Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 2
(1897)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 49]
| |
Wetenschappelijke mengelingen.Het onderzoek van de poolstreken in de laatste jaren en in 1897.Onderzoekingstochten naar de poolstreken zijn volstrekt niet van jonge dagteekening. De Noormannen hebben reeds in de middeleeuwen herhaaldelijk reizen gedaan naar IJsland en Groenland en reeds vóór hen schijnt het Noorden bezocht geworden te zijn. Het eigenlijk poolonderzoek is echter eerst in den loop der 16e eeuw aangevangen. Korten tijd na de ontdekking van Noord-Amerika en van den zeeweg naar Indië en China langs de Kaap de Goede Hoop, begon men een andere verbinding met de pas ontdekte landen te zoeken langs de noordelijke IJszee, zoowel ten noorden van Europa en Azië als van Amerika. Cabot deed de eerste bekende poging van dien aard. De tocht van Barends en Heemskerk in 1596-1597 had hetzelfde doel; die tocht liep echter uit op de ontdekking van het Bereneiland en van Spitsbergen, en op de overwintering op Nova-Zembla, die door Tollens zoo meesterlijk bezongen is. - Eerst in 1850-54 werd de noordwestelijke doorvaart door Mac Clure gevonden en slechts in 1878-79 de noordoostelijke doorvaart door den beroemden Nordenskjöld - Deze beide wegen zijn echter voor de geregelde zeevaart van geen belang, ten gevolge van de groote moeilijkheden, die zich allerwegen voordoen. Maar al die reizen, die men sinds Cabot, Barends en Heemskerk tot op onze dagen naar de poolstreken ondernomen heeft, hebben | |
[pagina 50]
| |
niettemin veel nut afgeworpen. Men is bekend geworden met een aantal feiten, die zoo wel een wetenschappelijk als een practisch belang opleveren, n.l. inlichtingen over land en zee, het klimaat, de zeestroomen en de heerschende winden, de planten-, dieren- en delfstoffen wereld, over sommige natuurkundige verschijnselen, zooals het noorderlicht, enz. - Daarenboven is daardoor ook de baan geopend en aangewezen geworden voor de jacht op walvisschen en zeerobben, voor het verzamelen van de fossiel ivoor, enz. Zelfs werden daar koloniën gesticht. - Zoo ontstond in 1619 b.v. op Spitsbergen een kleine Nederlandsche kolonie, die Smeerenburg werd genoemd en waar de walvischvaarders traan kookten. Later is die kolonie vervallen omdat de walvisschen uit de nabijheid nagenoeg verdwenen waren, maar lang nog bleef de walvischvangst zelf een winstgevende onderneming; de Nederlanders brachten daarenboven het traan koken van Spitsbergen naar de Zaanstreek (bij Amsterdam) over, alwaar zij ruim een honderdtal jaren een bron van leven en welvaart was. De reis van Willem Barends is dus geene vruchtelooze reis geweest. De belangstelling, die steeds de verschillende pooltochten opgewekt hebben, is nog immer even groot, al weet men nu ook zeer goed dat in de meeste gevallen een rechtstreeksch practisch voordeel daaraan niet verbonden is. - Het zou ons natuurlijk te ver leiden, indien wij zelfs alleen de groote reizen naar de poolstreken wilden behandelen, maar nu weldra een Belgische onderzoekingstocht onder de leiding van luitenant de Gerlache naar de Zuidpoolstreken zal ondernomen worden, zal het wel niet ongepast zijn hier een en ander mede te deelen over de reizen naar de poolstreken gedurende de laatste jaren en over de ontworpen reizen voor dit jaar en de eerstvolgendeGa naar voetnoot(1): Geen tocht heeft in den jongsten tijd zooveel opgang | |
