Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| |
De school en de vorming van het karakter.Overbekend - en algemeen erkend ook - is het, dat de school steeds een overwegenden invloed uitoefent op het karakter van de jeugd. De jonge mensch, die zich daar jaren lang op de banken komt neerzetten, is gewillig als een tengere plant. Hij neemt, nagenoeg altijd ten minste, de plooi welke men hem geeft. Van het gewicht der eerste opvoeding is dan ook iedereen doordrongen, en juist daarom is de volksschool een twistappel geworden tusschen de politieke partijen. Dergelijke waarheden worden gewoonlijk slechts in vage termen ex cathedra verkondigd. De voorbeelden liggen voor de hand, en toch zou men verlegen zijn de stelling te preciseeren. Dit werd onlangs gedaan in een boekje, voor hetwelk ik een oogenblik de aandacht vraag van de lezers van dit tijdschrift. Voor een vereeniging als het Willems-Fonds heeft het vraagstuk der volksopvoeding immers een kapitaal gewicht.
Het boekje - beter de brochure - is niet meer dan een voorlezing gehouden te Dordrecht in 1894 door den heer J. KoopmansGa naar voetnoot(1). Hij zocht en vond in het karakter | |
[pagina 301]
| |
der Hollandsche volksschool uit de 17e en 18e eeuwen de verklaring van het karakter van den tegenwoordigen Nederlander. De tweeledigheid van den volksaard in het Noorden is inderdaad menigeen opgevallen: aan den éenen kant staat de ronde Hollander, aan den anderen de strakke, stroeve Calvinist. Het eene is aangeboren, is volksaard; en treedt te voorschijn bij volksfeesten en bij de - nog niet geheel afgeschafte - kermissen. De oude meesters, die vaak hun inspiraties zochten bij het volk, leveren schatbare documenten op dit punt: men herinnere zich de kroeg- en kermisstukjes van een Ostade, een Brouwer, een Teniers en een Boeren-Breugel. En bij deze uitingen van het volkskarakter, waarbij de hedendaagsche Hollander zijn voorvaderen allerminst verloochent, moet zich de Kerk wel bepalen tot een lijdzame rol: ‘oude gewoonten zijn kwaad om laten.’ De andere trek in het Nederlandsche volkskarakter is een voortbrengsel der opvoeding. Na de groote splitsing in de 16e eeuw wendde de Staat de hand af van de volksschool: de zoons der rijke kooplui en der gegoeden hadden immers alleen meer uitgebreid en hooger onderwijs noodig, en dit laatste trok de Staat zich dus aan. De eerste opvoeding bleef overgelaten aan de zorgen der Kerk, en kreeg dan ook het karakter dat deze haar gaf. De volksschool in Nederland werd een kweekplaats voor Calvinisme. Niet alleen door direct godsdienstig onderricht, maar ook door de wijze waarop alle vakken voortaan moeiten meewerken tot dat doel. Niet minder werd nu de onderwijzer een instrument in de handen van den godsdienst, en kreeg hij vrij uitgebreide plichten tegenover den predikant en de Kerk. | |
[pagina 302]
| |
Het maandblad de Oude TijdGa naar voetnoot(1) bracht reeds op dit punt zeer merkwaardige bijdragen, o.a. een ‘Voorwaarde waarop Claes Pietersz. Heringa in 1636 tot schoolmeester te Wormerveer werd gehuurd’; over deze schooltoestanden zal de nieuwsgierige lezer meer vinden in het lezenswaarde boekje van Ter Gouw: Kijkjes in de Oude Schoolwereld (nrs 5 en 10 van de Algemeene Bibliotheek, Sijthoff, Lelden). Al de leervakken werden nu aangewend om de jeugd den nieuwen godsdienst in te scherpen; het Latijn werd geweerd omdat het de taal was van Rome, doch dit kwam de volkstaal ten goede. De heer Koopmans beperkte zich bij zijn onderzoek eigenlijk tot het rekenboek: hoe groot ook de afstand was welke beiden scheidde, de Bijbelstof was het, welke dienstbaar werd gemaakt aan de vaardigheid in de cijferkunst. De geheele historie van Israël werd nageplozen. Jongens, die knikkeren, heeten Petrus enPaulus; menschen die een gracht graven of aandeelen hebben in een winst, heeten Abraham, Isaac en Jacob. De leerlingen kregen te berekenen de kosten van den tempelbouw Salomons, het aantal kinderen Israels in de woestijn, alles met verwijzing naar de benuttigde Bijbelplaats. Een voorbeeld van praktischen zin, voorwaar. Zoo leerden ze de cijferkunst en de Bijbelsche historie. In de toepassing gaf dit stelsel aanleiding tot sommetjes, die ons - met onze begrippen over de atmosfeer welke wij aanzien tegenwoordig als de goede op school - doen glimlachen. Echte curiositeiten: luister liever. | |
[pagina 303]
| |
