| |
| |
| |
Onderaardsche holen en rivieren.
(Spelaeologie.
Onder de geleerden die in de laatste jaren eene welverdiende faam hebben verworven door het stelselmatig onderzoek der geologische en aardrijkskundige merkwaardigheden die zich in het binnenste der aarde voordoen, is een der beroemdste de Heer E.A. Martel, een Fransch advocaat, die tevens een schrander geoloog en een onvermoeibaar natuurvorscher is. Zijne onderzoekingen hadden voornamelijk tot doel het opsporen, in de kalksteenterreinen, der onderaardsche holen en waterloopen die in gewone omstandigheden voor den mensch ongenaakbaar zijn. Ze hebben vooral in Frankrijk plaats gehad; maar hij heeft ze ook uitgebreid tot andere landen, België, Oostenrijk, Engeland en Griekenland, en door voordrachten en verhandelingen alom bekend gemaakt.
Eene nieuwe onderverdeeling der natuurwetenschappen is aldus ontstaan: de Speleologie of de methodische studie der holen, grotten en spelonken; het is niet de minst belangrijke, want een aantal vraagstukken die zich aansluiten bij de geologie, de natuurkundige aardrijkskunde, de natuurlijke historie, de aardwarmteleer en zelfs de meteorologie, kunnen worden opgelost door het exploreëren van die onderaardsche holen.
| |
| |
Sedert 1888, tijdstip waarop hij zijne werkzaamheden heeft aangevangen, is de Heer Martel in meer dan tweehonderd dier afgronden afgedaald. Het bereiken van die geheimvolle diepten was voor hem en voor de moedige mannen die hem ter zijde stonden, voorzeker eene lastige en gevaarlijke taak. Men was verplicht een ontzagelijk materieel mede te voeren: koorden, rollen en ladders om in de putten neer te dalen; allerhande werktuigen om zich over steenhoopen, rotsblokken en waterloopen oenen weg te banen; booten, uit ondoordringbaar doek vervaardigd om de onderaardsche rivieren te bevaren; gewone, magnesium- en electrische lampen om zich onder den grond te kunnen bewegen of om de wanden der holen helder te verlichten; fotografeertoestellen om zichten te nemen van de voornaamste: merkwaardigheden; telefoonstelsels om met de oppervlakte van den grond in gemeenschap te blijven. Men moest ook een zwaren last van tenten en bedden, levensmiddelen en allerhande gereedschappen mede nemen. Aldus mitgerust, werden die onverschrokken onderzoekers niet zelden voor een troep reizende acrobaten aangezien.
De eerste afdalingen zijn geschied in de Cmissts van Zuid-Frankrijk. Men noemt aldus verbazende kalksteenhoogvlakten die in de nabijheid van het middelmassief ider Cevennen, in de departementen Lozère, Avevron, Lot, Tarn et Garonne, Gard en Hérault, over meer dan vijfhonderd duizend hectaren oppervlakte zich uitstrekken. Die kalksteentafels hebben zich gevormd op den bodem der zee, gedurende het Juratijdperk, soms tot eene dikte van.meer dan vijfhonderd meter. Door de werking van het water hebben er zich | |
| |
in die rotsen diepe kloven of cañons gevormd, waarin onderaardsche rivieren vloeien, alsook aanzienlijke gapingen of mens, waarin men kan afdalen tot verborgen holen zoo indrukwekkend groot en zoo eigenaardig vreemd dat men ze mag vergelijken met de merkwaardigste en de zonderlingste oorden der aarde.