[pagina 51]
| |
gemaakt en ook op wetenschappelijk gebied zooveel nut opgeleverd als die van den Noorweger Nansen, die zich daardoor een buitengewonen roem heeft verworven. - Hij was op 21 Juli 1893 vertrokken met het schip ‘Fram’, dat met het oog op een overwintering in het ijs gebouwd was geworden. - Hij stevende langs de kust van Noord Europa en Noord-Azië tot aan Liakovof Nieuw-Siberische eilanden, van waar hij hoopte al drijvende de noordpool te bereiken of toch zeer nabij te komen: uit vroeger gedane waarnemingen meende men immers te mogen afleiden, dat langs die eilanden een zeestroom bestond, die naar de noordpool voerde. - Na anderhalfjaar moest Nansen echter die drijfvaart opgeven, omdat het schip zich meer en meer van het gewenschte doel verwijderde. Hij liet nu het schip met de heele bemanning achter (14 Maart 1895) en nam slechts zijn luitenant Johansen met zich mede: zij trachtten met sleden den Noordpool te bereiken; daarin gelukten zij echter niet, maar kwamen tot 861o4' noorderbreedte, dus tot op kleinen afstand van hun doel. Zij overwinterden (26 Augustus 1895-19 Mei 1896) met hen beide op het Frans-Jozefland, d.w.z. op een nog weinig bekende eilandengroep, die in 1872-73 door de Oostenrijksche Noordpoolexpeditie onder Payer en Weyprecht werd ontdekt. Op hunne terugreis hadden Nansen en Johansen het geluk de Jackson-Harmsworth-expeditie aan te treffen, die zich van 1894 tot 1896 met het onderzoek van het Frans-Jozefsland gelast heeft. - Op 13 Augustus 1896 kwamen allen behouden in Europa terug. - Nansen's schip, de Fram, had ook nog eens overwinterd en kwam een achttal dagen later terug. De talrijke en zeer ernstige waarnemingen van Nansen en Johansen over de diepte der IJszee, hare temperatuur, haar zoutgehalte en hare stroomen, over allerlei meteorologische feiten, enz. zijn voor de wetenschap van het hoogste belang. | |
[pagina 52]
| |
Terwijl de Jackson-Harmsworth-expeditie Frans-Jozefsland onderzocht, werd Spitsbergen in den zomer 1895 aangedaan door het Engelsche schooleskader, dat daar een aantal metingen deed in de Recherchebaai. In 1896 had een Zweedsche tocht plaats naar Spitsbergen onder de leiding van den geoloog De Geer, die studiën gedaan heeft over de fjorden en gletschers van deze eilandengroep. Een Engelsche expeditie onder Sir Martin Conway bezocht eveneens Spitsbergen en doorkruiste o.a. het hoofdeiland van het westen naar het oosten, iets wat vóór hem niet was gedaan. Groenland wordt sinds jaren door de Noord-Amerikanen ernstig onderzocht. Peary tracht ieder jaar een weinig verder door te dringen, en hoopt weldra zonder al te groot gavaar den tocht naar de noordpool te kunnen ondernemen. - Bij zijne laatste reis (1896) langs de west- en noordkusten van Groenland, waren ook eenige geleerden van de Cornellhoogeschool medegegaan, die in de nabijheid van Upernavik (op 74o Noorderbreedte) werden aan land gezet en op 7 September, na een verblijf van eene maand, door Peary bij zijne terugreis werden afgehaald. Studiën