Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2
(1897)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 41]
| |
Uit Noord-Nederland.De verkiezingen, die zoovele gemoederen in beweging brachten, hebben plaats gehad. Er zijn wat woorden gedrukt en wat woorden gesproken om de stemgerechtigden wakker te schudden en wakker te houden; er zijn wat candidaten gesteld, die uit den aard der zaak behooren tot een maatschappelijke klasse tot nog toe niet verkoren om de zetels op het Haagsche binnenhof in te nemen. De uitbreiding van het kiezerscorps bad in Friesland de candidaat-stelling ten gevolge van een bakkersknecht en een brievenbesteller; te Middelburg koos de arbeiderspartij een sigarenmaker uit Utrecht om hun belangen in de tweede Kamer te bepleiten. Er heerschte natuurlijk veel verdeeldheid. De eendracht tusschen de beide partijen, die elkander gewoonlijk het felst bestoken, is een gevolg van het redenaarstalent en de handigheid van den priester van RijsenburgGa naar voetnoot(1). Toch is die vereeniging al zeer zonderling, als men bedenkt dat de roomschen tegen en de anti-revolutionairen vóor persoonlijke dienstplicht zijn. De tegenwoordige hoofdredacteur van den anti-revolutionairen Nederlander vindt dat samengaan volstrekt niet erg. Hij zegt, dat men zich aan preutschheid schuldig maakt, wanneer men het eene partij tot schande rekent, als zij met eene andere een afspraak maakt om een derde, wier zegepraal zij beide als het ergste vreezen, | |
[pagina 42]
| |
samen te bestrijden. De beide fracties der liberale partij worden door hem twee afzonderlijke partijen genoemd en een bondgenootschap tusschen die twee komt volgens hem de liberalen wel toe. Fusie van beginselen keurt hij af, maar zulk een bondgenootschap beschouwt hij als een geoorloofde coalitie. De kiesvereeniging Burgerplicht, die bij de Liberale Unie aangesloten is, heeft den heer Van Gijn, aftredend lid, laten vallen. Op de vraag of de heer Van Gijn de programma's der L.U. onderschreef, antwoordde deze dat de meeste punten in die programma's behandeld, zijn instemming hadden en sommige zelfs zijn bijzondere sympathie. Het programma vond hij wat eng begrensd en daarom verlangde hij als vrij man afgevaardigd te worden, om op het gegeven oogenblik te handelen, zooals zijn verstand en geweten hem dat zullen voorschrijven, vrij om den weg te kiezen, die naar zijn overtuiging het best en het spoedigst tot het gewichtige doel leidt, vrij eindelijk, om zich tevreden te stellen met het mindere, wanneer hij, besefte, dat aan het meerdere vasthoudende, niets zou verkregen worden. Het bestuur der kiesvereeniging zond den brief aan het bestuur der Liberale Unie. Daarop kwam als antwoord dat ernstige wil, ijver en bezieling niet gebleken waren uit de mededeelingen van den heer Van Gijn en dat ten slotte de verklaring niet stemde met de bedoeling en strekking van de besluiten der L.U. van 14 November j.l. Naast de verontwaardiging van aristocratische zijde over de kiesrechtuitbreiding gaf deze veel aanleiding tot vermakelijke verwarringen. Een nieuwe kiezer ‘mos z'n hand komme taikene vanwege de dingsighede van dat roamsche gloaf’ en een ander kwam ergens op de gemeente-secretarie, omdat hij Historisch | |
[pagina 43]
| |
kiezer was; waarop hij als loonkiezer werd ingeschreven. De avond van den 15den Juli bracht voor de liberalen niets dan teleurstellingen, die den volgenden dag nog aangroeiden, naarmate de uitslag der stemmingen bekend werden. Zelfs in plaatsen waar altijd liberale candidaten gekozen waren, stond de tegenpartij zoo schoon, dat er in 50 districten herstemmingen moesten plaats hebben, waaronder Amsterdam met zijn negen en Rotterdam met zijn vijf dictricten. Men verkeerde in groote spanning, doch de herstemmingen hebben bewezen dat Dr Schaepman en zijn trawanten, niettegenstaande hun onvermoeide werkzaamheid niet konden verhoeden, dat Noord-Nederland het bewijs leverde een anti-clericaal land te zijn. Thans bestaat de Kamer uit 47 liberalen, 3 radicalen, 4 socialisten, 1 christelijk-historische, 1 lid van de Volkspartij, 22 anti-revolutionairen en 22 roomschkatholieken. Voor den eenigen Christelijk-Historische moest de liberaal De Mees te Rotterdam plaats maken; de triumf der Socialisten kwam uit Friesland en Groningen.