De kalksteen der Causses is van eene eigenaardige structuur: hij is zóo sponsachtig, zóo uiterst doordringbaar voor het water dat hij overal de meteorische vochten laat doorsijpelen, welke zich allengs tot onderaardsche meren en rivieren verzamelen. Daar al de vochtigheid aldus door den steen wordt opgezogen, gelijken die streken op eene naakte woestijn: de plantengroei is er schaarsch; in den zomer is er de hitte verzengend en enkel op groote afsta:.den treft men hier en daar een schraal bevolkt dorp aan. Maar voor den natuurkenner zijn die Causses buitengewoon merkwaardig; in de vallei der Dourbie, dicht bij Rozier, is eene dolomietrots, kalksteen die tevens magnesia bevat, waarop de atmosferische krachten zoo hevig gewerkt hebben dat de steen bovenmatig diep is aangetast geworden; al de weekste deelen zijn weggespoeld en de overgebleven massa heeft aldus de zonderlingste vormen verkregen. Men denkt zich te bevinden voor de puinen van eene oude vervallen of verwoeste stad, met hare overblijfsels van poorten en gekanteelde ringmuren, hare torens, kerken, bogen, pylonen en circussen, dit ‘alles van ontzaglijk groote afmetingen, in de meest onderscheiden en de grilligste architectuur. Die reusachtige en fantastische ruinen zijn bekend onder den naam van Montpellier-le-vieux.
De bodem der avens is zeer verschillend; doch, in de | |
| |
meeste gevallen leidt de opening tot opeenvolgende putten die dieper en dieper in het binnenste der aarde dringen; zoo heeft men er aangetroffen waar er tot vijf hoven elkaar geplaatste putten zijn tot eene diepte van hij de twee honderd meter; en het is niet zonder gevaar dat men den voet zet op de rédans of rust plaatsen die zich tusschen die putten bevinden.
Het ware hier onmogelijk, zelfs in het kort, melding te maken van de verschillende afdalingen die in de Gausses of elders door den Heer Martel zijn uitgevoerd; wij zullen enkel eenige bijzonderheden mededeelen aangaande de merkwaardigste dier afgronden.
De ‘aven’ van het hol van Padirac opent zich in volle veld, in de ‘Causse de Gramat’ nabij Rocamadour in het ‘departement du Lot’. De put heeft den vorm van een afgeknotten kegel; de ronde opening, die men alleen ontwaart als men zich op den boord bevindt en waarvan men zich met schrik terugtrekt, heeft een diameter van vijf en dertig meter; op eene diepte van vijf en zeventig meter is de middellijn van den bodem vijf en zestig meter. Op dien grond, waar zich eene kegelvormige massa van keien en steenblokken verheft, opent zich vooreerst een reusachtig booggewelf, 10 meter breed en 30 m. hoog, waar reeds het bruischen van stroomend water wordt waargenomen; het is de ingang van eene pikdonkere galerij die tot eene diepte van honderd meter naar een riviertje leidt, dat links dadelijk in de rots verdwijnt en dat men rechts kan opvolgen tot aan een meertje waar het zijnen oorsprong neemt.
| |
| |
Rechtover het bovengenoemde gewelf is de opening van een tweeden put, die elf meter diep is en tot eene prachtige grot geleidt, heel bekleed met glinsterende dropsteenen; daar wordt een derde diepte aangetroffen langs dewelke men honderd en drie meter onder den grond kan afdalen tot aan het onderaardsch riviertje dat door een lange gang stroomt, waarin legioenen vledermuizen haar verblijf hebben. Soms is die rivier zes meter breed en diep in verhouding; ze loopt dikwijls tusschen muren die zich tot veertig meter hoogteverheffen.
Door achtereenvolgende uitzettingen dier galerij ontstaan van afstand tot afstand kleine meren; en op die plaatsen is de rots met de schitterendste kalksteenkristallen versierd. Op eene lengte van drie kilometer zijn er aldus twaalf meertjes; en de rivier loopt over zes en dertig gonrs of dammen die soms de hoogte van zes meter bereiken. De grootste is 15 meter lang. Al die merkwaardigheden maken van het hol van Padirac een echt natuurwonder, eenig in zijne soort.
Men heeft voorgenomen den afgrond van Padirac voor de toeristen toegankelijk te maken. Eene maatschappij heeft den eigendom aangekocht van den put, de holen en van de onderaardsche rivier. Men zal er ladders plaatsen, wegels aanleggen, booten laten vlotten, de electrische verlichting inrichten om ten allen tijde een der tooverachtigste natuurtooneelen te kunnen bewonderen.
