aanvaard, Mijnheer de Minister, de uitdrukking onzer eerbiedige gevoelens.

Namens het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds:

G.D. Minnaert, Voorzitter,

J. Vercoullie, Secretaris-Schatmeester.

Verschenen en aan de inschrijvers gezonden: De Kapelaan van Bardelo door Emile Seipgens, met het Levensbericht van den Schrijver door Prof. Dr. Jan ten Brink (uitgave n^r 145). Handelsprijs: 1 fr.