bach het voorbeeld zijner moderniteit gevonden. Het is stellig Andersen, die Baumbach op het denkbeeld bracht om in enkele zijner sprookjes een diepere gedachte te leggen dan dit in de volkssprookjes het geval is. Andersen leerde hem weer aan ieder handelend wezen, zelfs aan onbezielde voorwerpen, een eigenaardig, typisch karakter te verleenen, waarbij het den schrijver mogelijk was groote opmerkingsgaven en rijke verbeeldingskracht te laten blijken. In Baumbach's sprookje Het water van de jeugd ligt een diep menschelijke gedachte net als in Andersen's Nachtegaal of in zijn Kleine Meermin. Baumbach's Bevrijde Zielen. Wisselkind, Stomme Koningsdochter e.a. zijn even guitig, schertsend of hekelend als Andersen's Nieuwe kleederen van den Groot-Hertog, De Prinses en de Erwt e.a. En beide schrijvers nemen als grondslag voor hunne zinnebeeldige kritiek het menschelijke doen en laten. Dat mocht Dr Pée niet
ontgaan zijn.
Die kleine aanmerkingen gemaakt zijnde, hebben wij over het boek niets dan goed te zeggen.
De sprookjes die de vertaler ons voorlegt, zijn met smaak en beleid gekozen. Niet alleen de mooiste wilde Dr Pée ons leeren kennen, maar ook de typischte. Wij treffen inderdaad verschillende sprookjessoorten aan bij Baumbach. Er zijn er, die nog heel dicht bij het volkssprookje staan, als b.v. De Steen Alectorius, een verhaaltje dat zeer veel gelijkenis vertoont met de geschiedenis van Genoveva van Brabant. Andere staan meer onder Andersen's invloed. Uit die twee groepen deed Dr Pée een goede keus.
Wij kennen onder de Vlaamsche uitgaven der laatste jaren weinig boeken, die, wat den inhoud betreft, zoo geschikt zijn als jongelingen- en kinderlectuur. Baumbach vertelt in een van zijne sprookjes De Duivels op de Hemelweide, dat een der grootste genoegens der engelen hierin bestaat dat ze op school niet leeren lezen in het Kruisken a.b.c., maar wel in mooie sprookjesboeken. Willen onze leeraars ook die vreugde aan hun jongens verschaffen, dat ze hun dan maar stoutweg de Moderne sprookjes in handen geven.
Wat ons het aangenaamst trof in dit boek is de mooie taal. Niet alleen de frischheid en de rijke beeldenkeus van den oorspronkelijken tekst bekoort den lezer maar ook het mooie