Kerk overgegaan - hield Professor Julius Mac Leod de volgende lijkrede:
Enkele maanden geleden was het feest in Vlaandere[nland]: te Eecloo verrees het standbeeld van Ledeganck; door vorstelijke personen en hooggeplaatste staatslieden werd de dichter herdacht; de schoolkinderen bezongen zijn roem; de bazuinen klonken en het volk juichte toe.
Thans is het een dag van rouw: de dochter van Ledeganck is ten grave gedaald. In Clara Ledeganck leefde het gemoed van den grooten dichter voort. Zijn warm hart, waaruit zooveel liefde voor het goede is gevloeid; zijne kunstrijke ziel, die zoo gevoelig was voor het schoone, waren het erfdeel van zijne dochter. Bij dit erfdeel heeft de dochter de fijnheid en de bekoorlijkheid van de vrouw gevoegd.
Rondom dit graf staan kinderen, verwanten en vrienden geschaard; zij weenen.
Ook door anderen wordt bitter geweend. Nooit heeft de dierbare afgestorvene een ongelukkige te vergeefs bij haar laten aankloppen. Menig leed werd door hare goedheid genezen; menige ellende werd door hare mildheid verzacht. 't Was in stilte, schier in 't geheim, dat zij hare weldaden verstrekte. Zij, die haar in dagen van rampspoed hebben ontmoet, weenen thans.
Verder nog, over het gansche Vlaamsche land strekt de rouw zich uit, want Clara Ledeganck heeft ook geleefd voor Vlaanderen èn voor zijne kunst.
Door haar huwelijk met doktor Eugeen Cogen deed Ledeganck's dochter hare intrede in eene familie waar kunst en wetenschap tronen, waar de vaderlandsche overleveringen in eere staan. In de familie De Hoon, waartoe hare moeder behoorde, in de woning van haren oom Prof. Heremans, spreekt alles van Vlaanderens roem, van Vlaamsche Kunst. De heldere geest, het fijne schoonheidsgevoel van Mevrouw Cogen kwamen in die omgeving tot hunne volle ontwikkeling, en brachten