over de gletschers was hierbij het hoofddoel geweest, terwijl Peary noorderlijker gelegen gedeelten opgenomen had. Ziedaar voor de laatste verloopen jaren. Voor dit jaar zijn reeds een aantal tochten ontworpen. Vooreerst zal de Jackson-Harmsworths-expeditie zich evenals de vorige jaren onledig houden met het onderzoeken van het Frans-Jozefsland. Peary zal van zijnen kant naar Groenland terugkeeren; hij wil aan de noordkust van Groenland, van den Sherard-Osborne-Fjord het uitgangspunt voor zijnen eindelijken tocht naar de noordpool maken. Vandaar | |
[pagina 53]
| |
uit, waar zijn hoofdprovianddepôt zal zijn, zullen verdere kleinere bewaarplaatsen van levensmiddelen ingericht worden en wanneer dit alles in orde zal zijn, hoopt Peary ter plaatse te overwinteren om dan zeer vroeg in het voorjaar te kunnen opbreken en door middel van sleden de noordpool te bereiken. Wanneer men integendeel rechtstreeks uit Noord-Amerika of Europa wil vertrekken, dan is het gewoonlijk reeds laat op het jaar eer de zee in de poolstreken vrij komt en bevaarbaar is, terwijl de vroeg invallende winter tot een spoedig terugkeeren dwingt. - Waarschijnlijk zal Peary dit jaar op zijn tocht niet eene, maar verscheidene zelfstandige groepen geleerden in Groenland op verschillende plaatsen aan wal zetten om er wetenschappelijke onderzoekingen te doen, tot aan de terugkomst van Peary's schip en men stelt voor dat iedere groep uit zes wetenschappelijke personen zou bestaan, die zich zouden bezig houden met de studie van de gletschers, van de rotsen en de aardlagen, van dieren en van planten, van het weder en van de bewoners. - Hunne onderzoekingen zouden op zulke wijze moeten ingericht worden, dat zij desnoods door anderen zouden kunnen voortgezet worden. Die onderzoekingen zelf gaan niet met buitengewone bezwaren gepaard; immers de toestand aan Groenlands westkunst is zoo, dat men haar ieder jaar goed bereiken kan. De Zweedsche ingenieur Andrée met zijne gezellen Dr Ekholm en Strindberg wil de noordpool per luchtbal bereiken. - Verleden jaar reeds hebben zij zich naar het eiland Spitsbergen begeven, en een soort van lokaal ingericht voor het vullen van den luchtbal en alles was tot de reis gereed gemaakt, maar de gehoopte gunstige windstroomingen uit het zuiden bleven uit, zoodat de reis voor 1896 moest opgegeven worden. De luchtbal is nu nog vergroot en verbeterd geworden en de reis zal dit jaar nu ondernomen worden indien het weder het toelaat. De dagbladen hebben reeds gemeld dat de vulling | |
[pagina 54]
| |
van den luchtbal dit jaar goed is afgeloopen, zoodat men zich weldra aan het bericht van het afreizen van Andrée mag verwachten. - Wat de kansen van slagen van een dergelijke onderneming betreft en het mogelijk, wetenschappelijk nut, dat een dergelijke reis kan afwerpen, daarover is men het niet eens, maar dat schijnt Andrée niet te zullen terughouden. Dr Nathorst zal een andere Zweedsche expeditie aanvoeren, die eerst naar Spitsbergen zal vertrekken en vandaar uit, als de toestand van het ijs het toelaat, het door Noorweegsche visschers ontdekte Koning-Karelsland, Nijland en andere weinig bekende eilanden tusschen Spitsbergen en Frans-Jozefsland zal onderzoeken.