‘Vrage, - luidt een voorstel, - na dien Joseph is verkocht geweest voor 20 gemeyn silverlingen van 5 stooters het stuck; ende onsen Salichmaker is verraden geweest om 30 silverlingen ofte sickelen des Heylichdoms, tot 4 fz 2 $ het stuck. Fraghe, hoe meenichmael meer onsen Salichmaecker gegolden heeft dan Joseph? facit 3 maal meerGa naar voetnoot(1).’ Zoo kregen ze den ouderdom van de aarde te berekenen, de som waarvoor Simson was verraden geworden, en meer andere dingen van dezen aard, alles met gegevens uit de gewijde geschiedenis. Geen wonder dat ze bijbelvast werden. Alles wijst aan, dat de toon welke in de school heerschte, zeer verschillend was van den tegenwoordigen. Hetzelfde cijferboekje, waaraan de vermelde details ontleend zijn, leert ook een massa levenswijsheid. Zuid-Nederlanders zullen hierbij denken aan een oud schoolboek: Den Nieuwen Spiegel der Jongheyd of Gulden A.B.C.Ga naar voetnoot(2), dat de jongens in handen kregen even vóór ze als volleerd de school zouden verlaten: immers, de meester was ‘au bout de son latin’ Maar, terwijl de goede zeden bij ons in 't abstracte bleven, kregen ze in de 18e eeuwsche Hollandsche school door een dramatische inkleeding kleur en leven, terwijl ze eveneens in den vorm van rekenkundige voorstellen kwamen. Op de nationale gebreken namelijk vestigde het rekenboek de aandacht, d.i. juist op die welke het volk als een erfstuk met zich droeg. Lang had de geestelijke overheid geijverd tegen de aangeboren zucht tot drin- | |
[pagina 304]
| |
ken, dobbelen en vechten. Kerkgeboden noch stadskeuren werkten iets uit: het zat in 't merg der natie. Dit streven gaf aanleiding tot rekenkundige vraagstukken in den aard van het volgende: Een dronkaard drinkt één tonne kluins (kluinbier) alleen uit in 10 dagen tijds, en als zijn wijf met kern drinkt, zoo drinken zij de ton uit in 6 dagen. Vrage in hoeveel tijds dat zijn wijf de tonne hluin alleen uitdrinken zouw). facit in 15 dagenGa naar voetnoot(1). Ik zei het immers, dat de oude school een veel minder dor karakter had dan de onze. En wanneer het boek - met de vrijheid welke den ouden tijd kenmerkt in zijn woordenkeus - de onderlinge verhouding der seksen aanraakt, dan wordt het inderdaad prettig. Een dochter spreeckt tot haren moeder/alderliefste moeder/ick souw mij wel geeren met een brave Jonggeselle in den H. echten staat willen vereenigen/indien ick slechts niet te jong en wanr? daarom bidd' ick U/indien U mijn ouderdom noch bewust is, mij sulcx gelieven te seggen: De Moeder antwoorde/lieve Dochter/waert dat datmochte geluckenj ghij en souwt soo heel veel niet tejonck sijn/want alsmen 't getal uwer jaren met 9 ¾ multipliceert, en van den product 12 substrakeert/daer souwen noch blijven 300 jaren. Vrage hoe out is de Dochter geweest? facit 32 jarenGa naar voetnoot(2). Zulke humor is wezenlijk niet slecht. Gaarne zou ik u nog meer mededeelen, om het zeer bijzonder karakter der Hollandsche volksschool in de 18a eeuw te doen uitkomen, o.a. een sommetje omtrent den laatsten wil van zeker koopman, die van huis gaat | |
[pagina 305]
| |
en moeder de vrouw in de blijde verwachting achterlaat. Hij meent dat hij, met het oog op de aanstaande gewichtige gebeurtenis, in zijn testament zoo al vóórziende is geweest als de Natuur die slechts twee geslachten gemaakt heeft; maar ditmaal is het toeval - of het noodlot zooals ge 't noemen wilt - hem de baas, en speelt hem een part. In de geheimen dezer part wordt het cijferende jonge volkje ingewijd, met zooveel uitvoerigheid, dat wij den nieuwsgierigen lezer moeten verwijzen naar des heeren Koopmans boekjeGa naar voetnoot(1). Leukheid of eenvoud? mag men met dezen vragen. De kieschheid onzer vaderen had ruimer grenzen dan de onze, men weet het; doch zoo iets in een schoolboek, dat gaat toch ons begrip te boven. Wat een schrille tegenstelling! ‘In hetzelfde schooluur, biddend aangevangen, lovend geëindigd, waarin bij 't stamelen van 't Onze Vader wordt gesmeekt, de verzoeking te weren van 't kinderhart, - in 't zelfde uur wordt de aandacht bepaald bij een wedstrijd tusschen ‘eens dronkaarts wijf’ en haar man, wie beider het eerst een vat bier verzwelgt; in 't eene oogenblik de Zaligmaker als het hoogste Ideaal van menschelijke volmaking geprezen, - in 't volgende Zijn waarde in ponden vlaamsch en schellingen met concrete cijfers geprijsd. Zusterlijk nemen de Heilige Theologie en de positivistische Arithmetica elkander in den arm, opdat de jeugd vast mocht worden in de leer der Drieëenheid, en niet minder in den Regel van drieën.’ In zulke school werd het volk gekneed tot wat het is: door en door godsdienstig, zooals het zich heden | |
[pagina 306]
| |
voordoet. En toch blijven de oude nationale gebreken op den bodem der volksziel sluimeren: de zucht tot spel en drank, tot luidruchtig vermaak, welke een uiting vinden op zekere tijden, De opvoeding, hoewel eeuwen lang in dezelfde richting geleid, kon ze wel is waar niet versmachten, doch haar invloed, machtig en duurzaam, spreekt zich uit in andere trekken van den volksaard, welke op hunne beurt een rol vervullen in de geschiedenis der natie. Aug. Gittée. |
|