La Crouzatte is een ‘aven’ in de nabijheid van Reilhac, in het ‘département du Lot’. Het is eene soort van trechter, aan de oppervlakte der Causse, bij den weg van Gramat naar Reilhac, die naar eene sterk | |
| |
hellende galerij leidt, welke op eene lengte van vijftig meter in eenen heuvel doordringt en eindigt aan eenen kegelvormigen put van zes meter diepte. Als men door middel eener plank deze opening overstapt, bereikt men een tweeden put, dertig meter diep, waarvan de grond met keien bezaaid en met prachtige stalagmieten versierd is. Nog wat verder in de galerij komt men aan een derden afgrond, van eene onpeilbare diepte, en waarin men snel vlietend water hoort ruischen. In dien kolk is men slechts tot een veertigtal meter kunnen afdalen; de wanden waren bekleed met heerlijke stalactiten die, onder de stralen van het magnesium licht, als reusachtige kristallen schitterden.
Heele zwermen vledermuizen fladderden rondom den onversaagden onderzoeker die, gezeten op een stok welke aan eene lange koord was vastgemaakt, de geheimen van die onderaardsche natuur trachtte op te sporen. Tegen den boord van dien put waren talrijke gaten van eenige centimeters middellijn, waarin groote roode spinnen huisden die jacht maakten op de nachtvlinders welke in dit duister verblijf rondzwierven.
Eene zonderlinge omstandigheid wekte hier de aandacht op: over deze laatste opening was eene brug gelegd, grof uit boomtakken vervaardigd, langs welke men, door een nauwe gang, in een hol kwam waar men met verbazing een twaalftal slaapsteden aantrof, ruw uit gevlochten twijgjes samengesteld en rondom den wand der grot gerangschikt. Niets kon doen vermoeden hoe en wanneer menschen het hadden durven wagen, eene verblijfplaats te zoeken in dien onderaardschen kuil, waartoe men alleen ten koste van de grootste gevaren toegang heeft.
| |
| |
In Auvergne is. de Heer Martel neergedaald in de Creux de Souci, een kolk, die zich voordoet in een hasaltischen lavastroom, in de Puy-de-Dôme, op 1275 meter zeehoogte, een tachtigtal meter boven het meer Par vin. Het is een kratervormige trechter van 25 meter diameter; op eene diepte van 11m,50 is een put van 4 mieter opening, de eigenlijke afgrond, die 21m,50 diep is en eindigt aan een. watervlak. Het binnenste van de ‘Creux’ is een uitgestrekt rond hol, van 50 meter middellijn, in vorm van koepel, wiens middelgedeelte ingenomen is door een cirkelvormig meer, 30 meter breed en 3 meter diep. Het koolzuurgas vormt boven dit meer eene laag. van 4 meters hoogte; er bestaat dus daar eene ‘mofette’ of uitvloeiing, van koolzuur zoo als in. de bekende hondsgrot in Italië. Geen spoor van waterloop werd hier waargenomen.
In dien kuil was de temperatuur zeer onregelmatig; in het water van het meer wees de thermometer + 1º,2 aan; een en half meter boven den waterspiegel Iº; tot de hoogte van 17 ½ m., 2°25; op 19 meters hoogte 6°; aan de opening 10°,5. De temperatuur van dit hol was dus buitengewoon laag, hetgeen wordt toegeschreven aan de sneeuw die gedurende vele maanden des jaars die streken bedekt en die, bij het smelten, door den grond in de holte dringt en er de lucht, die zich niet kan vernieuwen, merkelijk afkoelt.
In de Creux-Percè, op 15 kilometer afstand van Dijon, op de hoogvlakte van Langres, werd een verschijnsel van een anderen aard waargenomen, namelijk een natuurlijke ijskelder. De Creux-Percé is eene uitgestrekte holte, 40 meter lang, 20 m. breed en 55 m. diep, zonder uitweg noch gemeenschap met andere | |
| |
holen of onderaardsche rivieren; op den bodem bevinden zich groote rnassas van het zuiverste en doorschijnendste ijs en aan de wanden zijn ijszuilen vastgehecht van 15 meter hoogte, waarin het zwakke daglicht even als in onmeetbare kristalvormen wordt gebroken en een heerlijk schouwspel oplevert. In dien afgrond is de temperatuur het heele jaar door onder het nulpunt en aan zeer weinig schommelingen onderhevig.