Tot hiertoe spraken wij alleen van de noordpoolstreken, wij willen ons thans ook met de zuidpoolstreken bezig houden. Dit zeer uitgestrekte gebied is veel minder bezocht geworden dan de noordpoolstreken en in de laatste jaren zijn groote onderzoekingstochten naar de zuidpool niet ondernomen geworden; die streken zijn echter niet heel en al onbezocht gebleven; in 1893 heeft de ‘Jason’ onder bevel van Larsen en in 1894 de ‘Antarctis’ onder bevel van Kristensen in dit grootendeels onbekend gebied verbleven en de inlichtingen, die zij over den toestand van het ijs, zijn duur, zijn smelten enz. medegedeeld hebben, waren zeer gunstig. In September 1896 zijn twee Engelsche houten schepen, onder de wetenschappelijke leiding van een Noorweger Borchgrevink naar de zuidpoolstreken vertrokken. Hierbij zal echter de practische kant van deze reis niet over het hoofd worden gezien: de ‘British Antartic-Company’ - wie zou ooit meenen dat reeds een handelsvennootschap voor zulke verafgelegen streken bestond! - denkt de guanolagen aan de kaap Adare op Zuid-Victorialand uit te buiten en daarnaast zich ook op | |
[pagina 55]
| |
walvisch- en robbenvangst toe te leggen. Volgens de beraming, zouden de guanolagen niet minder dan 1,000,000 ton bedragen, dus een reusachtige waarde vertegenwoordigen. Ook de Belgische Zuidpoolexpeditie onder de leiding van luitenant de Gerlache zou in 1896 naar die streken vertrokken zijn, doch op het gewenschte tijdstip was de voorbereiding nog niet afgeloopen; verschillende toestellen ontbraken nog, enz. zoodat de tocht nu eerst in de maand Augustus 1897 zal ondernomen worden. De ‘Belgica’ voltooit op dit oogenblik te Antwerpen hare uitrusting en maakt zijne laatste toebereidselen. De dagbladen hebben daarover reeds allerlei bijzonderheden medegedeeld, zoodat wij ons bij het aanhalen van het voornaamste uit het ontworpen plan kunnen bepalen. de Gerlache wil eerst Grahamland (ten zuiden van zuid-Amerika) en het omliggend gebied nauwkeuriger onderzoeken dan tot nog toe werd gedaan; in den zomer 1898-1899 (wat dus overeenstemt met den winter 1898-99 in onze streken) zal men Victorialand trachten aan te doen en tusschen de beide zuidpoolzomers 1897-98 en 1898-99 zal van den zuidpoolwinter 1898 (dus als het ten onzent het volgend jaar zomer zal zijn) gebruik gemaakt worden om de kleine onbewoonde eilandengroepen van den zuidelijken Indischen Oceaan te bezoeken; op die wijze zal men tevens de strengheid van den poolwinter grootendeels ontgaan. - Moge ook bij dezen tocht de practische zijde van het Zuidpoolvraagstuk niet over het hoofd worden gezien, al moet natuurlijk de wetenschap daarom niet benadeeld worden, maar in vele gevallen is het zeer goed mogelijk de geestelijke en stoffelijke belangen samen voor te staan. Dan zou de Gerlache niet alleen aan de wetenschap een dienst bewijzen, maar tevens aan ons volk nuttig kunnen worden. Een Engelsche zuidpoolexpeditie zal ook naar alle waarschijnlijkheid dit jaar ondernomen worden om de | |
[pagina 56]
| |
zuidelijke ijszee te onderzoeken. De duur van dezen tocht wordt op drie jaar geschat. Eindelijk is ook uit Amerika een dergelijke reis aangevangen, onder leiding van Dr Cook, die Peary op zijne eerste reis naar Groenland vergezelde en dus met het leven in de poolstreken niet onbekend is. Met twee kleine schepen van slechts 100 ton ieder, wil hij in de Erebusen Terrorbaai (op Zuid-Victorialand) aan wal komen om daar onderzoekingen te doen. Misschien zal hij zelfs in die streken overwinteren, indien hij slechts eene gunstige plaats daartoe vinden kan; in het tegenovergesteld geval zal hij den winter op de niet al te ver afgelegen Falklandeilanden (bij de zuidpunt van Zuid-Amerika) gaan doorbrengen. Wij moeten hier verder nog vermelden dat een Duitsche zuidpoolexpeditie is aangekondigd geworden, terwijl plannen bestaan voor een Duitsch-Oostenrijkschen tocht naar de zuidpool; deze laatste tocht zal echter wel dit jaar niet plaats vinden. In ieder geval blijkt uit het voorgaande dat het zuidpoolgebied, dat veel minder gekend is dan het noorpoolgebied, heel wat meer doorkruist wordt, dan men allicht geneigd zou zijn te meenen. Overigens gedurende den poolzomer wordt de streek tamelijk wel bezocht door schepen, die op de walvisch- of de robbenvangst gaan, zoodat onze landgenooten toch niet zoo verlaten zullen zijn, als velen het zich inbeelden. G.S. |
|