***
De Nederlandsche Opera krijgt voor het volgende seizoen concurrentie. Te Amsterstam is een sociëtair Noord- en Zuidnederlandsch opera-gezelschap opgericht, waarvan de maatschap is aangegaan voor den tijd van vijf jaar en dat zich voorneemt in Noord- en Zuid-Nederland opera-voorstellingen te geven in de Nederlandsche taal. De heer de Groot, de directeur van de eerste Nederlandsche opera zal optreden als directeurregisseur, Gottfried Mann als orkest-directeur en solorepetiteur en de heer Dirckx als administrateur. Onder de toegetreden leden behoort ook mevrouw C. Dirckxvan der Weghe en mejuffrouw Celine Cnops van Gent. | |
[pagina 44]
| |
Het bestuur der Amsterdamsche Toonkunstenaars-Vereeniging zegt in haar orgaan, dat ze zich verplicht acht er dringend de aandacht op te vestigen, dat Nederland geen voldoend terrein aanbiedt voor het bestaan van twee Nederlandsche opera-gezelschappen. Al bevat deze uitspraak waarheid, dan blijft het toch noch gewaagd de volgende meening te publiceeren: ‘De oprichting van het nieuwe Opera-gezelschap zou slechts de bestaande Nederlandsche Opera, onder directie van C. van der Linden, in gevaar brengen, zonder dat de nieuwe vereeniging daardoor eenige kans op levensvatbaarheid zou verwerven.’ En de toonkunstenaars motiveeren hun uitspraak met de woorden: ‘Immers tot heden is uit niets gebleken, dat de nieuw op te richten onderneming in artistiek, moreel en financiëel opzicht vertrouwen verdient, terwijl de heer De Groot op het desbetreffend verzoek om inlichtingen van ons bestuur gezegd heeft niet te kunnen antwoorden.’ Ten slotte deelt men nog mede, dat om die reden niemand, hetzij lid of niet der Toonkunstenaars-Vereeniging, zal kunnen rekenen op rechtskundigen bijstand der vereeniging, noch op eenigen financiëelen steun, indien hij schade lijdt door een eventueel niet voldoen door de directie der nieuwe opera-vereeniging aan hare verplichtingen. De heeren de Groot, Gottfried Mann en een paar leden der vereeniging komen op tegen dat artikel. Een sociëtaire Noord- en Zuidnederlandsche opera-vereeniging heeft, zeggen zij, levensvatbaarheid en zal aan billijke eischen in artistiek, moreel en financiëel opzicht weten te voldoen, als zij streeft naar populariteit in den goeden zin. Een plan van samenwerking met den directeur der bestaande opera C. van der Linden had schipbreuk geleden. | |
[pagina 45]
| |
Het geven van opera-concerten was ook geen monopolie der Nederlandsche opera. Maurice Hageman te Amsterdam had een Amsterdamsch opera-concert-gezelschap samengesteld, dat goed moet zijn en gaarne gehoord wordt, niettegenstaande zijn vele uitvoeringen.
***
Het bericht van sommige bladen omtrent de verbintenis tusschen Desiree Pauwels en de Fransche opera in den Haag werd eenigen tijd geleden tegengesproken. Geheel verkeerd is de meening dat de heer Pauwels een proces gewonnen heeft tegen den directeur der Nederlandsche opera; Desiree Pauwels procedeerde tegen de heeren baron Sloet van Hagensdorp, Mr Van Loghem, Boissevain en Van Mandere, ex-Raad van beheer der Nederlandsche opera. De laatst overgebleven orkestleden van den Kon. Franschen Schouwburg te 's Gravenhage hebben zich, en niet voor de eerste maal, tot den gemeenteraad gewend met een verzoek om hen te steunen, daar zij, nu de banden tusschen gemeente en orkest zijn verbroken, in treurige omstandigheden zijn geraakt.
***
De Jonge Gids is verschenen in handig formaat en een omslag mooi door een voudigheid, waarvan de uitgever, de heer J.A. Fortuyn eer heeft. Met een kernachtig woord tot inleiding maakt het jonge tijdschrift zijn entrée in de wereld. Een paar aanhalingen: ‘Er bestaat geen reden waarom een auteur dingen die hem schoon, nuttig of prijzenswaard voorkomen, ongezegd moet laten terwille dier schijnbaar onwrikbre koppeling van intressen.’ ‘Stukken van medewerkers zullen niet dan om zéer dringende redenen geweigerd worden, opdat niet de smaak van een enkeling geleidelijke ontwikkeling van | |
[pagina 46]
| |