Nu onlangs heeft de Fransche geleerde in Engeland de Swallow Holes (opslorpers) van Yorkshire bezocht, en namelijk het beroemdste van alle, de Gaping Ghyll of gapende vallei. In het noord-westen van dit graafschap is een kalksteenmassief van het kolentijdperk, waarvan de berg Ingleborough het middelpunt uitmaakt, en dat doorboord is door een groot aantal natuurlijke putten. De grootste is de Gaping Ghyll, op 410 meters zeehoogte; het is een uitgestrekte trechter waarin een beekje verdwijnt, de Fell Beek, dat over eene reeks terrassen evenals over de treden van een reusachtige trap een groot aantal watervallen vormt en dan vertikaal in de diepte neerstort.
Op het uiteinde van den trechter begint een put van 10 meter lengte op 5 m. breedte, die op 70 meter diepte toegang geeft tot eene kolossale spelonk, 150 meter lang, 30 m. breed en 30 m. hoog; het is als een reusachtige ketel waarvan de put de schouw vormt. Het is met de grootste moeite dat het den heer Martel gelukt is in dien statigen beuk neer te dalen, na vooraf een groot gedeelte der wateren der Fell Beek te hebben doen afleiden. Het afdalen duurde twintig minuten; en de onverschrokken onderzoeker, ondanks zijne ondoordringbare kleedij, was gansch doorweekt door het | |
| |
afstortende water, dat zelfs de telefonische toestellen heel had doordrongen.
De wateren van het beekje zijpelen door het grint dat den bodem van het hol vormt; want aan de hellende uiteinden, waar ingestorte puinhoopen den weg versperren, hoort men duidelijk het bruisen van loopend water; het is slechts op 1600 meter afstand van de opening van den trechter, en 45 meter lager, dat het riviertje weer te voorschijn komt.
Evenals de groote avens des Causses, is de Gaping Ghyll een erosie-afgrond, eene diaclase of kloof die door het water afgevreten en steeds wijder geworden is, maar die nog altijd als opslorpingsput dienst doet. Onder dien reusachtigen koepel is geene enkele kalkconcretie waar te nemen; hetgeen geheel natuurlijk is, vermits dit hol, bij hevige stortregens, zeer dikwijls vol water staat. Drie merkwaardigheden zijn er vooral te bewonderen; vooreerst de bijna volstrekte vlakheid van den grond; het is als een onderaardsch effen strand van zand en keien; dan, het zacht gemurmel en de doorschijnende lichtheid van den waterval die volkomen loodrecht naar beneden valt zonder dat het minste windje die richting komt storen; eindelijk het zwakke daglicht dat door de vallende waterdroppels in de helderste kleurschakeeringen wordt ontbonden en een lichteffect daarstelt dat door een menschelijk oog nooit is gezien geweest. Dit is, schrijft de heer Martel, een der indrukwekkendste tooneelen die ik ooit heb kunnen aanschouwen.
Uit hetgeen voorafgaat, blijkt duidelijk dat men die verborgen ruimten kan aanzien als onderaardsche | |
| |
dalen, waarbij men ook engten en uitzettingen, hoofddalen en nevendalen, meren en watervallen waarneemt en die in innigen samenhang zijn met onderaardsche waterloopen welke, na geruimen tijd in de rotsen te zijn verdwenen, plotselijk te voorschijn komen als krachtige bronnen die in staat zijn dadelijk eene belangrijke rivier te doen ontstaan. Ook zijn er van die waterloopen die nimmer aan het daglicht komen en rechtstreeks onder den grond in de zee verdwijnen.
Ed. Verschaffelt.
|
|