talentvollen tegenhoude. De gepubliceerde vorm zij aansporing, waarschuwing of dood voor den auteur.’ Wanneer de redactie woord houdt, dan heeft zij zeker recht op de dankbaarheid van hen, wier talent ‘ter wille der schijnbaar onwrikbre koppeling van intressen’ zooal niet ten gronde gaat, dan toch niet zijn hoogtepunt bereikt. De eerste aflevering, waarin veel lezenswaard voorkomt, dat, gelijk in de inleiding wordt gezegd van het geheele tijdschrift, zeker niet deugt voor leesgezelschappen, is samengesteld door onderscheiden schrijvers. Uit die aflevering blijkt, dat de heer Heijermans gelijk meer, geen hoogen dunk gekregen heeft van het talent en de levenservaring van Anna de Savornin Lohman, doch in tegenstelling met velen, die het enkel hardop zeggen, zijn meening laat drukken. Na een gedeelte van haar boek Levensernst te hebben gelezen komt hij tot deze conclusie: Het is wel curieus een schrijfster op deze wijze te leeren kennen als stumperig mengsel van sentimentaliteit en goedige - in den grond perverse - oppervlakkigheid. Is het overgeschrevene niet een zonderlinge illustratie op zeker gemoeds- en denkleven, een volmaakt silhouet van een veilig gezeten juffrouw, die haar eigen malle hebbedingetjes voor ernst, let wel levensernst opneemt.’ Op de vergaderingen van moderne theologen te Amsterdam werd ook druk gesproken over haar geniepige aan-de-kaak-stelling van Dr Kuyper (in haar boek Vragensmoede) na de breuk tusschen deze en de familie Lohman, iets, wat buiten het onedele van de daad, om het bespottelijke van de inbeelding dat men met dergelijke mededeelingen een man als Dr Kuyper kan afmaken, in een boek van verdichting niet op zijn plaats is. Het litterair gehalte van het werk, waarop enkelen een welwillende critiek leverden, wordt door verscheidenen niet bijzonder geprezen. | |
[pagina 47]
| |
De eerste Juni-week bracht de Aarde en haar Volken ons de geschiedenis van Wildervank, dat op den 16en en 17en van deze maand het feest van haar tweehonderdvijftig-jarig bestaan zal herdenken, terwijl het eenige woorden wijdt aan de nagedachtenis van haar stichter Adriaan Geerts Wildervanck, die in 1647 een overeenkomst sloot met het kerspel Zuidbroek dat hem een gedeelte zijner veengronden in bruikleen afstond. Door de zorgen der vereeniging tot beoefening van Overijselsch recht en geschiedenis is een gedeelte gepubliceerd van een door den archivaris van Deventer bijeengebrachte verzameling Bescheiden betreffende de Hervorming in Overijsel. Het gedrukte gedeelte geeft een beschrijving van de stad Deventer: bestuurs- en andere inrichtingen. De oude boekerij der Sint-Walburgskerk te Zutphen, die door vocht en vuil in een zoodanigen toestand verkeerde, dat wij van de Engelschen in Pictures from Holland daarover nogal wat moesten hooren, is geheel schoongemaakt. De bibliotheek werd omstreeks 1563 aangelegd en wel door aankoop van werken over de Heilige schrift, de beide rechten, christelijke historie, etc., en door overbrenging van boeken uit enkele kloosters tijdens de reformatie. De 328 boeken zijn voor het meerendeel zware folianten uit de 15e en 16e eeuw, die bijna alle naar de gewoonte der middeleeuwen door ijzeren kettinkjes zijn vastgelegd aan de eikenhouten lezenaars, waarop zij rusten. Waarschijnlijk zullen de belangrijkste werken in vitrines voor het publiek tentoongesteld worden en zal er een catalogus verschijnen, die zeker even belangrijke nummers zal bevatten als de door P.N. Van Doorninck bijeengebrachte inventaris van het oud archief van het kasteel Middachten, een merkwaardige verzameling van 114 nummers die over 8 eeuwen loopt. | |
[pagina 48]
| |
Het Rijk neemt een afgietsel van het beroemde Muntpoortje te Dordrecht, dat door zijn eigenaar, het bestuur der muziekschool, gerestaureerd wordt. Bij het blootmaken van het fronton heeft men letters ontdekt, die mogelijk kunnen leiden tot ontdekking van den naam van den bouwmeester, die vermoedelijk Jan Colijn is.
***
De tentoonstellingen bepalen zich voor het oogenblik meerendeels tot nijverheidstentoonstellingen; Arnhem en Dordrecht hebben de hare reeds geopend. Op gebied van schilderkunst is er weinig of niets. Te Utrecht sloot Voor de Kunst een tentoonstelling van Belgische meesters. De romantieker Henri de Groux had er onder zijn vele inzendingen een paar pastels: Onweer en de Dood van Siegfried, wild gedachte stukken; een karaktervollen kop van Napoleon; Une séance de l'académie; Pegasus bij den vilder en eenige lithographieën zonder titel. Uytterschout stelde zich voor door een dertiental keurige aquarellen. Vooral verdient vermelding Brouillard du Soir en Carrefour de Venise van Degouve de Nuncques en Pommes au Verger van Emile Claus, op den eersten aanblik eenigszins zonderling, doch zeer mooi. Een paar lieve landschappen waren van A.I. Heijmans en Anna Boch, die ook twee studies toonde; Alfred Delannoy had buiten zijn Béguinage, stil, stemmig en devoot, nog drie nummers. Ook het werk van Georges Lemmen en F. Melchers verdient meer dan een bloote vermelding, evenals de keurige werken van edelsmeedkunst door Leopold van Strijdonck en de twee heerlijke voorbeelden van druk- en bindwerk onder de inzending van Léon Claessen te Brussel. 27 Juni 1897 Veritas. |
|